Het is tijd om te gaan. Nog één keer de belangrijke spullen checken – alle paspoorten en betaalkaarten zitten veilig in handtassen, genoeg luiers en billendoekjes voor in het vliegtuig, geleerd van een eerdere vakantie – en jullie lopen dan met even tellen, een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, ácht koffers, een kinderwagen, vier volwassenen en drie kinderen richting de trein die jullie naar het vliegveld brengt voor een reis van twaalf dagen.

Ter verdediging: twee koffers zitten ramvol met cadeaus – kilo’s kaas (voornamelijk jong belegen), chocoladerepen in alle soorten en maten, potjes sambal, koffie, een enorme blender (voor opa en oma), een koffiemachine (‘voor de gezelligheid met de meiden’, aldus je moeder over haar zussen), kleding – en die tors jij nu mee richting Schiphol.

Eerlijk gezegd heb je de hele dag gezonde wedstrijdspanning, maar nu de daling is ingezet door de piloot, begin je echt nerveus te worden. Wanneer was je hier voor het laatst? Toen je enigszins in paniek werd gebeld door je ouders omdat het niet goed ging met je oom, als je hem nog een keer wilde zien moest je nu nu nu komen en je boekte een ticket en vloog voor een week die kant op en het was inderdaad goed dat je nu nu nu op het vliegtuig was gestapt. De afgelopen tien jaar ben je niet naar het land geweest waar je ouders zijn geboren en getogen, het land waar al je familie woont.

Het was geen optie, te onveilig, althans, zo presenteerde je het als je werd gevraagd of je nog naar Turkije ging. De waarheid is ook dat je niet zeker weet of het probleemloos had gekund als journalist, er is geklikt, je vader is aangesproken op een bruiloft na een publicatie van jouw hand met de waarschuwing dat je moest oppassen, er zijn boze telefoontjes geweest van, hoe zeg je dat netjes, regeringsgezinde personen. Misschien kwam het je ook niet helemaal slecht uit. Want wat moest je daar?

Maar nu je sinds tweeënhalf jaar geen Turks paspoort meer hebt en ze je niet meer zien als eigen onderdaan, opa en oma richting de negentig gaan, de kinderen er steeds vaker om beginnen te vragen, er een bruiloft is van een neef waar de hele familie samenkomt, heb je geen excuus meer en waag je het erop.

En nu is de oudste zijn tas in het vliegtuig vergeten. Jij loopt terug, zegt dat de rest alvast in de rij voor de paspoortcontrole moet gaan staan, je ziet ze daarna wel.

Neutraal kijken, niks geks doen, nog net niet fluiten.

De douanier, voor wie je toch schrik hebt, zegt: ‘Merhaba, meneer Raşit. Heeft u een Turks paspoort?’ En meneer Rasit zegt dat hij dat niet heeft en is even blij dat iemand van een overheidsinstantie voor het eerst in zijn leven zijn naam goed uitspreekt. Komt ook wel door jezelf, meneer Rasit, je spreekt namelijk zelf ook al je hele leven buitenshuis je naam verkeerd uit. Best gek, toch? Het is Raşit, met een letter die je in het Nederlands niet hebt. Je zegt: Rasjit. Weet je wie wel jouw naam goed uitspreken? Je kinderen. Die hebben het dan ook geleerd van opa en oma.

Je krijgt je paspoort terug, de douanier knikt en dat was het dan. ‘Fijne vakantie.’

Een vriend die zo lang je hem kent een hang heeft naar het land dat hij alleen van vakanties kent, laat op een dag weten dat hij ‘terug’ gaat. ‘Alles is daar beter, man. Het klimaat, de mensen, het eten, het tempo.’

Hoe kun je teruggaan naar een land waar je nooit gewoond hebt, vraag je je af.

De eerste weken appt hij regelmatig, ‘yo, je moet echt langskomen, het is echt vet hier, chickies dit dat’, dat hij al snel een baan heeft gevonden in een hip deel van Istanbul. Ja, sowieso kom je langs, zeg je, maar je weet dat je niet gaat, en je hebt dus een excuus voor een land waar journalisten snel en vaak worden dwarsgezeten en misschien komt dat je ook wel goed uit.

Je vraagt je af wat dat toch is, al die kinderen van migranten die zo verlangen naar het land van hun ouders. Of is er iets mis met jou?

Een ideaal vakantieland, dat zou je begrijpen, iets meer dan dat zelfs, maar je daar meer thuis voelen en het als een soort utopie presenteren? Ze zien toch ook wel dat daar de zon ook lang niet altijd schijnt? Dat ergens een paar weken vakantie vieren met je zakken vol euro’s echt iets anders is dan het leven dat de inwoners leiden?

Je kent misschien wel meer mensen van jouw generatie die in Turkije zijn gaan wonen dan van de generatie van je ouders. Hoe dat kan? Misschien door een eeuwig gevoel van rusteloosheid door het leven tussen twee culturen? Het is verdomd moeilijk om tegelijkertijd op klomp en muil te lopen, aldus Hafid Bouazza in Een beer in bontjas. En door de integratieparadox: hoe beter geworteld in Nederland des te sterker het gevoel van uitsluiting is. Uit een SCP-rapport bleek in 2016 dat 43 procent van de Turkse-Nederlanders in Turkije wilde wonen.

In feite wordt de intense gehechtheid aan iemands moederland in onze tijd vaak gezien als een onnodig anachronistisch gevoel dat de neiging heeft migranten te verzwakken, schrijft Ha Jin, auteur van onder meer het prachtige Wachten in The Writer as Migrant. ‘Ik zou zelfs willen beweren dat voor veel ontheemden nostalgie ook vermengd is met angst – de angst voor onzekerheid en voor het aangaan van de uitdagingen van de grotere wereld en de angst voor het ontbreken van de duidelijkheid en het vertrouwen dat het verleden biedt. In wezen wordt nostalgie meestal geassocieerd met de ervaring van een bepaald type migranten, namelijk ballingen.’

Als hij aan zijn baan begint, is je vriend nog steeds enthousiast. Niemand maakt er een probleem van dat hij tijdens de ramadan niet vast, sterker nog, hij is lang niet de enige. Enkele maanden later appt hij: ‘Turken zijn lastig. De baas is hier echt de baas en iedereen zegt ja maar doet nee.’

Lang verhaal kort: een jaar later is hij terug in Nederland; een ervaring rijker en een illusie armer, omdat hij in het land van zijn dromen niet kon aarden. Anders gezegd: hij bleek meer Nederlander dan hij hoopte. En minder Turk.

Dreamland

Voor fotograaf Mounir Raji waren de zomervakanties in Marokko als een droom. Want gedurende die weken in de zomer toont het moederland zich van zijn beste kant aan de kinderen van migranten. Het moederland lijkt op een ideale wereld, maar toch dromen zijn Marokkaanse familieleden van een leven in Nederland. Met deze gedachten in zijn achterhoofd reisde Raji de afgelopen vijf jaar met zijn camera door Marokko. Het resultaat is het fotoboek Dreamland, dat begin dit jaar verscheen.

De kinderen weten niet wat ze meemaken. Ze krijgen van iedereen cadeaus, ijsjes, dikke zoenen, knuffels, worden op schoot genomen en – eerlijk is eerlijk – papa en mama zijn een stuk relaxter. Jullie gaan mee in het tempo daar. Op een tijdstip dat ze thuis allang in bed liggen, stappen jullie nu opgedirkt en wel met 25 familieleden in taxi’s en auto’s om naar een van de betere restaurants in dit deel van de stad te rijden. Daar zitten jullie met z’n allen aan enorme tafels in de tuin met bomen en pergola’s met druivenplanten, een aangelegde waterval, alvast wat mezzes en raki. Dit is hoe je je het al je hele leven hebt voorgesteld, met de hele familie bij elkaar, iedereen blij, iedereen gelukkig en opa en oma aan het hoofd van de tafel. Beter gezegd: dit is wat je altijd hebt gemist.

Jullie gingen in je jeugd bijna nooit naar Turkije, vanwege geldgebrek. En omdat jullie hier in Nederland de enigen waren van de familie werd het verlangen steeds groter, ook omdat jullie werd bijgebracht dat familie alles is, hier bel je tante, bel je opa en oma, jawel, het is familie, mocht er ooit iets met ons gebeuren, zijn zij degenen op wie jullie terug kunnen vallen.

Je kunt je nog goed herinneren dat een van je tantes voor een paar dagen langs zou komen, je moet een jaar of negen zijn geweest. Zoiets was niet veel vaker gebeurd, dat een familielid langskwam in Nederland. Ze had daar een bedrijf opgericht en dat ging zo boven verwachting dat ze hierheen zou komen om zaken te doen met een Nederlands bedrijf. Je was door het dolle heen, tante zou komen. En natuurlijk, de kans was groot dat je cadeaus zou krijgen, maar belangrijker was het dat iemand van de familie zou komen. Bij verjaardagsfeestjes van vriendjes zag je al hun ooms en tantes en buren, en bij jou waren alleen je ouders en je zus er en wat vriendjes, dus nu kon jij ook zeggen dat je tante er was. Maar haar dagen zaten vol gepland. Als zij ’s avonds thuiskwam, moest jij al naar bed. Je was een beetje teleurgesteld in haar, ondanks de cadeaus.

Als je vraagt hoe het klimaatdebat zich daar voltrekt, kijken ze elkaar eerst aan en beginnen dan te lachen

Je bent tot je zo’n beetje de volwassen leeftijd had bereikt drie keer in het land van je ouders geweest voor een zomervakantie – en van de eerste keer kun je je weinig herinneren omdat je nog zo jong was en de derde keer was je net dertien en ging je alleen met je drie jaar oudere zus voor acht weken, zodat jullie een hechtere band kregen met de familie, wat ook gebeurde, maar je ouders konden dus niet mee want vier tickets waren te duur. Jullie hopten van tante naar oom naar opa en oma, iedereen woonde verspreid door het land, naar het dorp van je moeder, het vakantiehuis aan zee.

Je weet nog dat je in die twee maanden de taal een stuk beter sprak, je hoefde niet meer na te denken en naar woorden te zoeken, maar ook dat je, neerkijken is niet helemaal het juiste woord, toen al het gevoel had dat Nederlanders wat ontwikkelder waren. In Homeland Elegies schrijft Ayad Akhtar: ‘The established majority takes its “we” image from a minority of its best and shapes a “they” image of the despised outsiders from a minority of their worst.’

Je denkt dat het zoiets was, van veel Turken hier in Nederland had je niet zo’n hoge pet op, als je heel eerlijk bent, en dat projecteerde je op de mensen daar.

Van je vrienden die zeiden dat ze van Turkije hielden, een thuisgevoel ervoeren als ze daar waren, de grond kusten als ze uit het vliegtuig stapten of als het Turkenbusje (jij mag deze grap maken) de grens met Bulgarije passeerde, die zeiden dat ze later honderd procent zeker in Turkije gingen wonen, begreep je maar weinig. Prima, mooi land, maar het is toch niet jullie thuis?

Daar komt nog bij dat iedereen bij wie je vader iets van Turks nationalisme bespeurde een ‘fascist’ was. Je hebt vaderlandsliefde zeg maar ook niet met de paplepel ingegoten gekregen.

Wanneer besloten jullie dat jullie niet meer terug zouden gaan naar Turkije, vraag je aan je moeder. Ze denkt heel even na, en zegt dan: ‘Toen je zus en jij volwassen waren.’ Wacht even, zeg je, dus jullie hebben zo’n 25 jaar in Nederland gewoond met de remigreerdozen binnen handbereik? Ja, zegt ze neutraal, terwijl jij het focking pijnlijk vindt. Al die tijd het gevoel hebben dat je weg zult gaan, dat het tijdelijk is. En waarom ze zijn gebleven?

‘Als migrantenkind word je met een schuld opgezadeld die niet in te lossen is’, zegt Sadettin Kirmiziyüz, als hij in februari door de NRC wordt geïnterviewd over zijn nieuwe theatervoorstelling Monumentaal. ‘Omdat je ouders alles zouden hebben opgegeven zodat jij een mooie toekomst hebt, heb je voortdurend het gevoel dat je moet presteren, succesvol moet zijn.’ Dat gevoel ga je internaliseren, aldus Kirmiziyüz. ‘Je gaat jezelf constant pushen het beste te zijn in alles, heel ongezond. Maar ik ben niet degene die is geëmigreerd hè, hooguit van Zutphen naar Amsterdam. Dat hele ‘identificeren met het moederland’, dat gevoel van heimwee of ontheemd zijn, heb ik ook maar overgenomen van mijn ouders. Ik mis iets wat mijn ouders missen, maar wat mij onbekend is. En als ik dan een migrantenkind ben, zijn mijn kinderen dat dan ook? Hoever gaat dat nog door? Ik wil dat het hier, bij mij, stopt: mijn kinderen zijn gewoon Amsterdamse kinderen.’

Een auto huren? Niks daarvan, jullie mogen die van opa lenen, hier heb je de sleutel en waag het niet om te vragen of en hoe vaak je ’m mag gebruiken. Jullie krijgen een vakantiehuisje tegenover dat van opa en oma voor een kleine week. Een paar avonden verwacht opa dat jullie bij hem in de tuin komen avondeten, jullie mogen kiezen wat, en omdat het nog geen anderhalf uur rijden is voor veel familieleden, schuiven er elke avond tantes, neven en nichten aan. ‘Wat hebben wij veel familie’, zegt de middelste. Toen jullie haar tijdens de bruiloft van jullie neef, een van de redenen van deze vakantie, aan familieleden voorstelden, zei ze met gevoel voor theater (met haar ogen rollend): ‘O, nog meer familie’, en ze strekte haar armen automatisch om een knuffel en wat kussen in ontvangst te nemen.

Na het weekje bij opa en oma naar een hotel? Ben je gek? Nee hoor, niks daarvan, zegt de tante die naar Nederland kwam om zaken te doen en in wie je enigszins teleurgesteld was maar die je bijna dertig jaar later veel beter begrijpt. Jullie mogen in haar gigantische huis met zwembad en uitzicht op zee verblijven, blijf zo lang jullie willen en laat het vooral weten als jullie iets nodig hebben. Als jullie naar een restaurant in de buurt willen, moeten jullie het even zeggen. Dan belt ze dat jullie komen, haar familie uit Nederland, zodat jullie verzekerd zijn van de beste plekken. O wacht, voordat ze het vergeet, ze loopt even weg en komt een kleine minuut later terug met een doos vol speelgoed en zwemspullen voor de kinderen. ‘Doe vooral alsof jullie thuis zijn, want dit is ook jullie huis’, zegt ze de volgende dag als ze naar haar werk vertrekt. Ze is dan al uren wakker, omdat ze speciaal voor jullie böreks heeft staan bakken.

Je loopt met twee neven door de bekendste winkelstraat en zij zeggen dat ze hier als inwoners van de stad al zeker een jaar of zeven niet zijn geweest. Hier komen alleen nog toeristen, ‘mensen zoals jij’ en ze lachen en jij lacht mee omdat het waar is en dan worden ze iets serieuzer en zeggen dat dit deel van de stad aan het ‘Arabiseren’ is, panden worden opgekocht door rijke Saoedi’s en in de winkels werken vooral Syriërs, en je wil ze vragen wat daar erg aan is, maar je moet te lang nadenken over de woorden. Het gaat over de politiek, waarom er nog altijd zoveel mensen op zo’n autoritaire leider stemmen. Ze willen een sterke leider, zegt een neef, een nieuwe Atatürk die het land bij de hand neemt en zegt hoe het moet, daarom werkt een coalitie hier niet.

En jij zegt dan dat je minder vlees probeert te eten, iets over het milieu, dat je je zorgen maakt, en als je vraagt hoe het klimaatdebat zich daar voltrekt, kijken ze elkaar eerst aan en beginnen dan te lachen. ‘Onze huizen staan op drijfzand terwijl we in aardbevingsgebied leven en we strijden hier voor onze vrijheid, dat we kunnen zeggen en denken wat we willen. Als we daar stappen in zetten, denken wij over een jaar over tien à twintig ook wel na over minder vlees eten.’

Jullie lopen even naar een supermarkt om luiers, water en ijsjes te halen en hoewel het zeker niet de eerste keer is, kun je er nu echt niet meer omheen. Een kind staat met open mond naar jouw vriendin te kijken, nee, staren. Ze heeft een enorme bos afrohaar, een donkerdere huid dan ze hier gewend zijn en blijkt daarom een bezienswaardigheid. Vooral kinderen kunnen maar moeilijk verbergen dat ze iets zien dat ze niet gewend zijn, stoten soms hun ouders aan, die dan snel hun kroost wegtrekken, volwassenen kijken snel weg als ze zien dat jullie kijken.

Als we terug in het huis zijn en je hierover begint tegen je vriendin, wijst ze je erop dat je het aanvankelijk had weggewuifd. Ach, had je gezegd, ze kijken omdat je zo ongelooflijk knap bent, dat jij ook zou staren, maar je weet stiekem wel beter.

Jullie lopen naar het strand, een wandeling van nog geen tien minuten langs gekleurde bungalows met grote veranda’s. Omdat jullie hier nu al een paar dagen zijn, wordt er iets minder gestaard naar je vriendin, ja door jou, maar dat telt niet. Zo’n huisje, zeggen jullie, zou niet verkeerd zijn, toch. Nou ja, niet permanent, maar als vakantiehuis wellicht, ooit. Een paar jongens die met een lege accu langs de weg staan, spreken je aan. ‘Abi, kun je een handje helpen.’ In het Turks, je bent blij, ze zien dat je er ook een beetje bij hoort en je duwt mee tot de auto start.

Wat is het hier prachtig, denk je als je de zee ziet, die verschillende kleuren blauw is, met op de achtergrond Griekse eilanden, heuvels en bossen.

Je moet ineens denken aan een telefoontje dat je enkele maanden eerder kreeg. Een verzoek zo vreemd dat je dacht dat het de jongens waren, dat je in de maling werd genomen. ‘Huh, wat’, zei je, ‘stadsdichter? Ik?’ Even voelde je je toch gevleid, al wist je snel dat je nee ging zeggen, maar je antwoordde (dat heb je inmiddels geleerd): ‘Zouden jullie het misschien op de mail kunnen zetten zodat ik er rustig over na kan denken?’

Je weet niet of ze hier in Turkije aan stadsdichters doen, maar je denkt ineens: hier zou je er vast ook voor in aanmerking komen, als Hollandse Turk, of zoals ze hier zeggen: gurbetçi. Niet dat je ooit een gedicht hebt geschreven, zelfs geen poging daartoe, ook niet met Sinterklaas, daar deden jullie niet aan, maar dat schijnt niet uit te maken. Probeer het dan allemaal maar eens niet te wantrouwen.

Maar dat zeg je allemaal niet, want je denkt ergens ook dat iedereen ook maar zijn best doet. En dus mail je: ‘Dank voor de herinnering’ – je reageerde niet en hoopte zoals altijd dat als je niks liet horen ze het zouden vergeten. ‘Hoewel het me leuk (en eervol) lijkt, zie ik er toch van af. Jullie zoeken een stadsdichter en ik ben veel, maar geen dichter.’

Het afscheid gaat gehaast. Nog even snel naar opa en oma, nog even snel de kinderen op schoot, een kus op het voorhoofd, de vaste grap over spuug smeren tegen het boze oog, nog meer cadeaus, tantes mee naar het vliegveld. Ze zeggen: je kent nu de route van Nederland naar Turkije, we verwachten je hier vaker. Ja natuurlijk, zeg je.

Op het vliegveld eten jullie nog wat en vragen wat de kinderen het leukst van de vakantie vonden. ‘Alles’, zegt N. En als ze een ding moest kiezen? Dan de bruiloft en dat ze elke dag ijsjes mocht eten en elke dag ging zwemmen en dat ze zonder papa en mama bij haar nicht ging logeren. ‘IJsjes’, roept de jongste.

In het vliegtuig wanneer de jongste eindelijk slaapt en de oudste een spelletje zit te spelen op zijn telefoon, zegt N.: ‘Alles was leuk. Kunnen we niet in Turkije gaan wonen?’

Lees ook: