Geen roem om de roem, maar roem omdat je nuttig werk doet. Onder nuttig werd dan verstaan: belangrijk voor de gemeenschap.
Zo werd het ons thuis en op school geleerd.
Je leerde vreemde talen om je daarin verstaanbaar te maken, zodat je vrij door de wereld kon reizen; je leerde muziek om je persoonlijke leven te verrijken en omdat je met de kennis die je opdeed kon genieten van andere muziek. Je moest ook leren dansen en je deed ook aan sport. Aan roem dacht je niet. Onderwijs diende ertoe dat je ook een zinvol leven kon leiden zonder roem.
Dat opvoedingsdoel lijkt verlaten. Je leven is tegenwoordig mislukt als je niet enige roem kent.
Ik denk dat Andy Warhol hieraan schuldig is, toen hij zei dat iedereen zijn vijftien minuten van roem zou kennen. Hij gaf daarmee een startschot voor een wedloop waarin iedereen meende dat enige roem voor hem was weggelegd. Roem zong zich los van kwaliteit – althans de kwaliteit die ik graag zou zien.
Bij Albert Heijn vind ik een Privé in mijn wagentje en ik blader het door. Het zijn vermoedelijk allemaal beroemde mensen – ik ken echt niemand. Ze zingen, ze spelen in films, en ze zijn vaak voor de televisie.
Het zou van mij flauw en kinderachtig zijn om neerbuigend over deze lieden te doen. Ze hebben meer recht om neerbuigend over mij te zijn. Immers: zij verdienen vermoedelijk meer dan ik en, als ze boeken schrijven, verkopen die vele, vele malen beter. (Mijn laatste boek verkocht 138 exemplaren. Waar doe je het voor?)
Hoe je het ook bekijkt, de jongens en meisjes in de Privé zijn beroemder dan ik, en de kwaliteit van wat ze brengen wordt hoger ingeschat dan de kwaliteit die ik te bieden heb.
Dat roem belangrijk is, is logisch. Wie roem bezit, bezit aanzien, is machtig op de apenrots en krijgt dus vele partners, en hij of zij verdient ook ruim geld.
Ach, wat had ik graag de roem van Bob Dylan gehad, of van The Stones.
Maar de magie van de roem vervalt wanneer een samenleving onder druk komt te staan door rampen, of oorlog.
Ik hou van decadentie, maar dan de decadentie zoals beschreven door Mario Praz, van Oscar Wilde, van Gerard Reve, Edgar Allan Poe… Maar in de Privé zie ik een totaal ander soort decadentie.
Het verval van kunde.
Alles lijkt versuikerd. De pagina’s ademen het zoet van een suikerspin. Het contrasteert pijnlijk met de koppen in de krant die stamelen over asielzoekers, bootvluchtelingen en aanslagen in Parijs.
‘Het is oorlog’, zegt Mark Rutte, maar in het roddelblad staat een foto van hem omdat hij zo goed gekleed is. Of misschien had hij wel een vriendin.
Dat roem steeds verder afdrijft naar het rijk van illusies – waar het eigenlijk ook hoort – heeft iets tragisch. De status van de roem nadert zijn einde. Bewondering raakt versnipperd. Niet gek in een tijd dat je ook merkt dat de televisie als het ware uiteenvalt. Ook ik kijk meer op mijn computerscherm dan naar tv. Zelfs radio heeft zijn faam als snelste nieuwsmedium verloren – dat zijn nu Twitter en Facebook. En zelfs een kind weet dat het slecht gaat met de kranten. En met de boeken. Al die media afzonderlijk waren vroeger mogelijkheden om roem te verwerven.
Aan de tegenstrijdigheden die aan de oppervlakte komen, herken je de verwarring. De politicus Rutte kent roem om zijn kleding. Niet om zijn politiek. De schrijver weet goed bij Matthijs te spreken. Recensies doen er niet meer toe. De zanger ziet er zo sexy uit. Zijn zangkunst doet niet meer ter zake.
De teloorgang van gezag. De echte decadenten houden zich op in het duister. En ze genieten van alles wat om hen heen gebeurt.