Lezers die Asterix trouw hebben bijgehouden moeten zich hebben afgevraagd waar ze dat ‘coronavirus’ toch van kenden. Het antwoord is Asterix en de race door de laars, waarin een wagenmenner voorkomt met de naam Coronavirus. Zijn bijrijder moet Bacillus. Ongetwijfeld heeft Albert Uderzo, de oorspronkelijke tekenaar van Asterix, Obelix en de hele meute besnorde, everzwijn etende, Romeinen meppende Galliërs, hierom gelachen hebben. Het was een van de laatste keren dat hij meemaakte hoe zijn levenswerk kruiste met de actualiteit. Hij overleed vorige week op 92-jarige leeftijd aan een longontsteking die, aldus de berichten, niets met corona te maken had.
Uderzo tekende de laatste vier afleveringen van Asterix niet meer zelf; hij had de pen overgedragen aan een nieuw duo. Voor veel fans was de lol er daarmee definitief af, voor zover die niet al verdwenen was nadat Uderzo’s kompaan René Goscinny in 1977 was overleden. Het was de combinatie van Goscinny’s geestigheid en Uderzo’s rijke tekeningen die Asterix zo geliefd maakte. De strips waren tegelijk door en door Frans en van de hele wereld. Er zijn 380 miljoen albums verkocht, in 110 talen en dialecten. Als een reis op papier ook telt, is dat ene dorpje de meest bezochte plek van Frankrijk na Parijs.
Goscinny en Uderzo bedachten hun creatie in 1961. Ze hadden al eerder samen stripfiguren verzonnen, de meeste waren een variant op Amerikaanse cartoonfiguren. Ze waren opgegroeid met Disney, maar Franse uitgevers wilden een inheems beeldverhaal dat kinderen iets over hun voorgeschiedenis zou leren. Het werd ‘Asterix’, zodat hun werk bovenaan kwam te staan in alfabetische catalogi. Het werd een Bretons dorpje, omdat de broer van Uderzo daar zat ondergedoken tijdens de oorlog.
Wat volgde was een parade van albums die eigenlijk gingen over het naoorlogse Frankrijk, gekenmerkt door de spanning tussen traditioneel plattelandsleven en de moderne, administratieve staat. In Asterix blijkt dat de victorie van het verre Rome pas compleet is als héél Gallië aan zijn levenswijze is onderworpen. De Gallo-Romanen, die pilaren voor hun lemen hut zetten en toga’s dragen, zijn eigenlijk cultuurverraders (De kampioen). Bijna gaat het mis als de Romeinen het kapitalisme introduceren bij de Galliërs. Je kunt Obelix en co lezen als een parabel over verzet tegen mondialisering.
Hoe dan ook paste een opstandige commune vol langharigen die wars zijn van materiële status prima in de vrije jaren zestig. En dus verzetten Asterix en zijn dorpsgenoten zich niet alleen tegen centurions en legionairs, maar ook tegen een ambitieuze projectontwikkelaar die aan de Bretonse kust enorme vakantiecomplexen wil bouwen (De Romeinse lusthof). In datzelfde album sympathiseren ze met een slavenopstand, zoals de 68’ers zich bij stakende vakbondsleden voegden. Popmuziek en generatiestrijd doen hun intrede in de vorm van Hippix, Asterix’ werkschuwe neef die luistert naar zijn favoriete band de Monkix (Asterix en de Noormannen).
Hoewel Uderzo’s Galliërs de wereld het liefst buiten houden, dwingt het lot ze Europa in, zoals ook Frankrijk opging in Europeanisering. Flegmatieke Britten, Zwitsers met smetvrees, Corsicanen verwikkeld in vendetta’s, de stereotypen worden smakelijk aangezet. Het best verkochte album in Duitsland werd Asterix en de Goten, waarin de ontvangende stamhoofden punthelmen dragen en via coups aan de macht komen. Uderzo had achteraf spijt van het anti-Duitse sentiment op zijn pagina’s. Het verraadde de geest waarmee Asterix werd gemaakt: door Fransen die zichzelf zagen als superieur binnen Europa. Voor Obelix zijn al die buitenlanders immers maar rare jongens.
Overigens was Uderzo de zoon van Italianen uit de Veneto, die in de jaren dertig de Franse nationaliteit aannamen. Uderzo’s vader emigreerde na een ruzie met zijn broer. Wellicht kan dat verklaren waarom de onderlinge knokpartijen van de Galliërs en de ruzies tussen de koppige Asterix en Obelix een terugkerend thema zijn. Met als grote verschil dat in Asterix aan een rijk gevulde tafel altijd de verbroedering wacht. Het is een van de meest typerende plaatjes, gemaakt door een man voor wie een loopbaan als tekenaar niet voor de hand lag. Uderzo werd geboren met zes vingers en was kleurenblind.
CharlieHebdo publiceerde onlangs een variant op Uderzo’s werk. De Galliërs dragen een geel hesje en gaan feestend aan tafel nadat ze ‘Macronix’ hebben vastgebonden. Nu voormalig Gallië wordt opgeschud door protestgroepen, wordt Asterix er weer bijgehaald. Libération wijdde er een artikel aan: zijn Asterix en Obelix voorlopers van de gele hesjes? Ja, was de conclusie. Ze zijn anti-autoritair, willen geen belastingen afdragen en hebben een hekel aan Parijs.
‘Onverzettelijke Galliërs’, mopperde Macron over de demonstranten. Zou hij weten dat de figuur van de hoogopgeleide betweter die het dorp komt vertellen hoe te leven verschillende keren opduikt in de strips? In Obelix en co figureert Preposterus, die prat gaat op zijn studie economie en Cesar een plan voorlegt om de primitieve dorpsbewoners in het kapitalisme te integreren. Het is Campus die in De Romeinse lusthof komt met bouwplannen voor een nieuw Rome, pal naast het Gallische dorp.
Uderzo is overleden, maar de actuele waarde van zijn werk blijft. In het jubileumalbum uit 2009, De verjaardag van Asterix en Obelix, eet Obelix kikkererwten. Er zijn plannen om Parijs autovrij te maken. Asterix en Obelix zagen hoe Lutetia in 50 voor Christus al last had van opstoppingen en luchtvervuiling. Lees Het gouden snoeimes er maar op na.