Jaren geleden mocht ik in gesprek met de commissie van de Raad van Europa die zich bezighoudt met de corruptiebestrijding, Greco geheten. De afgevaardigden onderzochten de financiering van politieke partijen, ook in Nederland. Wat ik me vooral herinner, is dat de commissieleden Nederlanders te goed van vertrouwen vonden.
Die herinnering kwam boven toen ik een maand geleden aanwezig was bij een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Het onderwerp was ‘buitenlandse beïnvloeding van verkiezingen en de bestendigheid van de democratie’. Groot was de belangstelling onder de Kamerleden niet. Het eerste uur waren er vier parlementariërs, het tweede uur nog maar twee, de initiatiefnemers voor dit gesprek, PvdA-leider Lodewijk Asscher en vvd-Kamerlid Jan Middendorp. Nodigen ze gasten uit van het Moscow Project uit de VS en de Universiteit van Amsterdam, en dan laten de gastheren het zelf afweten.
Niet netjes, maar bovenal verbaasde het me. Over precies een jaar is de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer in volle gang. We hebben gezien hoe vier jaar geleden in de VS de beïnvloeding van de presidentsverkiezingen vanuit Rusland het vertrouwen in de democratie ondermijnt. Toen onlangs na de eerste primary voor de komende presidentsverkiezingen in de staat Iowa de uitslag bij de Democraten op zich liet wachten, ging er een golf van angst door het land: zou er geknoeid zijn met de uitslag?
Maar Nederland is toch niet te vergelijken met de VS? Klopt. Ik kan hier slechts herhalen wat de onderzoekers van het Moscow Project vertelden. Zij doen onderzoek, in de woorden van het onderzoeksteam, naar de waarheid achter de betrokkenheid van president Donald Trump bij de Russische aanvallen op de Amerikaanse democratie.
Op de vraag van PvdA-Kamerlid Asscher of ook Nederland gevaar loopt bij verkiezingen vanuit een buitenland te worden beïnvloed, antwoordde onderzoeker Max Bergmann met een luid en duidelijk ja. Nederland is weliswaar een klein land, maar door de vele internationale organisaties die hier zijn gevestigd en de relatief grote rol die Nederland speelt in de EU, is ons land volgens de Amerikaan interessant.
Volgens Bergmann groeit het wantrouwen alleen al doordat er sprake kán zijn van beïnvloeding vanuit een buitenland. Twijfel is zo gezaaid, zelfs als er niks aan de hand zou zijn. Ironisch genoeg zaait die opmerking van Bergmann zelf al twijfel. Hij drukte de Nederlandse parlementariërs op het hart te voorkomen dat een van de partijen die deelneemt aan de verkiezingen baat heeft bij het zaaien van wantrouwen.
Vraag is dan natuurlijk wel: hoe doe je dat in de praktijk? Zeker in een land met zo veel partijen in het parlement. De twee Amerikanen adviseerden om het uitsluiten van buitenlandse invloeden tot nationale zaak te verheffen, waar alle partijen zich hard voor maken. Maar alleen al door de geringe belangstelling voor dit rondetafelgesprek lijkt dit aan menig dovemans oor gericht.
De twee wetenschappers van de UvA, Richard Rogers en Sabine Niederer, waarschuwden voor junk news, niet te verwarren met nepnieuws. Onder junk news verstaan zij attractief verpakt nieuws, sensationeel van toon, met een extremistische lading, waarin – verborgen – commentaar zit. Ze noemden het ‘hyperpartisan’ nieuws en vergeleken het met een culturele oorlog.
Nepnieuws speelde volgens hen geen grote rol bij de laatste verkiezingen, die voor de Provinciale Staten in 2017 en de Europese verkiezingen in 2019. De invloed van junk news zagen ze echter groeien, van tien procent bij de Statenverkiezingen tot 25 procent bij de verkiezingen voor het Europese parlement. Was er toen sprake van buitenlandse beïnvloeding? Nee, volgens de hoogleraren moeten we in Nederland juist alert zijn op de verspreiding van junk news door kunstmatige trollen van eigen bodem, via Facebook. Wat overigens niet minder alarmerend is.
Na al die waarschuwingen snak je naar oplossingen. Maar dat die er niet een-twee-drie zijn, was misschien een reden dat menig Kamerlid verstek liet gaan bij dit gesprek. Wetgeving loopt altijd achter de feiten aan. Bovendien moet wetgeving voor dit probleem in internationaal overleg tot stand komen, wat het ingewikkeld maakt.
De verantwoordelijkheid leggen bij de inlichtingendiensten is eveneens snel gezegd, maar minder makkelijk gedaan. Zij zijn immers in een technische wedloop verwikkeld, met slechtwillende buitenlandse collega’s of junk-nieuwsverspreiders van eigen bodem. Game it out! adviseerde de Amerikaan James Lamond. Ja, maar dat probeert die ander dus ook.
Het advies van de UvA-wetenschappers was om geen zuurstof te geven aan extremisten. Maar wie bepaalt wat extremistisch is? Ik vind een politicus die spreekt van veerdiensten vanuit Afrika om in Europa de nationale identiteit te verzwakken behoorlijk extremistisch. Geen zuurstof aan geven? Niet te veel nee, maar serieuze media kunnen het niet laten passeren.
En wat is de verantwoordelijkheid van de politici zelf? Geen onduidelijk geld aannemen, geen trollen aanvuren. Maar houden ze zich daaraan? En wat doet het met de uitslag als een partij geheel legaal via de leden daags voor de verkiezingen de sociale media van een partijleider met likes overstelpt, zoals vvd-Kamerlid Middendorp zich hardop afvroeg? Er kroop een duiveltje in mijn hoofd: waren dat soort voornemens van de kant van politieke partijen ook een reden dat er weinig belangstelling was voor dit rondetafelgesprek? Vertrouwen is goed, maar alert zijn is beter.