AMMAN/BEIROET – De Hoge Commissaris van de Vluchtelingen Antonio Guterres sprak begin februari van ‘de grootste volksverhuizing in het Midden-Oosten sinds de Palestijnse exodus van 1948’. Hij had het over de Iraakse vluchtelingensituatie. Verwacht daarbij geen hongerbuikjes en tentenkampen: dit is Afrika niet. De beste manier om de Iraakse vluchtelingen in de Jordaanse hoofdstad Amman te zien is door een bezoek te brengen aan de gigantische Mekka Mall. Misschien is het door de ontbering van enige luxe in Irak zelf – eerst door de sancties, vervolgens door de invasie, de bezetting en de burgeroorlog – dat de Mekka Mall de ontmoetingsplek geworden is voor de jonge Irakezen in Amman. De Irakezen zijn gemakkelijk te herkennen; het zijn de meisjes en jongens die hard hun best doen om eruit te zien als trendy Libanezen.
Het zou gemakkelijk zijn om de Irakezen in Jordanië af te doen als luxe-vluchtelingen. Inderdaad waren het aanvankelijk vooral de superrijken die Irak inruilden voor Jordanië: Iraakse miljonairs, meestal verbonden met het verdreven Saddam-regime. Ze kwamen hun geld in Jordanië in veiligheid brengen. In de eerste tien maanden van 2006 werd voor zo’n 450 miljoen dollar (333 miljoen euro) Iraaks geld in Jordanië geïnvesteerd. Jordanië legde deze rijke vluchtelingen geen strobreed in de weg: al wie honderdduizend dollar (74.000 euro) borg kon storten, of aandelen kon voorleggen ter waarde van honderdduizend dinar (ongeveer honderdduizend euro), kreeg automatisch een verblijfsvergunning.
‘Iedereen ziet graag geld binnenkomen, niet alleen de Jordaniërs’, relativeert Yousif Agoub, de eigenaar van Zad El-Khair, een duur Iraaks restaurant in Amman. De bekendste restaurants van Bagdad hebben de voorbije jaren hun deuren gesloten en zijn opnieuw begonnen in de Jordaanse hoofdstad. Agoub, een Armeense christen, vertrok na een dreigbrief aan zijn adres. Hij heropende in Amman in een joint venture met een Jordaanse partner, een officiële vereiste. ‘Je kan het de Jordaniërs niet kwalijk nemen dat ze beperkingen opleggen aan de Irakezen’, zegt hij. ‘Toerisme is hun voornaamste bron van inkomsten en daarvoor is stabiliteit onontbeerlijk.’
Maar Jordanië vreest aantasting van die stabiliteit nu na de middenklasse ook de armen zijn gekomen. Als het zo doorgaat, wordt de huidige middenklasse straks de arme klasse. ‘Ik zeg het voortdurend tegen de nieuwkomers’, zucht Faiza Al-Arji: ‘Hou op met dure auto’s kopen, want straks is het spaargeld op en banen zijn er niet in Jordanië.’ Al-Arji is een Jordaans-Iraakse die bekend werd met haar blog afamilyinbaghdad.blogspot.com. De naam is gebleven, maar de familie woont tegenwoordig in Amman.
Officieel telt Jordanië 760.000 Iraakse vluchtelingen. Maar dat cijfer wordt nu al enige tijd onveranderd gehanteerd, en het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN (unhcr) raamt dat er iedere maand tienduizenden Irakezen bijkomen, zowel in Jordanië als in Syrië. De cijfers zijn voor alle landen niet meer dan schattingen: vijfhonderdduizend tot één miljoen in Syrië, twintig- tot tachtigduizend in Egypte, veertig- tot honderdduizend in Libanon. Voeg daarbij 1,7 miljoen ontheemden in Irak zelf.
‘Het goede nieuws is dat er een grondige studie komt door het Noorse Fafo-instituut’, zegt Rana Sweis van het unhcr in Amman. ‘Die zal hopelijk een beter idee geven van de omvang en de noden van de Iraakse vluchtelingen.’
Het unhcr is begin dit jaar begonnen met het registreren van de vluchtelingen. Zo’n 25.000 Irakezen in Jordanië zijn nu de trotse bezitters van een document waarin ze officieel erkend worden als vluchteling. Het probleem is dat Syrië, Jordanië noch Libanon de vluchtelingenconventie van Genève van 1951 heeft ondertekend. ‘Momenteel worden ze beschouwd als gasten’, zegt Sweis, ‘daarom hebben ze geen toegang tot onderwijs, medische zorgen of werk.’ (Toen een aantal christelijke kerken in Amman poogde parallelle Iraakse scholen op te richten, werden die prompt gesloten op beschuldiging van bekeringspraktijken.)
Niemand beweert dat Jordanië ongastvrij is geweest: een miljoen nieuwkomers in een land met zes miljoen inwoners is niet niks. Zeker niet omdat al drie van die zes miljoen inwoners Palestijnse vluchtelingen en hun afstammelingen zijn. Grommend wordt geaccepteerd dat de vastgoedprijzen door de Iraakse toevloed zo zijn gestegen dat Jordaanse koppels hun huwelijk moeten uitstellen. Anders dan in Libanon – waar illegale Irakezen onverbiddellijk de cel ingaan – zijn gedwongen deportaties naar Irak zeldzaam in Jordanië.
Maar de laatste tijd wordt duidelijk dat zowel Syrië als Jordanië er de buik vol van heeft om de last van de Iraakse exodus alleen te dragen. Daar waar Jordanië in het begin vlotjes visa voor drie maanden afleverde, wordt nu nog slechts een week gegeven, niet verlengbaar. En aan de grens is de Jordaanse douane begonnen met het systematisch weigeren van mannen tussen zestien en veertig jaar oud.
Mogelijk is de hardere opstelling van Jordanië een signaal naar de internationale gemeenschap die deze week in Genève bijeenkomt om de situatie te bespreken. ‘Jordanië is bijzonder gastvrij geweest en is dat nog steeds’, zegt Joost Hiltermann van de International Crisis Group in Amman. ‘Stel u maar eens voor dat Iraakse vluchtelingen plots tien procent of meer van de Nederlandse bevolking zouden uitmaken. Maar het is duidelijk dat de Jordaniërs aan hun limiet zitten. Als de situatie zo verder gaat, zullen er kampen moeten komen aan de Iraakse grens.’
Gezien de dagelijkse gruwelbeelden van sectarisch bloedvergieten in Irak is het opmerkelijk dat er geen noemenswaardige spanningen zijn onder de Irakezen in de buurlanden. In Libanon, waar de eigen sectarische spanningen opnieuw hoog oplopen, zien de Irakezen zich verplicht om onderdak te zoeken bij de eigen geloofsgemeenschap: soennieten bij soennieten, sjiieten bij sjiieten, Palestijnen bij Palestijnen en christenen bij christenen. De Irakezen verbazen zich daarover en zeggen dat het er bij hen helemaal niet zo aan toegaat. En inderdaad: in Jordanië en Syrië leven Irakezen gebroederlijk samen. In ballingschap herontdekken ze zelfs iets wat volgens veel buitenstaanders helemaal niet bestaat: een Iraakse identiteit.
Neem Abu Youssef, Ali, Yassir en Mohamad: twee soennieten en twee sjiieten die samenhokken in een piepklein kamertje in Amman met net genoeg plek voor vier bedden. ‘Natuurlijk zijn we het niet altijd eens over alles wat er in Irak gebeurt’, zegt Abu Youssef, ‘maar de mensen in Irak kunnen het doorgaans goed met elkaar vinden. Het zijn de politici die de boel verzieken.’
Logisch, zegt Hiltermann: ‘In Irak is een machtsstrijd gaande. In Jordanië heb je dat niet en dus is er ook geen reden om elkaar uit te moorden.’ Maar Hiltermann ziet wel een groeiend anti-sjiitisch sentiment in Jordanië zelf, waar iedereen soenniet is. Aan de grens vraagt de Jordaanse douane tegenwoordig aan vluchtelingen of ze soenniet of sjiiet zijn. In het parlement en in de moskeëen wordt opruiende taal gebruikt tegen de sjiieten. ‘Het is koning Abdullah zelf die daarvoor het groene licht heeft gegeven met uitspraken over het gevaar van de sjiitische halve maan.’
Veel oplossingen voor de huidige situatie zijn er niet, meent Hiltermann. ‘Of het wordt vrede in Irak, of de internationale gemeenschap gaat akkoord om een deel van de vluchtelingen op te nemen. Ik denk dan vooral aan de landen die meegedaan hebben aan de invasie van Irak en dus medeplichtig zijn aan de huidige situatie.’
In de aanloop naar de unhcr-conferentie hebben sommige landen al een inspanning gedaan, bang wellicht om in Genève een modderfiguur te slaan. De VS hebben beloofd dat ze dit jaar zevenduizend Irakezen gaan opnemen; sinds 2003 waren dat er welgeteld 466. Ook Nederland gaat de regels versoepelen. Maar in feite doet alleen Zweden echt een inspanning. Zweden is goed voor de helft van de Iraakse asielaanvragen in de EU. De reden: Iraakse asielaanvragen worden in Zweden bijna altijd ingewilligd, terwijl in de meeste andere EU-landen precies het tegenovergestelde gebeurt.
Sweis maakt zich geen illusies: ‘In 2006 zijn wereldwijd 404 Irakezen door derde landen opgenomen. Stel: de wereld gaat in Genève akkoord om er vijftigduizend op te nemen in 2007, wat dus nooit gaat gebeuren. Dan nog zou dat niet meer dan een druppel in de oceaan zijn.’ ‘Nee’, zegt ze, ‘ik vrees dat er op termijn maar één oplossing is, en dat is veiligheid en stabiliteit in Irak zelf.’
…………………………………………………………………………………………
De wraak van Koeweit
De Golfoorlog van 1991 is bijna vergeten. Maar binnenkort zou hij weer midden in de belangstelling kunnen staan. Een onbekende episode van de oorlog, die zich afspeelde vlak na de bevrijding van Koeweit, wordt opgerakeld nu negenduizend slachtoffers van de wraakcampagne van de Koeweiti’s zich hebben georganiseerd. Ze hebben aangeklopt bij de Belgische rechter, die een universele bevoegdheid heeft voor het berechten van zware schendingen van het internationaal recht.
De zaak is gericht tegen de Koeweitse autoriteiten, die meteen na de vlucht van de Iraakse bezetters eind februari 1991 een terreurcampagne opzetten tegen Arabische gastarbeiders, met name Palestijnen. Als rechtvaardiging voerden de Koeweiti’s aan dat zij Saddam Hoessein hadden gesteund bij zijn inlijving van Koeweit. In rapporten die de kwestie behandelen, wordt het vermoeden uitgesproken dat het de Koeweiti’s er in werkelijkheid om te doen was te voorkomen dat ze zouden worden overvleugeld door de groeiende aantallen gastarbeiders. De Palestijnse gemeenschap in Koeweit werd in enkele jaren gereduceerd van vierhonderd- tot dertigduizend.
De schattingen over het aantal gemartelde en gedode gastarbeiders lopen uiteen. Vast staat dat de aantallen die destijds werden genoemd in de westerse pers – als die al aandacht besteedde aan de etnische zuivering – te laag zijn. Westerse journalisten vielen onder Amerikaanse militaire censuur. President Bush-de-oudere had er geen belang bij de aandacht te vestigen op ‘de grote schoonmaak’ in Koeweit. Op 6 maart 1991 hield de president zijn overwinningsspeech in het Congres. Daarin zei hij dat zijn doel een wereld was ‘waarin vrijheid en respect voor mensenrechten een thuis vinden in alle naties. De Golfoorlog was onze eerste test, en, landgenoten, we zijn geslaagd.’ Op dat moment was de terreurcampagne in het zojuist bevrijde Koeweit al in volle gang. De Palestijnse arts Muhammed Khairi Lubbadah werkte in het Mubarak Hospitaal in Koeweit Stad. Hij zag dode en gewonde Palestijnse burgers binnenkomen, steeds meer, en ging op onderzoek uit. Hij zag massagraven en schat dat vierduizend mensen vermoord werden en zestienduizend gemarteld. In juli 1991 werd ook hij ontslagen en het land uit gezet.
Westerse media lieten zich al eerder tijdens de Golfoorlog voorliegen door de Amerikanen. Met name cnn en cbs berichtten kritiekloos over misdaden van Iraakse militairen. Naderhand bleek vrijwel geen van deze verhalen te kloppen. Het bekendste bedenksel is dat van de couveusebaby’s die door Iraakse militairen gedood zouden zijn, opdat zij de couveuse konden roven.
Amnesty International, Human Rights Watch en Middle East Watch tekenden naderhand getuigenissen op. Er waren verhalen van vrouwen die verkracht werden door groepen Koeweiti’s. Een van de schokkendste verhalen betrof een Palestijns bruidspaar dat zich voorbereidde op hun trouwplechtigheid, toen Koeweitse milities hun appartement binnen vielen. Bruid en bruidegom werden verkracht. De bruid werd vervolgens gedood met negen kogels in haar hoofd, de bruidegom kreeg een salvo in zijn ruggengraat.
Getuigen verklaarden dat de acties werden geleid door de al-Sabah-familie, die Koeweit leidt. Zij stuurde milities die werden aangevoerd door de geheime dienst en de politie en het leger de Palestijnse buurten in om, zoals de kroonprins zelf zei, ‘de wijken op te schonen’. Doel was de ‘vijfde colonne’ van Palestijnen, Jemenieten, Jordaniërs en andere gastarbeiders uit landen die Saddam Hoessein hadden gesteund op te ruimen.
Al zestien jaar lang proberen slachtoffers van de etnische zuivering hun recht te halen. Maar terwijl de Koeweiti’s inmiddels ruimschoots schadeloos zijn gesteld voor het leed en de vernielingen die Iraakse troepen aanrichtten, hebben de gastarbeiders erkenning noch geld gezien. Zij hebben zich verenigd in de Cooperative Society for Gulf War Returnees, gezeteld te Amman. Yves Beaumelin, een voormalig medewerker van de Franse geheime dienst dst, heeft zich ten doel gesteld de vergeten slachtoffers van de Koeweiti’s hun gerechtigheid te laten vinden. Daar laat hij zich vast goed voor betalen: hij heeft inmiddels zijn eigen inlichtingenbureautje, Intelynx, gezeteld in Zwitserland. Beaumelin zelf heeft een Liechtensteins mobiel nummer.
Het is niet duidelijk of België de zaak ontvankelijk zal verklaren. In 2003 werd de Belgische wet op de universele bevoegdheid voor het berechten van zware schendingen van het internationaal recht ingeperkt. Voordien mocht iedereen aankloppen, tegenwoordig moeten de zaken een verband met België hebben.
JOERI BOOM