Don DeLillo. Altijd goed voor wat existentiële paniek © Joyce Ravid

‘Iedereen wil zich het einde van de wereld toe-eigenen.’ Het is de openingszin van Don DeLillo’s vorige boek, Nulpunt. In zijn jongste roman – met zijn 128 bladzijden eigenlijk een novelle – lijkt het zo ver: De stilte gaat over het einde van de wereld, althans van de wereld zoals wij die kennen.

Super Bowl Sunday in 2022, een appartement in de Upper East Side van Manhattan. Een emeritus-hoogleraar natuurkunde, haar echtgenoot en een van haar oud-studenten wachten op een bevriend koppel om samen naar de wedstrijd te kijken. Maar het koppel arriveert maar niet en vlak voor de kickoff beginnen de beelden op tv te flakkeren. ‘Toen ging het televisiescherm op zwart.’ Mobieltjes werken niet meer, de vaste telefoon heeft geen kiestoon, de laptop geeft geen teken van leven. Alle schermen zijn dood.

Volgens Max Stenner, de heer des huizes, gaat het om ‘een communicatiepuinhoop in dit gebouw en misschien in deze wijk en verder nergens’. Hij blijft rustig naar het scherm staren en begint te spreken als een sportcommentator. Zelfs het reclamejargon van de onderbrekingen heeft hij onder de knie: ‘Steeds weer een feest, voor lichaam en geest.’ Oud-student Martin Dekker leest er meteen meer achter: ‘Het zou door een algoritme kunnen komen. De Chinezen’, zegt hij. ‘Ze hebben een selectieve internetapocalyps in gang gezet.’ Of nog: ‘Niemand wil het de Derde Wereldoorlog noemen, maar dat is wat het is.’ En volgens Diane is het ‘buitenaards’.

Wanneer Jim Kripps en Tessa Berens, het koppel op wie de anderen wachten, in het appartement aankomen, is het duidelijk dat de blackout wereldwijd is. Het vliegtuig waarmee het koppel uit Parijs kwam, moest een noodlanding maken toen alle apparatuur plots uitviel.

'De stilte' lijkt aan te geven hoe dood we eigenlijk bij leven al zijn

In het tweede deel van het boek is het vijftal compleet: ze wachten in het appartement op een uitleg voor de situatie, die natuurlijk nooit komt. Met wat welwillendheid zou je dat beckettiaans kunnen noemen. In de tussentijd wordt er op los getheoretiseerd, maar iedereen praat langs elkaar heen: ‘Het begon tot Diane door te dringen dat Martin zat te praten, zij het niet noodzakelijkerwijs tegen haar.’ Ze praten de stilte vol, maar zeggen bitter weinig. De gesprekken gaan steeds meer op monologen lijken, alsof de personages elkaar niet horen. En luisteren doen ze al helemaal niet. Syntaxis wordt hier en daar losgelaten, en de totale vervreemding treedt op, ook van zichzelf: ‘Ik kijk in de spiegel en ik heb geen idee naar wie ik sta te kijken’, zegt Martin. ‘Het gezicht dat naar me terugkijkt lijkt niet het mijne te zijn.’

Een terugkerend thema in DeLillo’s oeuvre is de mogelijkheid van een universeel bewustzijn, iets wat alle mensen bindt. In Point Omega zegt Richard Elster, een geheime oorlogsadviseur die met pensioen is en zich heeft teruggetrokken in de woestijn, dat de mens net af wil van dat zelfbewustzijn, van de zwaarte ervan. ‘We want to be the dead matter we used to be’, zegt hij.

In De stilte blijkt de enige bindende factor onze digitale communicatie te zijn. De Super Bowl – traditie, een gedeeld ritueel als metafoor voor ons gedeeld bewustzijn – verdwijnt plots van alle schermen, en ogenblikkelijk verdwijnt ook ons vermogen tot verbinding. In een wereld waarin sinds de pandemie zo goed als alles digitaal gebeurt, stelt Don DeLillo ons de vraag: wat als de technologie wegvalt? Hoeveel van onszelf verliezen we als we geen toegang meer hebben tot het internet? Geen Airborne Toxic Event deze keer, zelfs geen angst voor de dood. Het échte gevaar voor onze tijd is niets meer dan het verdwijnen van onze digitale levens. De stilte lijkt aan te geven hoe dood we eigenlijk bij leven al zijn.

In deze apocalyptische novelle verwijst DeLillo geregeld naar oorlog. Als motto koos hij een citaat van Einstein: ‘Ik weet niet met welke wapens de Derde Wereldoorlog zal worden gevoerd, maar de Vierde Wereldoorlog wordt uitgevochten met stokken en stenen.’ En over de luchtparade van straaljagers voor de wedstrijd zegt Max: ‘Een achterhaald ritueel. We zijn doorgeschoten in onze vergelijking van football met oorlog. Wereldoorlogen en Super Bowls worden alle twee met Romeinse cijfers aangeduid. Oorlog is iets anders, gebeurt ergens anders.’ Dat is wat mensen graag denken: oorlog gebeurt ergens anders, tot je het zelf meemaakt natuurlijk, tot alle schermen plots zwart worden.

Dat klinkt allemaal beklemmend, en het zou de lezer tot existentiële paniek moeten drijven, of toch minstens tot een lichte, maar chronische onbehaaglijkheid. En als íemand dat teweeg kan brengen, dan wel de auteur van White Noise. Helaas wordt De stilte oeverloos volgepraat door de personages. Op geen enkel moment kom je te weten wat ze voelen, en daardoor voel je als lezer ook niets, en wordt het zelfs moeilijk om je hoofd erbij te houden. Alsof je gedachteloos blijft swipen over een zwart scherm.