Het citaat onthult veel over het verhaal: het is geschreven met een onmiskenbare ambitie – behalve deze verwijzing naar de openingszin van Tolstoj’s Anna Karenina staat de roman bol van bijbelse verwijzingen – er is een verteller die deels boven de personages zweeft en duidt, en er is dagelijkse sleur, repetitief ongeluk dat zich niet beperkt tot één hoofdpersoon, maar tot een hele familie, nee, een hele stamboom.

Die Amerikaans-joodse stamboom ziet er als volgt uit: bovenaan staat Isaac, een holocaustoverlever en tevens patriarch van de familie Bloch. Isaac is de vader van Irv, Irv de vader van Jacob, Jacob de vader van Sam, Max en Benjy. Alle personages krijgen in meer of mindere mate een eigen karakter, geënt op de moderne wereld – zo is de jonge Sam verslaafd aan online community Other Life, verdient Jacob zijn geld als schrijver van populaire Netflix-series. En dan is er ook nog een tak van de familie die zich in Israël heeft gevestigd, met nazaten die logischerwijs een totaal andere levensloop hebben dan hun Amerikaanse equivalenten. Met 639 pagina’s is dit het meest lijvige en doorwrochte werk dat Foer schreef.

Het verhaal draait om Jacob, een huisvader in een midlifecrisis. Met zijn kinderen krijgt hij moeizaam contact, zijn huwelijk met architecte Julia is in het slop geraakt, van zijn (succesvolle) televisiewerk vraagt hij zich af of het wel nut heeft en hij wordt in toenemende mate geconfronteerd met zijn in Israël gevestigde familieleden. Hoe moet hij zich tot hen verhouden? is de vraag die steeds prominenter wordt. Wat heeft hij, als welgestelde Amerikaan, te maken met het gedeelde joodse verleden? Jacob is iemand die twijfelt over alles. Slim, ernstig, scherpzinnig ook, maar het lukt hem niet om in punten of afgesloten zinnen te denken, alles gebeurt in vraagtekens – en elke vraag die hij stelt leidt tot minstens twee nieuwe vragen. Wat wordt er van de holocaust doorgegeven op nieuwe generaties? Wat is hij in de eerste plaats, een Amerikaan of een jood? Vallen die twee tegen elkaar af te wegen? Waar ligt zijn ware thuis, en dient hij, nu er een oorlog uitbreekt, naar Israël toe te gaan?

Oorlog, ja: de actie in deze roman beperkt zich niet tot de woning van het gezin Bloch, het gaat ook om de wereldpolitiek. Hier ben ik begint met het toonzettende: ‘Toen de verwoesting van Israël begon, twijfelde Isaac Bloch of hij zelfmoord zou plegen of naar Het Joods Tehuis verhuizen.’ Pas halverwege de roman krijgt die verwoesting werkelijk vorm: er vindt een vernietigende aardbeving plaats in het Midden-Oosten, waarop tientallen landen Israël de oorlog verklaren. Dit is de gebeurtenis die Jacobs vragen in één klap actueel maakt: de omstandigheden vragen om meer dan vrijblijvende overpeinzingen, er moet iets gebeuren.

Terwijl Israël wordt aangevallen, blijft Jacob zich bezighouden met de vierkante meter van zijn gezin

In Foers eerdere twee romans draaide het om jonge, intelligente en wat wereldvreemde hoofdpersonen wier onschuldige blik op de buitenwereld ontroerend contrasteerde met de wrede, waargebeurde context, respectievelijk de holocaust (Alles is verlicht, 2002) en 9-11 (Extreem luid ongelooflijk dichtbij, 2005). In Hier ben ik gebeurt het omgekeerde: de context is fictief en het hoofdpersonage is aangrijpend alledaags. Het geeft deze roman iets realistisch en tams tegelijkertijd. Het speelse is grotendeels uit Foers taal verdwenen; terwijl Israël wordt aangevallen, blijft Jacob zich bezighouden met de vierkante meter van zijn gezin; zijn huwelijk komt steeds verder onder spanning te staan, zeker wanneer zijn vrouw een mobiele telefoon vindt die hij heeft gebruikt voor sexting met een vrouwelijke collega. Extra pijnlijk: deze sms’jes zijn geschreven met een baldadigheid die Jacob in het echte leven al lang niet meer toont.

De oorlog in Isräel enerzijds en de ontsporing van het huwelijk anderzijds zijn niet twee verhalen die Foer krampachtig in dezelfde roman heeft geprobeerd te stoppen, het gaat hier juist om het kruispunt van die twee verhalen. Om de afweging: wat prevaleert wanneer je in je slaapkamer problemen hebt en duizenden kilometers verderop het land van jouw volk wordt aangevallen? Welk van de twee is het belangrijkste, wat is het echte thuis?

Behendig bouwt Foer de spanning rondom die vragen op. Met een stortvloed van scherpe dialogen, soms zo vrij van opsmuk dat ze uit een toneelstuk afkomstig lijken, houdt hij de vaart in het verhaal, terwijl hij uitgebreid ingaat op allerlei zijpaden. Hij wijst vooruit, blikt terug, zoomt in, zoomt uit, wisselt van perspectief om de spanning vast te houden – het is allemaal knap gedaan, en in combinatie met de sobere stijl is het een overtuigende proeve van literair vakmanschap. Ondertussen doet de roman wel regelmatig verlangen naar een meer afgebakend verhaal: tegenover elke geslaagde scène in Hier ben ik staat een uitleggerige of minder overtuigende passage. De ontroerendste stukken zijn uiteindelijk niet die waarin de grootste vragen worden gesteld, maar juist die waarin Foer het leed dat gezin heet voor zich laat spreken; zelden las ik zo mooi over een afbladderend huwelijk als in de hoofdstukken over Julia en Jacob. De gesprekken die Jacob met zijn zoon Sam voert zijn van een zeldzaam hoog niveau, zowel huiselijk als spannend.

Voor veel schrijvers was dat genoeg geweest. Voor Jonathan Safran Foer niet: een opeenstapeling van ongelukkige ochtenden is niet genoeg, hij wilde meer. Meer politieke context, meer uitgeschreven karakters, meer afwegingen, meer generaties. In die opzet is hij beslist geslaagd. Of hij daarmee ook koos voor de best mogelijke roman is een tweede.


Beeld: Het speelse is grotendeels uit Foers taal verdwenen (Jeff Mermelstein)