Het is volle bak. Hakken tikken op het parket. Onder luid gestommel zoeken diplomaten, journalisten, juristen en andere Strafhof-watchers een plekje op de klapstoelen van de publieke tribune. Een tengere gestalte, geheel in het zwart gekleed, is net binnengekomen. Bezoekers fluisteren ‘wat doet zij hier?’ en werpen nieuwsgierige blikken naar de eerste rij. Daar neemt filmster Angelina Jolie, die zich profileert als goodwill-ambassadeur van de Verenigde Naties, plaats voor deze historische zitting van het Internationaal Strafhof.

Het slepende proces tegen de Congolese krijgsheer Thomas Lubanga Dyilo is eindelijk in een beslissende fase beland. Alle getuigen zijn gehoord. Het bewijsmateriaal is gepresenteerd. De aanklagers, de verdediging en de advocaten van de slachtoffers houden nu – op 25 en 26 augustus 2011 – kort en krachtig hun slotpleidooien in dit allereerste proces van het Hof.

Een strenge bewaker maant bezoekers op de publieke tribune, die met kogelvrij glas is gescheiden van de rechtszaal, tot rust. In de stilte vlak voor aanvang daalt een plechtige sfeer neer over deze hoogmis van het internationale recht. ‘All rise’, klinkt het in de koptelefoon. In één golfbeweging staat iedereen op als drie rechters in hun blauwe toga’s de rechtszaal binnenschrijden. Ze maken een kleine buiging naar de griffiers, aanklagers en advocaten die, gehuld in zwarte toga’s, met een knikje antwoorden.

Links zit de verdachte, in een keurig kostuum, tussen twee bewakers in. Aan zijn linkerhand fonkelt een trouwring. Een herinnering aan een vervlogen gezinsleven met echtgenote en, naar verluidt, zes of zeven kinderen. Lubanga (1960), die ooit psychologie studeerde, was de leider van de Union des Patriotes Congolais (upc) en de gewapende tak Force Patriotique pour la Libération du Congo (fplc). Hij staat terecht voor oorlogsmisdaden wegens het rekruteren, inzetten en het laten meevechten van kindsoldaten onder de vijftien jaar in de periode 2002-2003. Critici wijzen erop dat het Strafhof een wel zeer beperkte aanklacht tegen de krijgsheer heeft geformuleerd. Lubanga’s rebellen maakten zich tijdens de oorlog in het Oost-Congolese district Ituri tegen de rivaliserende Lendu schuldig aan moordpartijen, marteling, verkrachting en plundering. Bij de strijd, die tussen 1999 tot 2003 een hoogtepunt bereikte, zouden naar schatting vijftigduizend doden vallen.

Het team van aanklagers zal het spits afbijten. Fatou Bensouda, op dat moment nog plaatsvervangend hoofdaanklager, staat er als een brok overtuiging. Op gedragen toon betoogt ze dat haar team vandaag zal aantonen dat Lubanga ‘buiten elke mogelijke twijfel’ schuldig is. ‘Misdrijven die honderden kinderen troffen. Deze kinderen werden getraind in zo’n twintig kampen in Ituri, een gebied groter dan Nederland. Ze werden gebruikt om te vechten in conflicten, werden gebruikt om te doden, verkrachten en plunderen.’ Terwijl Bensouda spreekt, gaat hoofdaanklager Luis Moreno-Ocampo, die achter haar zit, met twee vingers over zijn rommelige baardje en maakt onbewust een V-teken.

Op monitoren die bij de publieke tribune hangen, verschijnen beelden van een video uit 2003, die als cruciaal bewijsmateriaal geldt. De lange slanke Lubanga loopt in camouflagepak losjes swingend door het kale trainingskamp Rwampara, met op de achtergrond de heuvels van Ituri. Hij wordt omringd door tientallen mannen en jongens. Sommigen dragen een uniform, anderen niet meer dan een versleten T-shirt en broek. De krijgsheer spreekt zijn manschappen moed in. ‘Het werk dat jullie kennen, om opgenomen te zijn in het leger, getraind te worden en wapens te gebruiken, is gezegend’, oreert hij. Sommige jongens zien er piepjong uit. Dat is exact waarom de aanklagers de video vertonen. Het bewijs dat de krijgsheer kindsoldaten heeft ingezet staat met deze beelden als een huis.

In de verdachtenstoel staart Lubanga met een lege blik voor zich uit. Steeds vaker laat hij zijn hoofd zakken. Alsof hij zelf beseft dat met de video en aanvullende bewijzen zijn lot is bezegeld.

Het International Criminal Court (icc), tijdelijk gevestigd aan de rand van Den Haag, ging op 1 juli 2002 van start. Het is het eerste permanente internationale strafhof dat oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide (en op termijn wellicht ook agressie) vervolgt, mits deze na de startdatum zijn gepleegd. Weinigen hadden gedacht dat regeringen het Hof zouden vragen om op hun eigen grondgebied onderzoek te doen. Maar nadat Oeganda zich eind 2003 had gemeld, verwees enige maanden later de Democratische Republiek Congo de oorlogssituatie in Ituri naar het Strafhof. Lubanga was de allereerste verdachte die het icc, dat dringend verlegen zat om zaken, in handen kreeg. Op 16 maart 2006 werd de krijgsheer door Kinshasa uitgeleverd. Sindsdien zit hij in het detentiecentrum in Scheveningen. Na dit requisitoir lijkt het er niet op dat er snel een einde aan die gevangenschap zal komen.

Het betoog van de aanklager verloopt vlot, maar de zaak zelf werd gekenmerkt door groot juridisch tumult. Tweemaal legden de rechters de zaak stil en eisten de vrijlating van Lubanga. In 2008 omdat de aanklager had geweigerd de bronnen van mogelijk ontlastende informatie prijs te geven. In 2010 wilde de aanklager de identiteit van een Congolese tussenpersoon, die betrokken was geweest bij het zoeken en voorbereiden van getuigen, geheim houden. In beide gevallen liep het met een sisser af. De aanklager bond in, de kamers van beroep draaiden de besluiten terug en de krijgsheer bleef gevangen in het detentiecentrum in Scheveningen, waar het in het icc-blok intussen wat drukker was geworden. Als hoofdleverancier van verdachten had Congo ook Germain Katanga en Mathieu Ngudjolo Chui uitgeleverd, twee aartsvijanden van Lubanga in de oorlog in Ituri. Ook de voormalige vice-president van Congo zat inmiddels vast. Jean-Pierre Bemba Gombo was door België uitgeleverd om als commandant terecht te staan wegens internationale misdrijven die zijn milities in buurland Centraal-Afrikaanse Republiek zouden hebben begaan. Na een trage start was het Strafhof eindelijk op stoom gekomen.

Om de dag een historisch tintje te geven heeft de aanklager een bijzondere gast uitgenodigd. Met opmerkelijk vaste stem begint Benjamin Ferencz (92) te spreken: ‘Als Amerikaans soldaat overleefde ik de onbeschrijflijke verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en was ik een bevrijder van de vele concentratiekampen.’ Vrijwel meteen na de bevrijding werd hij benoemd tot aanklager van het Neurenberg Oorlogstribunaal dat de nazileiders vervolgde. ‘Ik was 27 jaar oud.’ Met zijn staat van dienst heeft Ferencz iets onaantastbaars dat afstraalt op de aanklagers. Na een korte terugblik op de ontwikkeling van het internationaal strafrecht staat de veteraan stil bij het onnoemelijke lijden van de kindsoldaten en hun families in Ituri. ‘Laat de stem en het vonnis van dit waardige internationale hof spreken voor het gewekte bewustzijn van de wereld’, besluit Ferencz zijn toespraak.

Steeds vaker laat de krijgsheer zijn hoofd zakken. Alsof hij zelf beseft dat met de video en aanvullende bewijzen zijn lot is bezegeld

Daarna zijn de advocaten van de slachtoffers aan de beurt. Het is voor het eerst in de geschiedenis van de internationale tribunalen dat ook slachtoffers zich in de rechtszaal kunnen laten vertegenwoordigen. Maar liefst zes advocaten houden ieder een toespraak. Als Lubanga hoort welke trauma’s zijn misdrijven hebben veroorzaakt, schudt de krijgsheer zijn hoofd. Het tl-licht weerspiegelt op zijn bezwete voorhoofd.

De publieke tribune vertoont veel lege plekken als op de tweede dag van de slotpleidooien de advocaten van Lubanga aan de beurt zijn. Maître Catherine Mabille, een pleiter met een serieuze blik, zet een oranje leesbril op haar neus. De gerespecteerde advocate uit Parijs blijkt totaal niet onder de indruk van de presentatie van de aanklagers. Ze richt haar pijlen op het hart van hun onderzoek.

Mabille brengt in herinnering dat de aanklagers tijdens het proces negen voormalige kindsoldaten als getuigen hebben opgeroepen. Deze jongeren zouden tussen de tien en veertien jaar zijn geweest toen ze werden ontvoerd, waarna ze aan militaire trainingen en extreme wreedheden zouden zijn blootgesteld en naar de frontlinies werden gestuurd. Maar, stelt de strafpleiter, er deugt niets van deze getuigenissen. Acht kinderen waren überhaupt nooit soldaat in Lubanga’s rebellenleger. Het negende kind was weliswaar in 2003 gerekruteerd, maar bleef in de rechtszaal liegen over de omstandigheden. ‘Ze logen allemaal over hun leeftijd’, stelt Mabille. Een cruciaal gegeven in een zaak die draait om kindsoldaten jonger dan vijftien jaar.

Het advocatenteam ontdekte de leugens door zelf ter plekke onderzoek te doen. Ze bezochten in Ituri scholen waar ze registers, rapporten en cijferlijsten doorploegden. Zo kwamen ze erachter dat de ‘kindsoldaten’ gewoon op school zaten op het moment dat ze in het rebellenleger zouden hebben gediend. Familieleden bevestigden dat sommige kinderen niet hadden gevochten, en dat ouders die gedood of verdwenen zouden zijn gewoon in leven waren. ‘De aanklager claimde dat hij bewijs zou presenteren van massale rekrutering van kindsoldaten in de Democratische Republiek Congo, maar zijn bewijs toont vooral dat er een massaal aantal valse getuigen door de aanklager is opgeroepen.’

Gisteren leek Lubanga nog guilty as hell. Opeens is niets zeker meer. Maar hoe moet Mabille’s relaas worden beoordeeld? Waar liggen de grenzen tussen feit en manipulatie? Waarom hadden die kindsoldaten gelogen?

‘Ze logen voor het Hof omdat ze gevraagd waren om te liegen’, stelt Mabille. Door Congolese ‘tussenpersonen’ die voor de aanklager werkten. De kwestie, die in 2010 had geleid tot het stilleggen van het proces, was niet opgelost, maar was blijven doorzieken. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, wordt het strafrechtelijk onderzoek niet altijd geheel door de eigen icc-rechercheurs gedaan. Het Bureau van de Aanklager kan een deel van het werk uitbesteden aan lokale tussenpersonen als het voor de eigen onderzoekers te gevaarlijk is om in een oorlogsgebied te opereren of als getuigen in dorpjes groot risico lopen als zij door buitenlanders worden gehoord. De exacte identiteit van zulke tussenpersonen blijft geheim, maar het zijn vaak medewerkers van hulporganisaties en functionarissen van overheidsdiensten. Het was in Congo met een aantal van deze figuren echter flink uit de hand gelopen. Ze zouden kinderen hebben opgedragen om valse namen aan te nemen, valse papieren te presenteren en valse informatie te geven.

De eerste tekenen van bedrog waren al meteen zichtbaar bij de allereerste getuige in het proces. De kindsoldaat begon tijdens zijn verklaring te stotteren en nam afstand van zijn eerdere verklaringen. Waarnemers dachten toen nog dat de getuige misschien de confrontatie met Lubanga niet aankon. Snel werd echter duidelijk dat er meer aan de hand was. Maître Mabille verwijst naar de getuigen die tegenover de rechters opbiechtten te hebben gelogen. Eén getuige van de verdediging vertelde dat hij ooit door tussenpersoon P316 was gevraagd om zich als kindsoldaat voor te doen en in Den Haag bij het Strafhof tegen Lubanga te getuigen. Mabille citeert zijn woorden: ‘Hij had geld en hij kocht drinken voor me. Hij gaf me gewoonlijk wat geld. Dus ik accepteerde om te liegen.’ De getuige voegde eraan toe: ‘Hij vertelde me dat ik Bunia zou verlaten en dat ik in een white man’s country zou gaan wonen.’

Geen onzinnige belofte. ‘Alle vermeende kindsoldaten zijn opgenomen in het beschermingsprogramma en gehervestigd’, onthult Mabille. Ze doelt op de mogelijkheid waar het Strafhof altijd buitengewoon geheimzinnig over doet. Als getuigen groot gevaar lopen, kunnen ze razendsnel geëvacueerd worden en in een ander land worden ondergebracht. Dat gebeurt vooral bij insider witnesses die deel uitmaken van het criminele netwerk van de verdachte en bereid zijn tegen hem te getuigen. Het Strafhof vervolgt zulke getuigen niet, maar geeft hen een nieuwe identiteit, geld, verzorging, onderwijs en onderdak. Een aantrekkelijk vooruitzicht dat een bonus voor liegen kan zijn.

Mabille concludeert dat maar liefst drie tussenpersonen – P316, P321 en P143 – getuigen hebben geronseld die zich moesten voordoen als voormalig kindsoldaat. ‘Het is bewezen dat de tussenpersonen van het Bureau van de Aanklager getuigen aanspoorden voor dit Hof te liegen.’

Als Lubanga hoort welke trauma’s zijn misdrijven hebben veroorzaakt, schudt hij zijn hoofd. Het tl-licht weerspiegelt op zijn voorhoofd

Hoe is het mogelijk dat de aanklagers niet ontdekten dat er sprake was van valse bewijzen en liegende getuigen? ‘Het antwoord is eenvoudig: simpelweg omdat de aanklager geen correct onderzoek deed’, aldus Mabille. Ze citeert een onverdachte bron: Bernard Lavigne, hoofd van de afdeling investigations van het Bureau van de Aanklager, die verantwoordelijk was voor zo’n zes kindsoldaten. Hij had tegenover de rechters toegegeven dat de aanklagers zelf nooit de ouders of kinderen hebben ondervraagd: ‘Geen onderzoeker ging naar het gebied of naar de huizen van de families om informatie te verkrijgen.’

Dat de Strafhof-functionarissen het verhoren van kindsoldaten uit veiligheidsoverwegingen wel aan Congolese tussenpersonen moesten overlaten, is klinkklare onzin, zegt Mabille. De rechercheurs hoefden hen helemaal niet in het gevaarlijke Ituri te spreken, want zij waren immers als onderdeel van het getuigenbeschermingsprogramma overgebracht naar veiliger oorden, waar ze prima hadden kunnen worden verhoord. ‘Het gehele bewijs dat is gepresenteerd door de aanklager is gemanipuleerd’, concludeert ze. Wat blijft er dan nog over? Slechts wat videomateriaal en foto’s, zegt Mabille. ‘Maar door louter naar beelden te kijken kun je niet buiten redelijke twijfel de leeftijd van iemand vaststellen.’

Terwijl de raadsvrouw haar betoog opbouwt, breekt ze het bewijsmateriaal af. Ze schetst een onthutsend beeld van de Congolese context waarin de aanklagers werken, waarbij ze het werk van de tegenpartij negatief afschildert. ‘Het gevaar van valse getuigenissen speelt bij elke rechtbank in de wereld. En hoewel in deze zaak de proportie van valse getuigenissen een ongeëvenaard niveau heeft bereikt, is dit wellicht niet het ernstigste gevaar voor het Internationaal Strafhof in deze zaak’, aldus de advocaat. Veel ernstiger is dat de onafhankelijkheid van het Hof in het geding is omdat het Bureau van de Aanklager wordt gebruikt. Mabille legt uit: ‘Het is aangetoond dat de Congolese regering op veel manieren heeft geïntervenieerd, direct of indirect, in de onderzoeken als ook in het justitiële proces.’

Mabille komt terug op de frauduleuze tussenpersonen. Minstens één van hen, P316, heeft een hoge functie in een overheidsdienst direct gerelateerd aan de centrale macht, en werkt tegelijkertijd voor de aanklager van het Strafhof. Om zijn identiteit te beschermen kan Mabille niet specifieker zijn. Andere bronnen stellen dat hij voor de geheime dienst werkt. De invloed van de Congolese autoriteiten op het proces gaat nog verder, stelt ze. Een getuige à decharge werd na zijn getuigenis in Den Haag als ambtenaar ontslagen. Een andere getuige die het in de rechtszaal voor Lubanga opnam, werd door het Congolese leger gearresteerd en zwaar mishandeld. En onlangs, stelt Mabille, is nóg een getuige gearresteerd.

Na drie kwartier is de advocaat aan het einde van haar presentatie gekomen. ‘Nogal opmerkelijke accuratesse in relatie tot de timing, Maître Mabille’, glimlacht voorzittend rechter Adrian Fulford met een vleugje Britse gevatheid, om de advocaat te complimenteren dat ze zo keurig binnen de tijd is gebleven, maar fijntjes het vernietigende betoog negerend.

Hoofdaanklager Ocampo zit ineengedoken aan zijn bureau. Maar Lubanga heeft na de ontreddering van gisteren weer moed gekregen. Zelfverzekerd kijkt hij om zich heen. En dan gebeurt het. Lubanga staart recht in de camera die in de rechtszaal hangt. De lens zoomt steeds verder in op zijn dwingende blik. Het zijn slechts camerabeelden, maar Lubanga weet mensen op de publieke tribune met zijn intense ogen te intimideren. Als deze man daar al toe in staat is louter door een blik via een beeldscherm, terwijl hij achter kogelvrij glas met bewaking zit, hoe overweldigend moet zijn aanwezigheid dan zijn geweest toen hij als krijgsheer in Ituri opereerde.

Zijn advocaat heeft op z’n minst een deel van het bewijsmateriaal tegen haar cliënt aan flarden gereten. Maar Mabille heeft niets gezegd over de andere getuigen, 36 in totaal, die door de aanklager zijn opgeroepen. Het is voor buitenstaanders die de tweehonderd zittingen van de afgelopen jaren niet op de voet hebben gevolgd moeilijk om door de retoriek heen te kijken. Maar het is wel duidelijk dat het met de aanpak van de aanklager niet helemaal lekker zit.

Rechter Fulford – intellectuele bril, kaal hoofd en aan beide pinken een ring – neemt het woord: ‘Meneer Lubanga, we begrijpen dat u een korte verklaring, zonder eed, wil afleggen.’ De verdachte staat op en begint plechtig: ‘Het is onmogelijk mij te herkennen in de context van de acties en de bedoelingen die mij worden toegeschreven.’ De krijgsheer vindt dat hij volstrekt verkeerd wordt beoordeeld. Hij was in actie gekomen tegen de ‘onmenselijke behandeling waar alle Congolezen’ in Ituri aan waren onderworpen. ‘Ik deed dat vanuit de visie om te proberen te redden wat voor elk mens het kostbaarst is, namelijk het leven. Ik deed dit vanuit de geest van verzoening.’ Bovendien had hij zich vanuit de ‘nobele waarden’ die hij tijdens zijn opvoeding had meegekregen, die zijn persoonlijkheid hadden gevormd, juist ingespannen om ‘het rekruteren van minderjarigen’ tegen te gaan.

Lubanga’s woorden vormen het slotakkoord van de zitting. De rechters trekken zich terug om alle stukken en bewijsmateriaal te bestuderen. Zes maanden blijft het stil. Tot de publieke tribune volstroomt voor het allereerste vonnis in de geschiedenis van het Strafhof.

Dag des oordeels, 14 maart 2012. Het vonnis is nog geheim. Vandaag zal blijken hoe de rechters het bewijsmateriaal van de aanklager beoordelen en hoe zwaar de woorden van de verdediging wegen. De luxaflex die tegen het kogelvrije glas van de rechtszaal hangt, gaat langzaam omhoog. Links in het beklaagdenbankje schittert de krijgsheer als een diamant. Lubanga heeft zich speciaal voor deze dag uitgedost in een imposant ivoorwit Afrikaans gewaad dat ruim over zijn lichaam valt. Op zijn hoofd een witte fez. Ogenschijnlijk rustig vouwt Lubanga zijn handen onder zijn kin als de magistraten in hun zwarte toga’s het aquarium binnenschrijden en plaatsnemen.

De eerste tekenen van bedrog waren al meteen zichtbaar. De kindsoldaat begon te stotteren en nam afstand van zijn eerdere verklaringen

De spanning stijgt als rechter Fulford, die bekendstaat om zijn strakke regie, het vonnis voorleest. Daar komt de eerste mokerslag. Niet voor de verdachte, maar voor de aanklager. ‘De aanklager had zijn strafrechtelijke onderzoeksverantwoordelijkheden niet aan tussenpersonen moeten delegeren, ondanks de uitgebreide veiligheidsproblemen die hij ervoer’, stelt Fulford. De rechters hebben besloten de verklaringen van zes getuigen en drie slachtoffers niet mee te tellen vanwege de ‘ongesuperviseerde’ acties van de drie belangrijkste tussenpersonen: P143, P316 en P321. Deze individuen hebben mogelijk misdaden gepleegd, klinkt het dreigend.

In straf tempo leest Fulford verder. Overige getuigen hebben echter wel op betrouwbare wijze verklaard dat kindsoldaten zijn gerekruteerd, moesten meevechten en als bodyguard werden ingezet. Op het videomateriaal van het trainingkamp Rwampara zijn de kindsoldaten bovendien te zien. Sterker, de krijgsheer had kindsoldaten in zijn presidentiële garde. In toespraken moedigde Lubanga tieners van zijn eigen Hema-stam aan zich te melden als soldaat. Meisjes die voor commandanten huishoudelijk werk moesten doen, werden seksueel misbruikt en verkracht. Het is opmerkelijk dat Fulford deze misdrijven noemt. Want de kritiek van mensenrechtenorganisaties is nu net dat seksueel geweld niet in de aanklacht is opgenomen, waardoor de krijgsheer er niet voor kan worden veroordeeld.

De rechters stellen dat de krijgsheer niet op eigen houtje opereerde. Fulford somt een rijtje mededaders op. Een van hen, commandant Bosco Ntaganda, is een goede bekende van de rechters. Ze hebben jaren geleden al een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd. ‘The Terminator’, zoals zijn bijnaam luidt, wist echter uit de handen van het Strafhof te blijven en leidde jarenlang onder het oog van internationale blauwhelmen een luxe leventje in Kivu, waar hij de bevolking terroriseerde. (Bijna exact een jaar na het vonnis tegen zijn maat Lubanga zal Ntaganda zich overgeven aan het Strafhof, waar hij inmiddels gedetineerd is.)

De rechters zijn het niet over alle aspecten eens, zegt Fulford. Maar ze zijn wel unaniem in hun oordeel: Lubanga is schuldig.

In zijn witte gewaad is de krijgsheer opeens hopeloos overdressed. Zijn advocaten draaien zich naar hun cliënt om hem te ondersteunen. Aan de overzijde zijn de aanklagers in opperbeste stemming. De zaak waar ze jaren aan werkten is, ondanks hun vele geblunder, gered. Het is een bijzonder moment in de geschiedenis van het Strafhof. De rechters hebben hun eerste oorlogsmisdadiger veroordeeld.

Een immens wit-zwart insect kruipt over de schouder van een jongetje. Het zijn bizarre beelden die drie maanden later op de monitoren in de rechtszaal verschijnen. Wat is de bedoeling van deze natuurfilm? Het is de verdediging die de video toont op deze zitting op 13 juni waarbij de partijen nog eenmaal argumenten kunnen presenteren die de rechters kunnen meewegen bij de strafmaat.

‘Zag u die beelden? Er is iemand met een insect op zijn schouder en een petje op. Herkent u die persoon?’ vraagt advocaat Marc Desalliers aan getuige Augustin Mbogo Malobi, die niet fysiek in de rechtszaal zit maar zijn verklaring aflegt via een Skype-verbinding met een kantoor van het Strafhof in Ituri. Mbogo (1983) behoorde tot Lubanga’s presidentiële garde en heeft net verklaard dat zijn jongste collega’s zeventien, achttien en negentien jaar waren. Geen kindsoldaten dus. Als de beelden verspringen van het insect naar een tatoeage zegt hij: ‘Ja, dat ben ik. Mijn naam is op mijn arm geschreven: Mbogo.’

‘Kunnen we dat beeld nog eens in slow motion afspelen?’ vraagt Desalliers. Wacht even, intervenieert een geërgerde Fulford. Wat is de relevantie van deze vertoning? De advocaat legt uit dat de rechters aan de hand van beelden en schattingen van leeftijden hebben vastgesteld dat Lubanga kindsoldaten heeft ingezet. Een problematische methode, stelt Desallier, want Congolezen kunnen er veel jonger uitzien dan ze in werkelijkheid zijn. Neem Mbogo, die op de video een jongetje lijkt maar jaren ouder was.

Geërgerd kapt Fulford de redenering af. Hij ziet er een ‘aanval’ op het vonnis in. Vijf minuten trekken de magistraten zich terug om te bespreken of ze de strategie van de advocaten toestaan. ‘Ik heb er een hard hoofd in’, voorspelt Fulford. Even later verklaren de rechters dat ze de theorie van ‘deceptive appearances’ niet toestaan.

Op het videomateriaal zijn de kindsoldaten te zien. Sterker, de krijgsheer had kindsoldaten in zijn presidentiële garde

Een mooier afscheidscadeau voor Luis Moreno-Ocampo is nauwelijks denkbaar. Het is zijn laatste dag als hoofdaanklager, een functie die hij negen jaar heeft bekleed. Naast hem zit Fatou Bensouda, die door de landen die zijn aangesloten bij het Strafhof is aangewezen als zijn opvolger. Voor de allerlaatste keer neemt de Argentijn in deze setting het woord. Hij gaat achter het plexiglazen katheder staan. De aanklagers zullen een zware straf eisen ‘uit naam van elk gerekruteerd kind’, betoogt hij. Terwijl hij naar een retorisch crescendo toewerkt, eist Ocampo bovendien een straf uit naam van ‘de gemeenschap van Ituri’, inclusief de stammen van de Hema en Lendu, uit naam van de betrokken wereldburgers, en alsof dat nog niet genoeg is ook uit naam van alle verdragstaten die zijn aangesloten bij het Strafhof. ‘Meneer de voorzitter, uw edelachtbaren, de aanklager vraagt om meneer Thomas Lubanga een straf op te leggen van dertig jaar gevangenisstraf’, stelt Ocampo.

Als topleider verdient Lubanga deze op één na hoogste straf die het Hof kan opleggen, zegt de hoofdaanklager. Niemand kon zijn bevelen weigeren. Nog eenmaal beschrijft Ocampo de verschrikkelijke omstandigheden waarin de kindsoldaten verkeerden. Hoe ze werden ontvoerd en na een wrede training naar de frontlinies werden gestuurd met de opdracht iedereen te doden. Hoe kinderen die de oorlog overleefden nog altijd gebukt gaan onder lichamelijke klachten en psychische trauma’s. Maar zodra Ocampo uitlegt dat het schoolsysteem in geheel Ituri leed onder Lubanga’s misdrijven kan de verdachte zijn lachen niet bedwingen. Honend verbergt Lubanga zijn grijns achter zijn hand en blikt cynisch naar Ocampo.

‘Maar’, zegt Ocampo met gevoel voor drama, ‘Lubanga kan in deze rechtszaal zijn oprechte excuses aanbieden.’

In het beklaagdenbankje schudt de krijgsheer grinnikend nee. Onverstoord somt Ocampo een rits voorwaarden op waaraan de excuses moeten voldoen, voor de aanklagers bereid zijn ‘een lagere straf van twintig jaar te eisen’.

Lubanga heeft zijn gezicht weer in de plooi. Als Maître Mabille aankondigt dat haar cliënt straks zelf het woord zal nemen, geven twee bezoekers elkaar opgetogen een fist bump. Intussen heeft de oorlogsmisdadiger zijn aandacht verlegd naar de publieke tribune, die hij met zijn ogen afzoekt tot hij een blik van een bezoeker vangt en deze als een prooi in het nauw dringt.

Ocampo hangt onderuit. Bensouda zit naast hem, zoals altijd kaarsrecht in de stoel. Fulford heeft zijn ogen even dicht en lijkt weg te dutten. De verdediging stelt nog een keer het ‘optisch bedrog’ aan de kaak bij de manier waarop leeftijden van kindsoldaten zijn vastgesteld. Als de strijd tegen straffeloosheid werkelijk zo belangrijk is, waarom is hun cliënt er dan uitgepikt en zijn de presidenten Museveni (Oeganda), Kagame (Rwanda) en Kabila (Democratische Republiek Congo) uitverkozen tot ‘geprivilegieerde partners’ van het Strafhof, terwijl zij als belangrijke spelers in de oorlog in Ituri juist als ‘eersterangs verdachten’ hadden moeten worden vervolgd? ‘Hoe kan dan recht worden gedaan?’ vraagt Mabille’s collega Jean-Marie Biju-Duval.

Na een lange dag vol wendingen komt Lubanga aan het woord. ‘Ik ben neergezet als een meedogenloze krijgsheer die kinderen van Ituri heeft gegrepen om zijn machtshonger te stillen.’ Maar, zo stelt hij, het is frappant dat terwijl zijn leger zo’n achtduizend man telde, het de aanklager niet is gelukt om één enkele kindsoldaat aan het Hof te presenteren. Uiteraard was het zo’n chaos in Ituri, stelt Lubanga, dat niemand met zekerheid kan stellen dat zich nooit een kindsoldaat onder zijn manschappen bevond. ‘Ik heb’, vervolgt hij licht haperend, ‘nooit enige rekrutering geaccepteerd of getolereerd.’

Als hij vertelt wat hij zelf in Ituri meemaakte, zeilt de oorlog de rechtszaal binnen. ‘Verschillende keren zag ik honderden lichamen die woest door machetes in stukken waren gehakt, lichamen die levend waren verbrand in hutten, dorpen die volledig waren verwoest, duizenden mensen die in wanhoop vluchtten. Soms vluchtte ik samen met hen, in omstandigheden waar het vaak alleen nog maar ging om overleven.’ Toen Lubanga zag dat de autoriteiten niets voor de veiligheid van de bevolking deden, maar louter uit waren op eigen gewin nam hij zijn verantwoordelijkheid. ‘Niet voor geld, niet voor macht, maar voor vrede’, onderstreept hij. De krijgsheer als eerzame leider die, zonder bewijs, verkeerd is beoordeeld. ‘Ik bid, ik hoop, dat de vrede waar ik zo lang voor heb gewerkt definitief kan terugkeren in Ituri. Ik dank u.’

Het blijft stil aan de kant van de aanklager. Dit zijn niet de woorden die Ocampo zullen aansporen om een lagere straf te eisen.

Het is 10 juli 2012. Nerveus tikt Thomas Lubanga met zijn vingers op het tafelblad van het beklaagdenbankje. Op deze plek heeft hij de afgelopen jaren honderden uren doorgebracht. Zijn advocaten zitten zoals altijd als een buffer voor hem. Een fotograaf richt een toeter van een telelens op de oorlogsmisdadiger die vandaag zal horen welke straf hij krijgt. Per toerbeurt mogen de internationale persbureaus enkele minuten voor aanvang van bijzondere zittingen foto’s maken, die dan de wereld rond zullen gaan.

Op de publieke tribune wordt snel de rekensom gemaakt. Met aftrek van de jaren in ICC-detentie moet Lubanga nog maximaal acht jaar zitten

Als de rechters hebben plaatsgenomen vouwt Lubanga zijn handen over elkaar. Fulford neemt het woord. Ook al hebben de rechters niet kunnen vaststellen hoeveel kinderen er exact in Lubanga’s leger zaten, wel is duidelijk dat het inzetten van kindsoldaten een wijdverbreid verschijnsel was. Fulford legt uit dat rechter Elizabeth Odio Benito vond dat de schade aan kinderen en families, vooral als gevolg van de wrede bestraffingen en het seksueel geweld, bij de straf moesten meewegen. Maar de twee mannelijke magistraten waren daar tegen. Ook was er een verzachtende omstandigheid: de verdachte had tijdens het proces goed meegewerkt. Dan zegt Fulford: ‘Meneer Lubanga wordt veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf.’

Op de publieke tribune wordt snel de rekensom gemaakt. Met aftrek van de jaren in icc-detentie moet Lubanga nog maximaal acht jaar zitten. De advocaten lopen naar hun cliënt, geven hem een hand en spreken de krijgsheer toe. Enkele maanden later gaan ze in beroep. Net als de advocaten van de slachtoffers. Op hun beurt laten de aanklagers in december weten dat ze nogmaals een hogere straf voor de oorlogsmisdadiger eisen.

Net voor Kerst spreken rechters vonnis in het tweede proces dat bij het Strafhof dient. Mathieu Ngudjolo Chui behoorde tot de militiegroep die in Ituri oorlog voerde tegen Lubanga’s rebellenbeweging. De fouten in het onderzoek blijken fataal voor de zaak. Omdat de aanklagers er niet in zijn geslaagd vast te stellen welke positie Ngudjolo in zijn militiegroep had, zien de rechters geen andere mogelijkheid dan: vrijspraak. Ook al betekent ‘niet schuldig’ nog niet ‘onschuldig’, verduidelijken de magistraten.

Sindsdien hebben de rechters geen eindvonnissen meer uitgesproken in processen. En zo blijft de twijfelachtige score, na elf jaar Strafhof, staan op: één veroordeling en één vrijspraak.

Na zijn vrijspraak wordt Ngudjolo door de Nederlandse autoriteiten naar Schiphol gebracht, om hem naar Congo uit te zetten. Op het nippertje vraagt hij asiel aan, waarna hij op de luchthaven in vreemdelingendetentie wordt geplaatst. Dit voorjaar eiste de Nederlandse rechter zijn vrijlating en moest de Nederlandse staat een schadevergoeding betalen van 2400 euro omdat hij onrechtmatig werd vastgehouden. Hij verblijft inmiddels op een geheim adres in Nederland, in afwachting van zijn asielzaak en het beroep dat de icc-aanklagers hebben ingesteld.


Het International Criminal Court

Het was een emotioneel moment toen 120 landen op 17 juli 1998 akkoord gingen met het Statuut van Rome, dat de juridische basis vormt voor het International Criminal Court (ICC). Veel sneller dan verwacht waren er op 1 juli 2002 al zestig landen die het verdrag daadwerkelijk hadden geratificeerd, waardoor het ICC van start kon gaan. Anders dan de tribunalen voor Joegoslavië en Rwanda is het ICC permanent en streeft naar wereldwijde jurisdictie. Inmiddels zijn 122 landen als verdragstaat zijn aangesloten bij het ICC.

Het Hof doet strafrechtelijk onderzoek in acht landen: Oeganda, DR Congo, Centraal-Afrikaanse Republiek, Kenia, Ivoorkust, Libië, Soedan/Darfur en Mali. In totaal zijn dertig personen aangeklaagd. Lang niet allemaal zitten zij vast in Scheveningen (vijf verdachten gedetineerd, plus nog eens drie getuigen die in Nederland asiel aangevraagd hebben). Drie zijn er waarschijnlijk dood. Ook zijn er verdachten voortvluchtig, onder wie de president van Soedan. Anderen worden niet uitgeleverd omdat landen hen zelf willen berechten.

Van de veertien zaken waarbij de rechters het bewijsmateriaal hebben beoordeeld, zijn er vier geflopt. De magistraten vonden het bewijs te zwak en wezen een proces af. Ngudjulo is na een jarenlang proces vrijgesproken. Bovendien heeft de aanklager zelf één zaak ingetrokken.

Tegen zes verdachten lopen processen of zijn processen in voorbereiding (niet meegeteld: Lubanga, Ngudjolo en een waarschijnlijk vermoorde verdachte uit Darfur). Voor het eerst in de geschiedenis van de internationale strafhoven/tribunalen staan er zittende regeringsleiders terecht. Onlangs begon het proces tegen de Keniaanse vice-president William Ruto, en in november volgt het proces tegen president Uhuru Kenyatta. Omdat de twee leiders hebben toegezegd op zittingen te verschijnen, zijn ze vrij. De Keniaanse zaken veroorzaken veel tumult. Getuigen worden continu bedreigd en geïntimideerd. De aanklager heeft wederom gebruik gemaakt van ‘tussenpersonen’.


Beeld 1: Jerry Lampen / ANP / Pool / Reuters
Beeld 2: Evert-Jan Daniels / Pool / Reuters
Beeld 3: Anton Njuguna / Reuters