Als je uit Amsterdam komt, regelmatig naar een theater gaat, Silent City van Kayhan Kalhor net zo waardeert als de cellosonates van Bach, in de jaren tachtig tegen de Centrumpartij was, wel eens een boek leest of schrijft waarin migranten een hoofdrol spelen, vrienden en familieleden hebt uit verschillende werelddelen, bij geklaag over werkdruk altijd even denkt aan de vrouwen, mannen en kinderen die slavenarbeid verrichten in Aziatische textielfabrieken, je hebt ingelaten met buitenlanders zonder verblijfsvergunning, je verbonden voelt met feministen van overal vandaan zonder dat je meegaat met de trend om ‘de islam’ aan te wijzen als bron van alle kwaad, én bij Europese verkiezingen eigenlijk liever een keer op Daniel Cohn-Bendit had gestemd dan op een landgenoot – dan ontkom je er niet aan: je hoort bij het zondige ras der ‘elitaire kosmopolieten’.

Dat is althans de fraaie benaming die sommige nette mensen bezigen als ze hun minachting ventileren. Minder nette mensen die dienst doen als verbale straatvechters van populistisch rechts spreken van landverraders, Gutmenschen, of politiek correcte collaborateurs. Onnette mensen met een speciale hekel aan vrouwen die ijveren voor een humaan asielbeleid hebben het ook wel over vuile moslimhoeren waar een piemel in moet.

Of diegenen met een afkeer van alles dat ruikt naar een progressieve levensstijl nou mooie of lelijke woorden gebruiken: ze zijn eensgezind in hun aanhankelijkheid aan de categorie Nederlanders die zij gewone mensen noemen, sinds kort beter bekend als ‘de laagopgeleide witte man’. Het beeld dat ons van het gewone volk wordt voorgeschoteld is even clichématig als beledigend: jammerende sukkels zijn het, die zich verwaarloosd voelen, mentaal zijn blijven steken in het Nederland van de jaren vijftig, in een permanente staat van woede verkeren vanwege het multiculturele leed dat ze door ‘links’ zou zijn aangedaan, en de illusie koesteren dat hun leven er beter, rijker, leuker en gezelliger op wordt als er een praatjesmaker aan de macht komt met beloften over etnische zuivering.

Het paternalistische engagement waarmee publicisten en politici in het anti-migrantenkamp zich opwerpen als verdedigers van de gewone mens vertoont sterke gelijkenis met de manier waarop communisten zichzelf eens beschouwden als revolutionaire voorhoede van het Nederlandse proletariaat. Alleen vormen de aanvoerders van het nieuwe volksgevoel geen bedreiging voor de elite van het grote geld, en hebben ze een effectievere pr. In de aanloop naar de verkiezingen van maart 2017 lijkt het erop dat de gewoonheid van mensen wordt afgemeten aan de mate waarin ze zijn gevallen voor een politicus die zichzelf afficheert als anti-establishment terwijl hij al bijna twintig jaar in de Tweede Kamer zit, nog nooit iets heeft gedaan waar minder draagkrachtige Nederlanders iets mee opschieten, en voornamelijk furore maakt met xenofobe uitspraken.

Zoetjesaan heeft het idee postgevat dat het mokkende deel der natie een grote meerderheid vormt. Je kunt bijna geen krant meer openslaan en bijna geen praatprogramma meer bekijken zonder dat er wordt voorspeld dat ‘het gewone volk’ in maart gaat zorgen voor een kladderadatsch. Na de zelfkastijding waaraan beeldbepalende media zichzelf overgaven toen Donald Trump tegen hun verwachtingen in toch de nieuwe Amerikaanse president werd, zijn ze van de weeromstuit doorgeslagen naar de andere kant. De eindzege die Wilders voor zichzelf opeist, wordt voortdurend gereflecteerd in een buitenproportionele uitvergroting van zijn aanhang. Alsof peilingen die rond de dertig van de honderdvijftig parlementszetels beloven een gewisse alleenheerschappij over Nederland behelzen.

Tegelijkertijd krijgen we almaar te horen dat we de pvv-stemmers niet helemaal serieus moeten nemen. We moeten ze invoelend benaderen en medelijden met ze hebben. Als zij aan de voeten van Geert Wilders gaan liggen, dan moeten we vooral niet zeggen dat hun walging van asielzoekers en min of meer moslimse medeburgers doet denken aan ouderwets racisme, we moeten begrijpen wat ze eigenlijk willen zeggen: dat ze zich in de steek gelaten voelen, met name door linkse politici en andere cultuurdragers die willen vasthouden aan gelijkheidsprincipes en mensenrechtenverdragen.

De stereotypen waarin gegrossierd wordt om te laten zien waar je staat in het politieke debat van vandaag vieren niet alleen hoogtij op Facebook en Twitter. Ook in kroegen, huiskamers en op familiefeestjes keren ze in allerlei gedaanten terug: de gewone witte Nederlander als het ultieme slachtoffer van de globalisering en de gesettelde linksmens (v/m) als fellow traveller van het islamisme, evenals de Marokkaanse Nederlander als achterlijke moslim met een criminele inborst en de Syrische asielzoeker als testosteronbom of zelfmoordterrorist. En dan zijn er nog de scheldkanonnades en bedreigingen die over en weer gaan in de sociale media, en waarvan de meest spectaculaire eindeloos worden herhaald, met als een van de dieptepunten het filmpje met Sylvana Simons’ hoofd op het bungelende lijk van een door de Ku Klux Klan verhangen zwarte man.

Van alle ongein die ik in de loop van de tijd naar mijn hoofd geslingerd heb gekregen bevalt dat ‘elitaire kosmopoliet’ mij nog het beste. Al heeft het wel even geduurd voordat ik me realiseerde dat ik erbij hoorde, bij dat deel van het volk dat ervan wordt beschuldigd verraad te hebben gepleegd aan de gewone mensen. Net zoals ik eraan moest wennen dat het hedendaagse beeld van gewone mensen wordt gedomineerd door wrokkige witte mannen met weerzin en wantrouwen tegen iedereen die niet op hen lijkt behalve Geert Wilders, moest ik van alles en nog wat wegslikken om me aangesproken te voelen als er in allerlei toonaarden werd afgegeven op een grootstedelijke bovenlaag die louter de zonnige zijde zou zien van een modern land met inwoners van divers pluimage. Het kenmerk van een elite is, dacht ik, dat ze bestaat uit een rijk en select en machtig gezelschap. Maar ik geloof dat je in de ogen van Wilders-adepten, Halbe Zijlstra-achtigen, en wie zich verder nog opwerpt als representant van de gewone boze burger, al bij de door hen verfoeide kosmopolitische elite hoort als je wel eens naar de opera gaat en van toetjes met kardemom houdt.

‘Er is maar één land: de aarde. Er is maar één volk: de mensheid. Er is maar één geloof: de liefde’

De qua afkomst nogal gemengde kringen waarin ik me doorgaans beweeg bestaan voor een belangrijk deel uit freelancende scharrelaars met weinig geld, weinig invloed, en een paar gebroken dromen. Die gebroken dromen hangen ten dele samen met de politieke soort die al weer een hele poos beurs geslagen in de touwen hangt: sociaal-democraten met oude idealen over een vreedzame wereld waarin kennis, inkomen en macht zo eerlijk mogelijk worden verdeeld. De meesten van ons veerden op bij de eerste toespraken van de Canadese president Justin Trudeau over de cruciale betekenis van migratie voor de spankracht van een land.

Sommigen van ons doen nog wel eens sentimenteel over de leuze waarin de Amsterdamse sdap-voorman Floor Wibaut (1839-1936) het streven naar betrokken wereldburgerschap verwoordde: ‘Er is maar één land: de aarde. Er is maar één volk: de mensheid. Er is maar één geloof: de liefde.’ Het is een credo dat al lang is ondergesneeuwd door de overal in ons ondermaanse dominante opvatting dat iedereen in de eerste plaats zijn individuele geluk en zijn individuele succes moet nastreven, zo veel mogelijk spullen moet kopen, een auto moet hebben, én de meest vanzelfsprekende band moet hebben met mensen van zijn eigen kleur en zijn eigen komaf.

Ik denk de laatste tijd wat vaker aan de Groningse filosoof Lolle Nauta (1929-2006). In een lezing bij het Amsterdamse cultureel centrum De Balie stelde hij ruim vijftien jaar geleden: ‘Mijn Nederlandse buurman is mij in principe niet minder vreemd dan een Iraanse vluchteling. Misschien heeft die vluchteling toevallig wel hetzelfde beroep als ik, zodat wij elkaar zelfs beter begrijpen dan ik en mijn buurman, die lid is van de Gereformeerde Kerk art. 31 en werkzaam is bij de verkeerspolitie.’ Het was een opvatting die toen al door menigeen werd afgedaan als luchtfietserij van een oud geworden linkse intellectueel. Ik geloof dat zijn manier van denken toe is aan revitalisatie, ook voor die zogenaamd gewone mensen die denken dat hun problemen, angsten en onzekerheden als sneeuw voor de zon zouden verdwijnen als er minder Marokkanen, minder moslims, en minder asielzoekers zouden zijn. Of zich laten paaien met de gedachte dat je terroristische aanslagen kunt voorkomen met elektronische pasjeswetten en extra politiecontroles voor mensen uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Dat woord kosmopoliet bevalt me misschien ook zo goed omdat het in feite zo nietszeggend is geworden. In veel opzichten zijn we het namelijk allemaal, van de boze witte man tot en met de Marokkaans-Nederlandse puber, de net aangekomen asielzoekster uit Syrië en de enthousiaste wereldburger. En dat is al heel lang zo. Bijna dertig jaar geleden beschreef Bram de Swaan in Het lied van de kosmopoliet al hoe de levens en de levensverwachtingen van mensen van overal vandaan met elkaar verknoopt zijn, alleen al door een wereldwijde hang naar Coca-Cola, hamburgers van McDonald’s, Hollywood-films, Japanse auto’s en spijkerbroeken uit die akelige Aziatische textielfabrieken. Inmiddels is daar de mogelijkheid bij gekomen om permanent contact te hebben met dierbaren, geestverwanten en collega’s waar ook op aarde ze zich bevinden. Stormenderhand hebben iPhone en smartphone de wereldmarkt veroverd, en er zijn steeds meer mensen die Whatsapp, Viber, Facebook en al die andere digitale netwerken gebruiken om informatie en weetjes en geintjes uit te wisselen met bekenden en onbekenden in verre landen.

Nagenoeg één zijn we in de zorgen die we hebben nu we in een tijdsgewricht terecht zijn gekomen waarin weinig meer vaststaat. In de wereld van vandaag is vrijwel alles flexibel en onzeker geworden, van het werk dat we doen tot en met de liefdesrelaties die we aangaan. En dat terwijl er meer dan ooit behoefte is aan geborgenheid.

Wereldwijd wordt door angstaanjagende schreeuwlelijken ingespeeld op onze behoefte aan beschutting. We zitten midden in een backlash aangevoerd door conservativo’s die niets meer te bieden hebben dan nostalgie en een wraaklustig wij-gevoel. Hoeveel schade die backlash nog gaat opleveren is afhankelijk van het alternatief dat wordt geboden aan de gewone, ongewone en buitengewone mensen die hunkeren naar een vergezicht met meer verbondenheid. Dat zijn er veel. Ook Nederland telt nog altijd een ruime meerderheid van inwoners die niet willen afkoersen op de gepolariseerde samenleving van de vaakst geciteerde twitteraars. Of ons wiegje nou in Nederland heeft gestaan of ergens ver weg, bijna allemaal willen we een ander perspectief dan de ommuurde politiestaat met klopjachten op donker ogende medeburgers waarop zowel terroristen als haatzaaiers aansturen.

De contouren van dat andere perspectief tekenen zich af in het leven van alledag. Tegenover de mediagenieke mopperaars die menen dat criminele rotjongens van Marokkaanse komaf representatief zijn voor ‘de Marokkaanse cultuur’, dat de Syrische vluchtelingen hier zijn gekomen om dood en verderf te zaaien, en dat ‘de islam’ een fascistische ideologie is, staan vele Nederlanders die hun hart vasthouden bij het vooruitzicht dat het politieke debat rond de verkiezingen wordt verengd tot reacties van andere politici op de Gilles de la Tourette-achtige uitbarstingen van Wilders cum suis.

Tegenover de bozen en de bangen met illusies over terugkeer naar het Nederland van een halve eeuw geleden staan veel meer landgenoten die begrijpen dat we het verder zullen moeten doen met wie hier is geboren en wie zich hier heeft genesteld. Tegenover de extreem-rechtse stoottroepers die asielzoekerscentra willen aanvallen en politici die asielzoekers geïsoleerd willen houden, staat een veelvoud van Nederlanders die juist kennis willen maken met mensen die net aan een gruwelijke oorlog zijn ontsnapt. Het wemelt van de initiatieven en initiatiefjes om pas gearriveerden zo snel mogelijk de kans te geven Nederlands te leren, iets te doen met hun talenten, en in contact te komen met vakgenoten. Bij Vluchtelingenwerk Nederland zagen ze het aantal vrijwilligers dat wil meehelpen aan de opvang en integratie van asielzoekers in het afgelopen jaar zelfs verdubbelen naar veertienduizend.

In de wereld van vandaag is vrijwel alles flexibel en onzeker, terwijl er meer dan ooit behoefte is aan geborgenheid

Een piek in het aantal aanmeldingen bij Vluchtelingenwerk werd veroorzaakt door het beeld van het dode Syrische jongetje dat aanspoelde op het strand bij de Turkse badplaats Bodrum. De weg naar het hart loopt al te vaak over de ruggen van dode kinderen met een hoge aaibaarheidsfactor. Onder de aangesnelde helpers zitten nog wel eens verwarde geesten die alle asielzoekers beschouwen als hulpeloze, onwetende en voor alles erg zielige slachtoffers. Toch leidt het praktisch bijstaan van asielzoekers regelmatig tot verbindingen die verder gaan dan uitingen van medelijden, schuldbesef en neerbuigende liefdadigheid. Alleen al daardoor is er een groeiend aantal mensen dat gevoelens van saamhorigheid niet meer in de eerste plaats reserveert voor Nederlanders van eigen bodem.

Een van mijn favoriete uitspraken van de Duits-Amerikaans-joodse filosofe Hannah Arendt is die waarin ze reageert op het verwijt dat ze niet genoeg van het joodse volk hield. In plaats van zich te verdedigen gaf ze toe dat het haar inderdaad ontbrak aan liefde voor wat alom werd beschouwd als haar eigen volk. De enige soort liefde die ze kende en waarin ze geloofde, zei ze, was die voor personen. In principe gold hetzelfde voor haar vermogen te haten, al is het verfoeien van een heel volk veel gemakkelijker dan het beminnen ervan, vooral als jou in naam van dat volk van alles en nog wat is aangedaan.

Het zijn niet alleen de intellectuele adepten van Hannah Arendt die zich verloren voelen bij het idee dat ze in de eerste plaats zouden moeten houden van het volk waaruit ze zijn voortgekomen. Ondanks het thuisgevoel waaraan ook veel hedendaagse Nederlanders zich warmen als ze in het al dan niet virtuele gezelschap verkeren van mensen uit dezelfde stad, streek of (geloofs)gemeenschap zijn er maar weinigen die zich daadwerkelijk verschansen achter een eenduidige nationale, culturele, etnische of seksuele identiteit. De meeste van ons zijn min-of-meer-mensen geworden. Afhankelijk van de context waarin we ons bevinden voelen we ons een beetje minder of juist meer wit, zwart, homo, hetero, Nederlander, Syriër, jood, moslim, christen, atheïst, man, vrouw, Amsterdammer, Teherani, of wat dan ook.

En een toenemend aantal van ons is zelf migrant of kan zich een leven zonder migranten en de nazaten van migranten niet meer voorstellen. Niet uit ideologische aanhankelijkheid aan de multiculturele samenleving, maar vanuit een geleefde werkelijkheid, en uit realiteitsbesef. Zelfs onder de Henks en Ingrids zijn er heel wat te vinden met een door hen als ‘eigen’ beschouwde buurman, collega, vriendin, schoondochter, tandarts, burgemeester, werkster of pizzabezorger met namen als Ahmed, Masoud, Parvin of Fatima.

Ook de in alle toonaarden omarmde gewone witte man schiet meer op met een insluitend toekomstperspectief dan met een tot mislukken gedoemd vastklampen aan een geïdealiseerd verleden waarin bijna iedereen levenslang bleef wonen op het plekje grond waar ook zijn ouders en grootouders rondscharrelden. Het zou een gotspe zijn als we Nederland in de aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen bij voorbaat uitleveren aan een minderheid van angstige lawaaimakers die zich niet kunnen verhouden tot het feit dat naast Coca-Cola, films, auto’s, spijkerbroeken, smartphones en andere spullen ook mensen uit andere delen van de wereld zullen blijven komen, vooral als die andere delen van de wereld verwikkeld zijn in een oorlog.

Dat onder de nieuwkomers ook een paar klootzakken, desperado’s en radikalinski’s zullen zitten is onvermijdelijk. Geen land kan zichzelf zo afsluiten dat geen enkel gevaar meer doorsijpelt. Elke politicus die belooft Het Kwaad buiten Nederland te zullen houden maakt zich schuldig aan kiezersbedrog; wie van elke migrant een onschuldig slachtoffer maakt doet aan zelfbedrog.

Wat we nodig hebben is een goedmoedig kosmopolitisme, een vorm van burgerschap waarin verschillen in afkomst nieuwsgierig maken, en waarin geestverwantschap belangrijker wordt gevonden dan stamverwantschap. Hoe we denken over de herverdeling van kennis, inkomen en macht, ook tussen mannen en vrouwen, en het beëindigen dan wel voorkomen van oorlogen, is oneindig veel interessanter dan de cultuur waaruit we zijn voortgesproten, het geloof dat we eventueel aanhangen en het gehakketak over zondebokken.

Wie het daarbij ook nog is gegeven zich te laten raken door muziek, boeken, films, en andere kunstuitingen van buiten zijn geijkte landsgrenzen hoort misschien niet meteen bij het ras der elitaire kosmopolieten, maar wordt wel een stuk rijker en gelukkiger.


Marja Vuijsje is schrijfster. In haar laatste boek, Het rijbewijs van Nematollah, een migratiegeschiedenis, mengde ze het verhaal over de impact van migratie in onze tijd met de moderne geschiedenis van Iran.