AMSTERDAM – De persoon met de meeste inside-kennis over het neteligste probleem van de internationale betrekkingen is de Amerikaan Dennis Ross. Twaalf jaar lang onderhandelde hij namens de regeringen van Bush sr. en Bill Clinton tussen de PLO en opeenvolgende Israëlische regeringen. Afgelopen week was hij in Nederland voor een lezing op zondag over het zestigjarig bestaan van de staat Israël. In Amsterdam sprak hij op zaterdag met media die zich sterk verzetten tegen werken op zondag: het Reformatorisch Dagblad, het Nederlands Dagblad en De Groene Amsterdammer.

Ross hengelt opzichtig naar een baan in de volgende Amerikaanse regering, onder meer met zijn vorig jaar verschenen boek Statecraft: And How to Restore America’s Standing in the World. Hij wordt genoemd als mogelijke minister van Buitenlandse Zaken, zowel in een Republikeins als Democratisch Witte Huis, en anders als Midden-Oostengezant. Hij heeft zich kalm gehouden in de eerste jaren van het presidentschap van Bush jr., maar nu duidelijk is dat voor hem geen rol is weggelegd onder de huidige president houdt hij zijn kritiek niet langer voor zich.

‘George W. Bush zei simpelweg: als mijn vader, Clinton en Ross geen vrede konden sluiten in het Midden-Oosten, kan het niet’, zegt Ross. ‘Daarmee koos hij zonder het te zeggen voor oorlog.’ Om de pogingen van Bush jr. om zijn mislukte presidentschap glans te geven met een last minute vredesdeal tussen Israël en de Palestijnen kan Ross alleen maar smalen. ‘Rice vloog er dan misschien vijftien keer heen, maar wat deed ze er nou werkelijk, en hoe lang bleef ze? De volgende regering, of het McCain, Obama of Clinton wordt, zal ongetwijfeld meer doen dan eens in de maand zijn neus laten zien.’

Ross heeft ervaring met buitenlandbeleid sinds hij onder Reagan zijn eerste stappen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zette, samen met onder anderen Francis Fukuyama en Paul Wolfowitz. Vanaf 1988 volgden twaalf jaar bemiddelen in het Midden-Oosten namens de VS, culminerend in het bijna-akkoord van Camp David in 2000. Op de vraag waarom hij zich in staat ziet vrede te sluiten onder de volgende regering, waar dat onder Clinton en Bush sr. niet lukte, geeft Ross een lang antwoord dat neerkomt op één naam: Arafat.

‘Voor een vredesproces heb je leiders nodig met de mogelijkheden en de intentie om vrede te sluiten’, zegt Ross. ‘Arafat had het eerste, niet het laatste. De huidige president Abbas heeft me er eens op gewezen dat Arafat nooit één compromis heeft gesloten waar hij niet onderuit kon. Ik heb het niet doorzien. Ik dacht – net als iedereen, ook mensen in zijn kamp – dat Arafat aan het einde van de rit compromissen zou sluiten. Nu denk ik dat hij altijd voor ogen heeft gehouden dat hij niet de geschiedenis in wilde gaan als de man die Jeruzalem opgaf. Pas achteraf bedacht ik de test die had bewezen of Arafat serieus in het vredesproces meedeed. Ik had leiders van beide kanten op hun nationale televisie moeten laten verklaren: we zitten in een vredesproces en we gaan er een stuk minder uithalen dan honderd procent. Arafat had moeten zeggen: alle vluchtelingen hun land terug, Jeruzalem voor ons en de grenzen van 1967, dat gaat niet lukken.’

Arafats dood leidde volgens Ross tot de beste kans in zestig jaar om vrede te sluiten tussen Israël en de Palestijnen. ‘Drie zaken kwamen in 2005 samen. Ten eerste was Arafat eind 2004 gestorven. Ten tweede werd Mahmoud Abbas gekozen met een niet-gewelddadige boodschap. En ten derde besloot [de Israëlische premier] Ariël Sharon dat hij Gaza opgaf en de nederzettingen daar zou ontruimen. Ik wou dat ik toen onderhandelaar was geweest. Dat ik Sharon had kunnen zeggen: “Geef Gaza aan mij.” Dat ik ermee naar de Palestijnen had kunnen gaan en had kunnen zeggen: als ik Israël laat terugtrekken uit Gaza, wat willen jullie dan teruggeven?’

Ross heeft moeite zich als onpartijdig bemiddellaar te manifesteren. In het Palestijnse kamp werd hij vaak niet vertrouwd omdat zijn moeder joods is, hij Israël een ‘wonder’ vindt en antizionisme gelijkstelt met antisemitisme. Ook bij Amerikaans-joodse organisaties als de machtige politieke lobbygroep Aipac heeft Ross geen goed imago. Hij wordt al snel te toegeeflijk gevonden of zelfs een ‘zichzelf hatende jood’. Niettemin werd hij door de politicologen Mearsheimer en Walt, in hun geruchtmakende boek The Israel Lobby and U.S. Foreign Policy ingedeeld bij de Amerikaanse ‘Israël-lobby’.

Het ergert Ross. ‘Walt en Mearsheimer laten de feiten niet in de weg staan van hun theorie’, zegt hij. ‘De feiten zijn dat de lijn die ik heb gevolgd, de lijn-Clinton, volgens joodse lobbygroepen helemaal verkeerd is. Onze plannen voorzagen bijvoorbeeld in het delen van Jeruzalem, wat voor lobbygroepen onacceptabel is. Walt en Mearsheimer baseerden zich in hun oordeel over mij vooral op mijn “toegeeflijkheid” naar Israël over de joodse kolonisten op de Westoever. In werkelijkheid was ik niet “toegeeflijk” omdat de Israël-lobby dat van me vroeg, maar omdat [de Israëlische premier Yitzhak] Rabin me zei: “Ik ga de Palestijnen ver tegemoet komen. Maar push me dan niet te veel over de kolonisten, want dat is een groot politiek probleem voor me.” Gezien het feit dat hij later door een kolonist werd vermoord, wist Rabin waar hij het over had.

Het probleem bij theorieën over de macht van de Amerikaanse Israël-lobby is dat die de achterliggende oorzaken van de Amerikaanse sympathie voor Israël niet zien. Amerikanen zien Israël als de enige democratie in een autocratische regio, en dat weegt zwaar voor ze. Ten tweede zijn Israëliërs regelmatig slachtoffer van terrorisme. Dat heeft na de aanslagen van 11 september 2001 voor een toename van Amerikaanse sympathie met Israël geleid. De oorzaak van die sympathie is niet Aipac. Ga naar een staat waar niet of nauwelijks joden wonen, zoals Montana, en de mensen zijn er nog steeds pro-Israël.

Er ligt in dat opzicht een gat tussen Europa en de VS. Over het algemeen zeggen Amerikanen: vrede in het Midden-Oosten komt als Israël in vrede kan leven en al zijn buren het land erkennen. Europeanen zeggen: Israël wil vrede en heeft daar ook recht op, maar zolang er geen vrede is, is de realiteit wel dat Israël sterk is en de Palestijnen zwak zijn. Die hebben dus de grotere, directere veiligheidsbehoeften.’

Het streven naar vrede heeft de laatste jaren zware klappen gehad, erkent Ross. ‘Het dominante verhaal, bij zowel joden als Palestijnen, was altijd dat er een twee-staten-oplossing moest komen. Dat staat onder druk, hoewel Rice er volgens mij helemaal naast zit als ze zegt dat “de Palestijnen” daar niet meer in geloven. Maar Hamas gelooft er inderdaad niet in, en die heeft nu de macht. Maar ik geloof dat er dingen gaan veranderen. De kleine tekenen zijn er, zoals de nederlaag die Hamas recent heeft geleden op de universiteitsverkiezingen in Hebron en Ramallah.’

Wat nu moet gebeuren, zijn concrete stappen die merkbaar verschil maken in Israël en de Palestijnse gebieden. ‘Simpele stappen kunnen al veel bereiken’, meent Ross. ‘Neem drie zaken die samen kunnen komen: er is grote werkloosheid in Gaza, er is grote woningnood, en de olie staat op 125 dollar per vat. Als de Arabische staten nu een fractie van dat geld in een fonds voor woningbouw zouden stoppen, zou dat enorm schelen.’

Ook Israël en de Palestijnen kunnen volgens Ross nu al stappen zetten. ‘Wat Israël betreft, springen natuurlijk de reisbeperkingen in het oog’, zegt hij. ‘Maar we hoeven niet eens te praten over opheffen van roadblocks om veel te bereiken. Door het grootste roadblock van Jeruzalem leiden bijvoorbeeld vijf rijbanen, waarvan er altijd maar één open is. Maak daar vijf van en open de lege rijbanen bij al die andere versperringen, en het leven voor Palestijnen zou al merkbaar verbeteren. En bij de Palestijnen kunnen nog simpeler dingen al meer vertrouwen wekken. Zoals bij de recente moord door een Palestijn op acht tieners in een Israëlische school. Hang dan eens niet posters op van de “martelaar”.’

Dergelijke stappen en veel praktische verbeteringen ‘op de grond’ moeten volgens Ross de basis gaan leggen van een vredesakkoord in de toekomst. Maar hoewel hij daar best optimistisch over is, zal verzoening naar zijn inschatting nog heel lang uitblijven. ‘Toen ik pas kort onderhandelaar was werd ik wel eens ongeduldig als ik iemand hoorde zeggen dat “verzoening nog wel een generatie zou duren”. Waarom niet meteen na het akkoord dat we gaan sluiten, dacht ik dan. Nu zie ik dat anders. Recent zei ik in een interview dat ik denk dat Israël over nog eens zestig jaar in co-existentie met zijn buren zal leven, maar dat er nog geen verzoening zou zijn. Ik denk nu dat daar werkelijk veel tijd voor nodig is.’