Op het onlangs afgesloten Internationaal Theaterschool Festival stond in de luwte een klein juweel. De oude rot in het toneelspelen Jan Joris Lamers (1942) werkte met twee Vlaamse toneelspelers en een Deense aan Ovidius’ Metamorphosen. De leraar als toneelknecht.

De toneeljeugd van tegenwoordig heeft al op jeugdige leeftijd praatjes voor tien, wandelt jong en dartel als reuzenaardbei door kwarkreclames, werkt zich via soaps omhoog in de vaart der commerciële volkeren, trekt een grote broek aan in ranzige talk shows. Het vak van toneelspelen moet de toneeljeugd van tegenwoordig echter nog leren. Daar zijn veel strenge maar rechtvaar dige leraren voor nodig. Ze worden schaars.

Jan Joris Lamers is zo’n toneel leraar. Van hem tekende ik ooit een anekdote op over een van zíjn toneelleraren, Jan Kassies (1920-1995), midden jaren zestig directeur van de Amsterdamse Toneelschool. Lamers vertelde over Kassies’ eerste «beleidsdaden»: de studenten kregen een sleutel van het gebouw, de nieuwe directeur plakte op de deur van alle leslokalen een briefje met het woord «waarom?». Jan Joris Lamers is in de voetsporen van Jan Kassies getreden en heeft vervolgens zijn eigen sporen in het Neder lands/Vlaamse toneellandschap getrokken. Hij heeft ge zelschappen opgericht (Werk teater, Onafhankelijk Toneel, Maat schappij Discordia), hij begeleidde met zijn kompanen jonge to neelmakers in nieuwe collectieven (Dood Paard, ’t Barre Land, De Roovers, STAN). En iedere keer deelde Lamers de sleutels uit en plakte briefjes met «waarom?» op de voor hoofden van zijn pupillen. Hij werd in 2000 uit het gesubsidieerde theaterlandschap verbannen en in 2004 niet opnieuw toegelaten. Lamers vormde – met zijn maten van Maatschappij Discordia, zoals Annet Kouwenhoven en Matthias de Koning – het strenge maar rechtvaardige lerarenkorps van de toneeljeugd van tegenwoordig.

Hoe is een toneelleraar aanwezig bij de voorstelling van zijn toneelpupillen? Hij kan achter in de zaal gaan zitten kreunen. Hij kan in het café wachten tot het voorbij is. Jan Joris Lamers doet niets van dat al. Hij is vanaf mo ment één op de speelvloer. Zijn cello spelende toneelspeler im pro viseert, zijn actrice dribbelt heen en weer, zijn jongste toneelspeler schenkt voor het publiek een wa tertje in. Lamers zit ondertussen achter een rek met kos tuums, hij kijkt af en toe om een hoekje (hoeveel volk hebben we vanavond?). Tijdens de voorstelling hijst hij zijn toneelspelers in een vers kos tuum, hij plaatst liefdevol de cello tegen de achterwand, raapt briefjes op met zinnen die de to neel spelers tijdens hun opleiding ooit hebben ge speeld en nu weer mo gen uitspreken, versjouwt decor stukken, fluis tert een toneelspeler toe de inzet van een scène net even iets anders te doen, bedient de techniek, strikt de schoenveters van zijn leerlingen. Alles zonder poespas of pose. De leraar die er ís. Die er altijd is.

De toneelspelers voorzien bij aanvang twee olijfboompjes van water. Bij die boompjes lezen ze de titels van alle verhalen uit Metamorphosen, het meesterwerk van de Romeinse vertelkunst, geschreven in het eerste seizoen van onze jaartelling, 250 verhalen in twaalfduizend dichtregels. Nadat de boompjes zijn verplaatst vertellen de toneelspelers vijf van die verhalen, door elkaar heen gesneden, als een vertel-estafette: over Daphne, over Phaethon en de zonne wagen, over de liefde van Pyramus en Thisbe, door Shakespeare later ver werkt in A Midsummernight’s Dream. De toneelspelers, Harald Austbö, Tim David en Rosa Vandervost, bemoeien zich intensief met elkaar, letten op elkaar, luis teren naar elkaars vertelling. Dan is het ongeveer pauze. We hoeven niet «op café», de waters en de wijnen zijn in de zaal. Het is de ontspannen sfeer die we kennen van Maatschappij Discordia, De Republiek, Repertoirevereniging De Vere, de Fins et Débuts du Saison.

Na de pauze klinkt de kerntekst van Ovidius’ Metamorphosen, tijdens de eerste voorstelling die ik zag erg hard, de tweede voorstelling werd ze lipgelezen: «Alles verandert. Niets vergaat. De ziel doolt rond, verhuizend van hier naar daar, van daar naar hier; bewoont welk lichaam zij maar wil, gaat van een dierenlijf in dat van mensen over, van ons weer in een dier, en nooit zal zij ten gronde gaan.»

William Shakespeare heeft Ovidius in het Latijn gelezen. De tekst was al op jonge leeftijd zijn lievelingswerk. Hij heeft er voor al zijn toneelteksten uit gejat als de ra ven. En plotseling wandelt Sha kes pea re déze voorstelling in. Een scène over de waangestalten van verliefdheid, uit As You Like It. In de oervertaling van onze eigen Burgersdijk. Zelden te horen bij Le raar Lamers. Harald Austbö is hier de dolverliefde edelman Orlando die een compleet bos volhangt met sinterklaasrijmen over zijn geliefde Rosalinde. Die staat nu vóór hem, helaas vermomd als de jongeman Ganymedes. Zij/Hij zal de verliefde dweper genezen, hij moet Hem/Haar steeds aanspreken met de naam van zijn aanbedene. De tekst klinkt als muziek. Toneelmuziek. Tekstmuziek.

Metamorphosen is een mooi voorbeeld van chemie en osmose tussen leerlingen en een leraar die streng is, maar die vooral álles delen wil met zijn pupillen, die hij onderwijst in de kunst van de dienstbaarheid áán de kunst van het toneelspelen. Door als leraar ín de voorstelling zelf dienstbaar te zijn. Deze voorstelling verdient een reprise, een tournee. Toneelprogrammeurs, doe uw werk! De toneeljeugd van tegenwoordig zal u er dankbaar voor zijn.

Inlichtingen: Maatschappij

Discordia, 020-6271999,

e-mail: discordia@xs4all.nl