EEN LAND MET een goed verhaal heeft de toekomst, moet Ramachandra Guha gedacht hebben. Het gaat immers niet alleen om feiten, maar ook om perceptie. Natuurlijk, de economie van India groeit gestaag door, ondanks de crisis. India heeft kernwapens, het op vier na grootste leger ter wereld en over een paar decennia ook meer inwoners dan China. Maar de toekomst van een land wordt niet alleen bepaald door economische macht en militaire kracht.
Na zestig jaar onafhankelijkheid vond Guha het tijd voor een ontstaansgeschiedenis van zijn eigen land. Tijd om het verhaal te vertellen van de grootste democratie ter wereld, waar eenheid en diversiteit alleen maar hand in hand kúnnen gaan - al is het maar omdat India geografisch, religieus, etnisch, linguïstisch en politiek helemaal geen eenheid is. En dan niet dat ‘stomme supermacht van de toekomst’-verhaal, maar een beschrijving van de waarde van India.
Guha is een moderne intellectueel. Economie en geschiedenis gestudeerd in Delhi en Calcutta, aan Harvard en Stanford gedoceerd en nu als schrijver teruggekeerd in Bangalore. Op bezoek in Amsterdam is hij vooral in boekwinkels geïnteresseerd, liefst tweedehands. Hij schreef een standaardwerk, dat in bijna duizend pagina’s op een licht bewonderende maar ook minutieus correcte wijze de wording van een extreem complex land beschrijft. Zijn conclusie over India: geweldig dat het nog bestaat, maar laten we niet te hard juichen.
India groeit jaarlijks met zo'n negen procent, maar toch stelt u dat het voorbarig is India uit te roepen tot nieuwe supermacht.
‘Economische groei is mooi en belangrijk, maar het gaat vergezeld van ongelijkheid en conflicten. Er zijn veel redenen waarom al die analyses over India voorbarig zijn: de opkomst van links-extremisme, de altijd aanwezige religieuze conflicten, de corruptie in instituties, de politieke partijen die steeds meer familiebedrijven lijken te worden, milieuproblemen, het groeiende gat tussen arm en rijk, de problemen aan de grenzen in het noordoosten en met Pakistan. We moeten voorzichtig zijn om India meteen uit te roepen tot grootmacht.’
Maar India profileert zich nadrukkelijk als onderdeel van een nieuwe orde. Bent u bewust provocatief?
‘Natuurlijk. Het is bedoeld als waarschuwing aan mijn landgenoten die India voorbarig de hemel in prijzen. Het verhaal van India is niet economisch maar politiek. Het opmerkelijke van India is dat het nog steeds bestaat als één land, dat democratisch geleid wordt. Dat was niet verwacht, gezien onze grootte, diversiteit en armoede. Iedereen dacht: India stort in elkaar, of balkaniseert. Maar dat is niet gebeurd. Omdat de stichters van India een visie hadden van een pluralistische staat, met vrijheden en rechten voor minderheden en de onderklasse. Maar India is work in progress. We moeten niet denken dat we nu de wereld kunnen veroveren.’
Wat is het grootste obstakel?
‘Tien jaar geleden dacht ik: religieus extremisme van Hindi en moslims. De rivaliteit tussen fanaten. Maar dat is opmerkelijk genoeg helemaal weggeëbd. Nu lijken linkse maoïsten en rebellen het probleem, maar dat kan ook over een paar jaar anders zijn. Het echte, blijvende probleem is de inefficiëntie, corruptie en het nepotisme in de publieke sector.’
Waarom heeft India niet dezelfde problemen als Pakistan met extremisten, of als Nepal met maoïsten?
‘Vanwege onze omvang. Als er een probleem is in een deel van het land is dat nog maar regionaal. Dan zijn er nog 27 andere regio’s over waar het prima gaat. En we verschillen met Pakistan in ideologie. Pakistan is gebaseerd op negentiende-eeuws nationalisme: dat een land verenigd word door een taal, een religie en een gemeenschappelijke vijand. Een beetje zoals Europees nationalisme. De Fransen spreken Frans, zijn katholiek en haten Engelsen. De Engelsen spreken Engels, zijn protestants en haten de Fransen. De grondleggers van India gebruikten dat model niet. Zelfs al zijn we een hindoe-natie, er is constitutioneel plek voor alle religies. We spreken heel veel talen, en die zijn allemaal erkend. Kijk maar naar het roepie-biljet.’ Hij haalt een biljet uit zijn portemonnee en laat trots de zeventien talen zien waarin vijfhonderd roepie is geschreven. ‘Mensen als Ghandi en Nehru trokken niet één geloof of taal voor. Daardoor kon er samengeleefd worden. Het is niet compleet succesvol natuurlijk, maar er is wel een morele grootheid in dat experiment. Dat pluralisme kan werken.’
Uit uw boek spreekt bewondering voor Nehru.
‘Hij maakte deel uit van een generatie, hij was niet alleen. Er waren andere bewonderenswaardige mannen. Maar het klopt, hij was een bijzondere man. We hebben geluk gehad met de statuur van onze founding fathers.’
Mist u dat soort leiders in het huidige India?
‘Ja. Een democratie heeft visionaire mensen nodig om gesticht te worden. Het kan daarna door middelmatige mensen geleid worden, maar we zouden nu betere leiders kunnen gebruiken. Zoals veel landen trouwens. Mensen zijn teleurgesteld over het niveau en de kwaliteit van hun leiders. In Frankrijk is nostalgie naar De Gaulle, in Engeland naar Churchill, in de Verenigde Staten naar Roosevelt. Middelmatigheid is de norm geworden in politiek leiderschap. De enige grote figuur in de laatste twintig jaar is Nelson Mandela.’

U NOEMT India een 50-50-democratie. Waarom?
‘Maak de balans op. We hebben eerlijke verkiezingen, vrije media, een bloeiende culturele sector. Aan de andere kant is er toenemende ongelijkheid, meer mensen die ondervoed zijn, meer corruptie, meer incidenten - bussen die in brand worden gestoken, kleine aanvallen op gebouwen, geweld tussen sektes. Onze successen zijn aanzienlijk, maar ons falen is dat ook.’
Toch is India stabiel.
‘Dat is het belangrijkste. Als je van buiten naar India kijkt: staar je niet blind op negen procent groei of het outsourcen van banen als het “echte” verhaal over India. Het echte verhaal is eenheid en democratie, ondanks armoede en diversiteit. Daarin is India redelijk succesvol en dat is een les voor de wereld.
In Nederland is er een groot debat over de omgang met moslim-immigranten. Jullie zouden van India kunnen leren. Wij hebben 137 miljoen moslims, en niet één is lid van al-Qaeda. Oké, misschien vijf, maar heel weinig. Moslims in India hebben problemen, maar over het algemeen wonen ze veilig en zijn ze geïntegreerd in ons politieke systeem. Ze nemen deel. Het is realistisch pluralisme.
Kijk naar België en de problemen tussen Walen en Vlaamstaligen. Homogene westerse landen zouden naar India kunnen kijken en wellicht concluderen dat je beter minderheden kunt accommoderen. Tolerant zijn, van beide kanten. Een boerkaverbod gaat niet helpen om vrouwen te integreren, terwijl dat het doel is. Het zal ervoor zorgen dat vrouwen binnenblijven. De harde aanpak werkt niet. In Amerika zijn ze bezeten van “Engels leren’, alle Spaanstaligen moeten Engels leren. Maar om een verantwoordelijke patriottische burger van een land te zijn, hoef je niet allemaal dezelfde taal te spreken, of dezelfde religie aan te hangen of hetzelfde wereldbeeld te hebben.‘
Zou India deze soft power meer tentoon moeten spreiden?
'Zeker. We benadrukken de verkeerde kant. We zeggen steeds: "We zijn een economische grootmacht, we willen een militaire bondgenoot van Amerika zijn.” En willen graag onze Indiase miljonairs zien die op Davos spreken, met Bill Gates op het podium. Maar dat laat niet onze werkelijke kracht zien.’
Secularisme was het uitgangspunt van de founding fathers, maar religie ligt altijd op de loer in India.
‘Misschien is de staat zestig procent niet-religieus en veertig procent wel. Maar het gaat niet om de scheiding van kerk en staat. In Europa is er een reactie op religies, die worden gezien als achterlijk en achterdochtig. Dat speelt in India niet. Het wordt gezien als deel van het leven. Dat kan ook niet anders, met zoveel religies. We moeten wel zeggen: ieder verdient het respect om zijn religie te belijden zolang het maar niet tot conflicten leidt. Maar ook daarin zijn we niet perfect. Wij hebben extremisten en fundamentalisten. Maar ik denk dat het ergste van de jaren tachtig, met echte polarisatie tussen hindoes en moslims, nu achter ons ligt. Het probleem nu is arm versus rijk.’
Dat is de kritiek. Dat er nog een enorme onderklasse is.
‘En ongelijkheid is ook regionaal. Het zuiden en het westen doen het goed, mensen zijn welvarender en de middenklasse is eigenlijk rijk. Maar het noorden, midden en oosten blijven armoedig. Dat is zorgelijk. Negen procent groei landelijk verbloemt dat. We hebben geen goede publieke scholen om dat te verbeteren. Natuurlijk, mijn kinderen gaan naar een uitstekende private school en kunnen straks doen wat ze willen. Maar de school voor mensen op het platteland is waardeloos - dus zelfs met hetzelfde diploma kunnen hun kinderen niet hetzelfde bereiken als mijn kinderen. Gelijke kansen hebben we nog niet gecreëerd.’

INDIA DOET WEL aan positieve discriminatie. Maar zijn de manier waarop India rechten geeft aan minderheden en het voorkeursbeleid niet ook juist vormen van ongelijkheid? Door minderheden te definiëren krijgen ze een status aparte. Was ‘gelijkheid voor allen’ niet beter geweest?
‘Dat is een keuze. De onaanraakbaren zijn vijfduizend jaar gediscrimineerd. Op een extreme manier. Ze konden niet op dezelfde plek wonen, kregen geen toegang tot schoon water, mochten bepaald werk niet doen, hun vrouwen werden vernederd. Een vreselijk stigma. Voor die eeuwen uitbuiting moest iets terugbetaald worden. Dus kwam er in de grondwet dat het parlement voor vijftien procent uit onaanraakbaren moet bestaan. Dat was nodig. Ook al heeft u gelijk, dat het niet klassiek liberaal is. Het werkte redelijk. Het heeft de onaanraakbaren een belang in de politiek gegeven, ze staan er niet buiten, hebben ministers en staatssecretarissen.’
Toch is India nog altijd een klassenmaatschappij.
‘Dat is ook zo, maar vijfduizend jaar feodalisme en ongelijkheid werk je niet zomaar weg.’
Waarom wil India altijd neutraal blijven? Past dat bij een grootmacht?
‘Dat gaat prima samen. We kozen geen kant in de Koude Oorlog, hadden goede relaties met de VS en de Sovjet-Unie. Nu wordt vaak gezegd dat we ons veel sterker met het Westen moeten verbinden. Maar er is ook een sterke communistische stroom in India die wil dat we ons alliëren aan China. Volgens mij moeten we beide niet doen.’
Wat bepaalt de groei van India in het komende decennium?
‘Landbouw. Die stagneert. Bedrijven, IT en farmacie doen het goed. Maar 65 procent van de Indiërs leeft van het land. En wij hebben geen irrigatie gebracht, ze zijn afhankelijk van de monsoon. De landbouw is niet divers en niet efficiënt. De staat investeert niet serieus in oplossingen. En onze universiteiten verslechteren. We produceren alleen maar engineers. Eendimensionale programmeurs. Geen denkers, geen breed geschoolde onderzoekers. En alle slimme mensen vertrekken.’
Draait die ‘brain drain’ niet langzaam om?
‘Alleen voor ondernemers, niet voor wetenschappers. Maar in een kennismaatschappij heb je niet genoeg aan mensen die computercode kunnen schrijven. Er is niet één product uitgevonden door Indiërs. Niet één. We doen alleen aan reverse engineering.’