Stel je een intellectueel voor die zich transformeert tot Europees bureaucraat. Die het einde van de geschiedenis verkondigt en in die hoedanigheid door Francis Fukuyama goedkeurend wordt opgevoerd als voordenker van zijn liberale triomfalisme. En denk je dan in wat een linkse filosoof daarover zou zeggen. Juist ja.
Precies die reactie zul je níet horen uit de mond van Boris Groys (1947, Oost-Berlijn). De in de Sovjet-Unie opgegroeide denker laat zich niet in een hokje stoppen. In de jaren tachtig bewoog hij zich in de dissidente Russische kunstscene. Tegenwoordig is hij hoogleraar aan New York University en verbonden aan de door Peter Sloterdijk aangevoerde Hochschule für Gestaltung in Karlsruhe. Met name buiten Nederland geldt hij als een bekende filosoof en kunstcriticus, met provocerende ideeën over het socialistisch realisme en de Sovjet-Unie.
Komend weekend opent in het Utrechtse kunstcentrum bak een door hem samengestelde tentoonstelling. Het is een selectie uit duizenden foto’s en ansichtkaarten, gemaakt en verzameld door Alexandre Kojève (1902-1968). Deze Frans-Russische filosoof verwierf in de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog faam als Hegel-interpretator. Met zijn Parijse colleges oefende hij grote invloed uit op de naoorlogse generatie Franse filosofen. Jacques Lacan was een leerling van Kojève, net als George Bataille. Maar ook Sartre en Foucault zijn door hem geïnspireerd. De meester himself was toen al lang een heel andere richting ingeslagen. Hij constateerde, met Hegel, niet alleen het einde van de geschiedenis. Hij handelde er ook naar: Kojève werd bureaucraat. In die rol stond hij aan de wieg van de Europese Unie.
Herr Groys. Waarom Kojève? En wat maakt zijn beeldcollectie zo bijzonder dat u er een tentoonstelling aan wijdt?
‘Ik houd me al langere tijd intensief bezig met Kojève. Maar ik was niet op de hoogte van het bestaan van deze beelden. Ik wist wel dat er een Kojève-archief was in Parijs. Toen ik eenmaal in de gelegenheid was om dit te bezoeken, vond ik verscheidene ongepubliceerde geschriften van zijn hand. En ik stelde vast dat, nadat Kojève na de Tweede Wereldoorlog de filosofie had opgegeven, hij begonnen was te fotograferen. Er zijn meer dan vijfduizend foto’s van hem, plus een grote verzameling ansichtkaarten. Ik was onder de indruk van die collectie.’
U heeft zelf opgemerkt dat Kojève’s foto’s niet direct artistieke uitingen lijken. Zijn beelden van oude gebouwen, kerken en ruïnes in verre landen hebben meer weg van toeristische ansichtkaarten.
‘Kojève speelt daarmee. Kijk, als je een duidelijke uitspraak kon doen over wat iemands kunst zegt, dan hoefde je er geen tentoonstelling aan te wijden. Dan konden we volstaan met dit interview. Maar iedere tentoonstelling, ieder kunstwerk opent verschillende mogelijkheden tot interpretatie. Dat geldt ook voor de foto’s van Kojève. Zij tonen het wereldmuseum. Datgene wat de geschiedenis heeft nagelaten aan ons, levend in het tijdperk na de geschiedenis, de posthistoire. Op de foto’s van Kojève is de geschiedenis een verzameling ruïnes geworden. Jawel, er zijn ook mensen zichtbaar. Maar dat zijn niet dezelfde mensen die deze monumenten hebben doen verrijzen. Wie zou tegenwoordig nog de Egyptische piramides bouwen?’
U noemt de posthistoire. Kojève sprak hierover nog voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, ten tijde van de stalinistische terreur. Was hij niet een beetje voorbarig?
‘Het is een bepaalde geschiedenis die volgens Kojève geëindigd is. Namelijk de geschiedenis van de zelfopoffering. Ergens schrijft hij dat alleen sommige financiële kapitalisten zich nog willen opofferen – voor het kapitaal. Dat bedoelt hij natuurlijk niet letterlijk. Hoewel, sommigen plegen daadwerkelijk zelfmoord als ze hun geld kwijtraken. Maar hoe dan ook, in het algemeen leven wij in een beschaving waarin het bestaan zélf de hoogste waarde heeft. Als je dat accepteert, accepteer je het einde van de geschiedenis. Want de geschiedenis veronderstelt, in hegeliaanse en marxistische zin althans, dat het leven zijn waarde ontleent aan de opoffering voor een ideaal. Dat betekent ook dat staten als Iran voorlopig historisch blijven. Net zoals nazi-Duitsland historisch was. Voor alle duidelijkheid: Kojève nam deze ontwikkeling, van zelfopoffering naar het leven als waarde an sich, slechts waar in enkele landen. Frankrijk, de Verenigde Staten, Engeland en ook Nederland. Hij ging ervan uit dat deze landen een avant-garde vormden. Het model zou zich langzaam verbreiden. Uiteindelijk zou volgens Kojève op deze wijze een homogene, universele wereldstaat ontstaan.’
Terecht of niet, het einde van de geschiedenis wordt tegenwoordig in verband gebracht met Francis Fukuyama, met een misplaatste liberale overwinningsroes. Of, om het nog wat actueler te maken, met Angela Merkels favoriete woord als het om de eurocrisis gaat: alternativlos. Dat lijkt me niet uw standpunt.
‘Ik snap niet waarom die Fukuyama zo belangrijk is. Het is in elk geval een misverstand dat de posthistoire het einde van de politiek inluidt, integendeel. Het einde van de geschiedenis is het begin van het politieke activisme. Jawel! Denk aan Arthur Rimbaud: einde van de kunst, begin van het activisme. Marx! Einde van de filosofie, begin activisme. Kojève staat voor honderd procent in deze traditie. Niet langer filosoferen, maar ageren. In zijn geval: besturen.’
Weer zo’n merkwaardige paradox. Zijn Brusselse bureaucraten nu ineens activisten?
‘Wat is activisme? Je creëert een organisatie, je organiseert een flashmob, de Berlijnse Biënnale, Occupy Wall Street, een aanslag, de Europese Unie. Kojève heeft tot op een bepaald moment nagedacht, en toen is hij gaan organiseren. Hij wilde in de praktijk meewerken aan het ontstaan van een homogene, universele staat.’
Was dat, achteraf, een juiste inschatting?
‘Dat is een interessante vraag. Ik neig naar een nee. Maar laat ik beginnen met Kojève te verdedigen. In de huidige wereldorde ontbreekt het aan een evenwicht tussen het geglobaliseerde kapitalisme en de gelokaliseerde politiek. Persoonlijk ben ik van mening dat het kapitalisme zichzelf en alle andere ruïneert. De enige mogelijkheid om het kapitalisme te stoppen – of te redden – is door internationale instituties te scheppen. Een universele staat zoals Kojève die voorstond, zou het kapitalisme dus kunnen stabiliseren. Of zo’n universele staat voor de benodigde onderlinge solidariteit kan zorgen, is daarbij een open vraag. Denk aan de populaire films waarin aliens de menselijke soort dreigen uit te roeien. Op dat moment zijn alle mensen solidair met elkaar. Maar als die vreemde wezens er niet zijn, ligt dat ineens een stuk moeilijker.
Iets dergelijks zie je in Europa. Wat Kojève uiteindelijk moest inzien, is dat de rede niet voldoet om het individuele en het collectieve te verzoenen. Zolang de Europese economie floreert, functioneert ook de Europese solidariteit. Maar zodra de groei uitblijft, zoals nu het geval is, blijft er niets anders over dat de mensen verbindt. Wanneer er reële gevaren opduiken, leeft het nationale egoïsme weer op. Laat de anderen maar sterven. Ik wil overleven, zo is de gedachte.’
De EU lijkt haar hoop te vestigen op de zogenaamde technocraten die ons uit de crisis moeten leiden. Aan het einde van de geschiedenis staat volgens Brussel Mario Monti…
‘Dat gaat dus niet. Niets kan volledig door rationeel denken worden opgelost. Uiteindelijk word je met zuiver politieke vragen geconfronteerd. De Europese Unie is in deze crisis geraakt omdat ze dat niet heeft begrepen. Ze heeft zich economisch georganiseerd, maar niet politiek.’
Waar staat u zelf? Heeft u net als Kojève de overgang van filosoferen naar besturen al gemaakt?
‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet zo geloof in die totale omslag. Dat je à la Kojève kunt zeggen: tot punt a was het altijd zo, en daarna wordt alles anders. Ik blijf wat dat betreft bij het bezwaar van Sören Kierkegaard tegen Hegel: je kunt het denken van het individu niet geheel verzoenen met het denken van de geschiedenis. Er blijft altijd een kloof, en die kloof is onoverbrugbaar. Er is zoiets als de dood, er is eenzaamheid. Er is altijd een vrije ruimte om te beslissen wat je wel en niet doet. Ik geloof kortom niet in een objectieve noodzakelijkheid waarvoor je zou moeten buigen. De utopie is niet langer mogelijk, heet het. Hoezo niet? Misschien is het niet opportuun, misschien levert het niet veel geld en succes op. Maar dat neemt niet weg: alles is altijd mogelijk.’
U gelooft niet in zulk determinisme, maar u wílt u ook niet schikken, toch? U lijkt als intellectueel plezier te scheppen in uw ongrijpbaarheid.
‘Ik neem altijd de positie in van de outsider. Misschien heeft dat te maken met mijn dissidente verleden in de Sovjet-Unie. Ik en mijn vrienden waren nooit dissident in die zin dat ik daar frontaal tegen was. Ik heb de Sovjet-Unie altijd bewonderd…’
Bewonderd? Wat dan precies?
‘Dat uiteindelijk alle beslissingen, ook de politieke, esthetische beslissingen waren. De Sovjet-Unie was een romantische staat. Er was geen markt, geen monetair systeem, geen winst. Die koude logica van het kapitalisme was er niet. Het was daarmee een beetje een artistieke staat. Dat maakte haar fascinerend. Ik kon me er niet mee identificeren. Desondanks bewonderde ik haar.’
De liefde was niet wederzijds…
‘Weet u: de mensen, de machten – ze willen niet dat je ze bewondert. Dat is een niet-deelname, en daarmee een belediging. Ze willen dat je ze volgt. Dat iedereen deelneemt. Natuurlijk, er zijn vijanden van het communisme. Zij proberen datgene wat opgebouwd is te vernietigen. Maar op hun manier nemen ook zij er deel aan. Als je er daarentegen gewoon bij staat te kijken, niets doet en opmerkt hoe wonderbaarlijk je dat alles vindt – dat vinden ze maar niks.’
U was niet enkel in de Sovjet-Unie een outsider. Ook in het Westen geldt u als omstreden. De analyse die u geeft van de Sovjet-Unie in uw boek Het communistische postscriptum is makkelijk te lezen als een apologie voor Stalin. U laat de gruwelijkheden die onder zijn bewind plaatsvonden buiten beschouwing.
(diepe zucht) ‘Stel, je beschrijft een olifant. Ik beschrijf hem zoals hij zelf leeft, niet hoe hij bijvoorbeeld de andere, kleine wezens vertrapt. Dat laatste is ook relevant. Maar het is geen noodzakelijk onderdeel van de beschrijving. Beschrijvingen van wie en wat de Sovjet-Unie allemaal vertrapt heeft zijn er zeer veel. Iedereen weet daarvan. Dat herhalen heeft geen zin. Maar beschrijvingen van hoe de olifant er zelf uitziet, daarvan zijn er weinig. Ik zeg weinig, maar eigenlijk bedoel ik: geen. Ik probeer kortom iets te beschrijven wat anderen nalaten. Ik reconstrueer de innerlijke logica van deze staat, haar ideologie, de kunst, de debatten. Ik schrijf niet dat het goed is noch dat het slecht is. Ik zeg twee dingen. Ten eerste: dat het naar mijn mening zo is. Ten tweede: dat we, net als voorheen, in hetzelfde probleemveld leven als dat waaruit de Sovjet-Unie is ontstaan. De Sovjet-Unie is verleden tijd. Maar die problematiek – de spanning tussen kapitalisme en staat, kunst en commercie – is niet verdwenen.’
De tentoonstelling After History: Alexandre Kojève as a Photographer is van 20 mei tot 15 juli te zien in BAK, basis voor actuele kunst, in Utrecht. Meer informatie: bak-utrecht.nl