Ajax - SC Buitenveldert (2016)

De belangrijkste zin uit Chris Kraus’ roman I Love Dick is: ‘Who gets to speak, and why – is the only question.’ Het is een regel die almaar door mijn hoofd galmt, wanneer ik na de wekelijkse wedstrijd van Ajax naar het Fox Sports-programma De Eretribune kijk. Tegenwoordig zie ik ongeveer iedere wedstrijd van Ajax, allereerst omdat de titelstrijd zo verschrikkelijk spannend is maar ook omdat het zo nu en dan best prettig is om te veranderen van een denkend mens in een scheldend en tierend mens. Zelf heb ik heel lang gevoetbald, tamelijk hoog zelfs, maar ik heb de echte top nooit gehaald en als ik mijn omgeving moet geloven lag dat precies aan die neiging: na te denken – en daar vrijwel nooit mee op te houden.

Ik speelde in de damesselectie van SC Buitenveldert en aangezien de kracht van onze hoofdcoach naar eigen zeggen niet in de communicatie lag, had hij daarvoor een speciaal iemand ingehuurd: mental coach Bert. Bert plande geen afspraken met ons in; hij was er gewoon – het liefst in de kantine en aan de bar. ‘Bert Rooieneus’, werd hij ook wel genoemd. Iedereen liep altijd met een boog om hem heen, omdat hij onophoudelijk de diepte in wilde. Eigenlijk was ik de enige speelster van onze selectie die daar wel op zat te wachten, alleen kwamen Bert en ik die diepte niet echt te boven. Meestal zuchtte hij alleen maar heel lang, wanneer ik was uitgesproken, en dan hoorde ik het weer: ‘Sofietje, stap jij eens uit dat koppie van je.’

Tenslotte heb ik maar geconcludeerd dat koppies en topsport een onoplosbare tegenspraak vormden, en ik mijn tijd beter kon besteden buiten het veld. Sindsdien kijk ik Ajax, op het dwangmatige af, en bewijst Frenkie de Jong dat aarzeling een voetballer niet per se slechter maakt. Daarom laat ik na de wedstrijd mijn televisie nog altijd even aan staan, in de hoop dat er bij De Eretribune nog één of twee wijze woorden vallen over het fenomeen Frenkie of het spel van Ajax in het algemeen. Die vallen niet – of althans, ik hóór ze niet, want het enige waar ik op dat moment nog op kan letten is Aletha Leidelmeijer, de presentatrice.

Aletha Leidelmeijer presenteert het programma samen met Jan Joost van Gangelen, en hoewel ze in principe allebei aan het hoofd van de tafel zitten lijkt Leidelmeijer zich altijd net iets schuiner tot die tafel te verhouden dan Van Gangelen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de redactie van De Eretribune haar stoel in de eerste instantie telkens vergeet, en deze vlak voordat ze live gaan nog even aanschuift. Wanneer de nabespreking van start gaat, lijkt het alsof Leidelmeijer vanwege haar ongunstige positie aan tafel voortdurend net iets minder goed verstaanbaar is: niemand reageert op haar, althans nooit direct. Alles wat ze zegt, moet ze minstens drie keer zeggen voordat het gehoor krijgt. Intussen mompelen ze maar door, de uitgenodigde ex-profvoetballers in zulke getailleerde pakken dat je vreest dat ze er bij één verkeerde beweging uitscheuren.

Al starend naar Leidelmeijer begint het peinzen opnieuw, en moet ik denken aan de reden waarom ik de overstap naar SC Buitenveldert ooit maakte: om wille van het woord. Dat had ik namelijk nooit, in mijn vroegere jongensteam bij AVV Swift. Ik zei natuurlijk wel eens iets, net zoals Leidelmeijer er zo nu en dan een regel tussen krijgt, alleen leken die opmerkingen nooit echt aan te komen. Als je opmerkingen maar lang genoeg niet aankomen, houd je op een gegeven moment vanzelf je mond. Ik neem aan dat mijn bijnaam bij AVV Swift, Sister Slis, daarvandaan kwam. Nu ben ik een van de meest vloeiend sprekende mensen die ik zelf ken, maar zolang iemand zwijgt blijft de mogelijkheid natuurlijk bestaan dat diegene een spraakgebrek heeft.

Toen ik wegging bij SC Buitenveldert kreeg ik een ingelijste foto cadeau van mijzelf in duel met een speelster van Ajax. Ik viel in die wedstrijd, en vlak voordat ik binnen de lijnen kwam zei mijn coach: ‘Koppie uit, gewoon genieten.’ Een paar minuten later kreeg ik een bal in mijn gezicht, waardoor alleen mijn rechteroog nog werkte en ik het veld moest verlaten. We verloren uiteindelijk met 4-1, maar dat hoorde ik pas toen ik me na afloop op de tast een weg door de kantine probeerde te banen. Die foto hangt nu in mijn badkamer, en wanneer ik er tijdens het douchen naar kijk denk ik eigenlijk nergens aan – ik geniet alleen, van het feit dat mijn zicht weer scherp is en ik die lijnen nooit meer binnen hoef.