Grote discografische activiteit van pianist Hannes Minnaar. Kort na zijn prachtige cd met solorepertoire van Fauré ligt er de complete opname van Beethovens vijf pianoconcerten met het Orkest van het Oosten onder leiding van Jan Willem de Vriend – en waarom ook niet. Minnaar, nu 32, is nooit de onbesuisde jonge hond geweest die je moest aanraden met Beethoven nog wat te wachten. Dit zijn dan ook geen uitvoeringen die je met vermanende terughoudendheid hoeft te verwelkomen als geslaagde proeven van toekomstig kunnen. Minnaar is meteen waar hij zijn moet. Er zit rust in dat spel en hij is vrij van de ambitie zijn gezag over de iconische materie te bevechten met een aandachttrekkerige Nieuwe Visie. Zijn natuurlijke gevoel voor balans en discretie passen als een mal op de gehaaide logica van het discours. Al in die eerste twee relatief luchtige, voor de vuist weg geschreven concerten heeft hij die dichte, volle, klein grote, echt beethoveniaanse espressivo-toon te pakken. In de stiltezones van de middendelen ligt het post-mozartiaanse lyrische gewicht dat de romantiek van later naar het heden trekt. Op zulke momenten, en hij zoekt ze op, is het alsof er in het orkest een luik opengaat waarachter, ver van iedereen, een monnik een gebed aanheft dat vanuit zijn parallelle wereld doordringt in de echte.

Minnaar is een musicus die aan de kunst niet meer techniek verspilt dan nodig. Dit zijn geen virtuoze, extraverte Beethovens. De klank is gedekt en ernstig, het passagewerk uitzonderlijk precies zonder klavierleeuwengedoe, de uitbundigheid verstandig gedoseerd in de geest van Goethe, die hij vast heeft gelezen. Daar hoor je het orkest onder De Vriend niet steeds even gelijkgezind op reageren, maar in het samenspel sluipt op zijn best een gedeelde verwondering die in het Derde pianoconcert aan het einde van het eerste deel in de vragend opverende kleine tertsen van de Steinway sluipt, een laatste oase van filosofische eenzelvigheid voor de finale doodklap van het slot.

Het Orkest van het Oosten paukt en blaast er met een ongeschoren authentieke kopergroep intussen ongegeneerd op los. Bij de uit de authentieke school afkomstige dirigent zijn de fortes en de dynamische climaxen aan de blafferige kant en het orkest klinkt dan als de fragiel gebouwde levensvorm die op te grote voet leeft, want zoveel krachtreserves heeft het niet. Het vertoon loopt uit de pas met de niet zeer krachtige strijkers die hun vibrato-arme tonen als zilverdraden in het klankbeeld weven, bijna te beschroomd waar het elders te luid is. Het is alles of niets ten koste van de tussentinten en gelaagdheden die in de latere concerten breedte winnen uit de diepte. De Vriend lijkt me geen poëzielezer.

Maar juist omdat pianist en dirigent mentaal niet op één golflengte zitten, ontstaat de polaire verhouding die de concertante situatie dient. In hun incompatibilité worden ze complementair; tussen de twee ontstaat een spanningsveld van plus- en minpolen dat ook door het meestal voortreffelijke samenspel tegen de keer aan werking wint. Minnaar maakt het lichte zwaar, De Vriend het zware licht. Dit is for better or for worse niet niks.


Hannes Minnaar, Orkest van het Oosten o.l.v. Jan Willem de Vriend, Beethoven, pianoconcerten 1-5, drie cd’s, Challenge Classics