
Een huis en interieur vertellen verhalen over de bewoner. Over zijn smaak, afkeer van rommel of juist bewaardrift, poetszin. Boekenkasten, drankvoorraad, foto’s en schilderijen aan de muur, kleden op de grond, planten in de vensterbank, gordijnen voor de ramen; ze zeggen allemaal iets. Zo ook in en om het huis van architect en kunstenaar John Körmeling (56). Het voormalige café vertelt vooral dat het er hier anders aan toegaat dan bij de meeste mensen. Körmeling is dan ook niet zoals de meeste mensen. Hij heeft een hoofd zó open dat het overdondert. Want met zijn manier van kijken lijkt vrijwel alles in de wereld simpeler, beter, duidelijker te kunnen. Anders, dat in elk geval. Geef Körmeling de ruimte en hij slaat aan het veranderen. Wegen (zeven rijstroken asfalt die je overal brengen waar je maar wilt en dus zijweggetjes overbodig maken), parkeerplaatsen (bijvoorbeeld in een reuzenrad), auto’s (als hoek van je huis waarmee je weg kunt rijden), hele steden (moet de Domtoren zichtbaarder worden? Gooi dan alle huizen eromheen plat).
Ook maakt hij aanduidingen: neonletters zeggen ‘gratis’ in de vorm van een pijl die wijst naar niets. Of juist naar alles; de lucht, het leven. ‘Nieuw’. ‘Zwart’. ‘Echt iets voor u’. Woorden en zinnen die je anders laten kijken. Een glimp geven van wat er in het hoofd van Körmeling de hele dag gebeurt. En waarvan hij al jaren aantekeningen maakt in schriftjes, bang dat hij iets vergeet. Stapels liggen er in zijn kast. Gevuld met tekeningetjes, ideeën, formules – bijvoorbeeld naar aanleiding van de vraag hoeveel gras je ziet als je in een vrij veld om je heen kijkt – en alles in een gigantisch handschrift. Want je gaat toch niet proberen tussen de lijntjes te blijven? Niets neemt Körmeling voor lief. Zelf denken, over alles. Logisch toch?
Neem zijn voordeur. Daar is geen bel. Wel een brievenbus, waar ‘klep klep’ op staat. Klepperen dus. Aanleiding voor het bezoek is Körmelings grootste opdracht tot nu toe. Een kunstwerk van enorme afmetingen waarin alles samenkomt waar hij al zijn hele werkzame leven mee bezig is. Alle ideeën, alle plannen. Sommige waren in een iets andere vorm al eerder te zien: de neon aanwijsborden, de huisjes die precies dat zijn waar ze voor dienen. Zoals het starthuisje bij de wedstrijdroeibaan in het Groningse Harkstede. Een Lucky Luke-gebouwtje, volgens Körmeling.
Veel meer plannen werden uiteindelijk toch niet uitgevoerd. Te duur, te ongewoon, te simpel. Maar voor de wereldtentoonstelling van 2010 in Shanghai met het thema Better City, Better Life mag Körmeling zich uitleven. Zijn idee Happy Street werd gekozen voor het Nederlands paviljoen. En hij raakt er niet over uitgesproken.

Happy Street wordt een soort platte, rode achtbaan waarover mensen kunnen lopen langs een overzicht van Nederlandse architectuur van de twintigste eeuw. Niet te gezellig en dorpachtig, maar stedelijk en rauw. Educatief maar niet op een schoolse manier. Dus zonder bordjes met uitleg. Ervarend en genietend leren, dat is de bedoeling. Er komt een gevelpand, Zaans huis, werk van Duiker, Dudok en Van Doesburg (hét genie van Nederland volgens Körmeling) en een watertankstation. Zo’n twintig gebouwen in totaal. Ook een woning in de vorm van een pinda – in China een vorm met grote symbolische waarde.
Alles wordt een huis als je er ramen en deuren in zet, zegt Körmeling. Kijk maar naar de maquette voor een straat in Canada die hij ooit bedacht: een asfaltweg met daarnaast giraffes, olifanten en tijgers. Allemaal met ramen en deuren in hun lijf. Niet uitgevoerd.
Ook te zien in Happy Street: het hoedje van een gebouw dat Körmeling in Shanghai vanuit zijn hotel zag. De vorm van een lotus. Daar waren de Chinezen zo enthousiast over dat ze hem duizend vierkante meter extra ruimte ter beschikking stelden. Misschien voor een theehuis zoals ze aan de Vecht staan, het blauwe bloemenveld dat water moet verbeelden of het baggerapparaat waarin het restaurant gehuisvest wordt.

Alles wordt min of meer op ware grootte gebouwd. Niet helemaal letterlijk gekopieerd van het origineel; soms wordt een pand breder, smaller, hoger of lager. En allemaal in hetzelfde materiaal en in dezelfde kleur uitgevoerd: wit. Mooie buitenkanten, van binnen simpele houten wanden, zegt Körmeling. Maar wel met slimme ideeën en mooie beelden erin. Een microchip zo klein dat je ’m niet eens kunt zien, bijvoorbeeld. Of de zwevende kei van Wim T. Schippers, hoopt Körmeling. Want een mooi beeld kan je hersens net zo in gang zetten als een goede vinding.
Körmeling vertelt ooit eens met Schippers schaterend door Apeldoorn gelopen te hebben. Samen hadden ze veel plezier over de afwerking van de stoeprand, de keuze van de tegels. Dat het met ongetwijfeld allemaal goede bedoelingen dít was geworden, Körmeling moet er nog steeds om lachen. Net als om de shawl die over een stoel hangt. De vriendin van Gummbah haakte ’m voor hem, met een zinnetje van de tekenaar erin dat hij steengoed vond: bidden maakt dik. Topwerk. Goede zin krijgt Körmeling daarvan. Ook van de cd’s van Bert en Ernie die hij in zijn auto draait. Filosofisch en komisch tegelijkertijd; wat wil je nog meer? Neem bijvoorbeeld de vraag: wat is groter, een appel of een banaan? Körmeling speelt de dialoog na. Kompe Dompe Doeli, die cd is zijn favoriet. Vooral het lied Wat is het leven mooi, gezongen door Wim T. Schippers en Paul Haenen. Misschien kan dat in het Chinees in zijn Happy Street gaan klinken.

Körmeling – als altijd gekleed in een blauwe werkbroek, stevige schoenen, T-shirt en een roodgeruit fleece overhemd, want waarom zou je in vredesnaam allemaal verschillende soorten kleren moeten hebben – gaat voor naar zijn werkplaats. Er zat geen deur in de gangmuur, dus hakte Körmeling een gat. En waarom eigenlijk niet? Waarom zelf geen doorstapruimtes creëren op plekken waar geen deuren zijn? Waarom spullen opruimen? Waarom afbladderende muren repareren? Je níet bezighouden met het op orde houden van de ruimtes waarin je leeft, zorgt ervoor dat er heel veel tijd vrijkomt. Voor van alles.
Körmeling snapt niet goed wat andere mensen de hele dag doen. Waarom ze hun leven niet besteden aan verzinnen en zelf bouwen. En wel aan poetsen en nieuwe spullen kopen. Langs zijn huis rijden geregeld auto’s voorbij met bankstellen erop. Komen ze van de winkel of gaan ze naar de vuilstort? Ze zien er namelijk hetzelfde uit, vindt Körmeling. Alleen zit er soms plastic omheen, en soms niet.
Iemand stelde hem een keer een vraag: of hij een idee had om iets aan een blinde muur te doen. Wat denk je van een raam, zei Körmeling. Als je honger hebt ga je eten, als je moe bent slapen en als je iets wilt zien maak je een gat. Daar hoef je toch niet zo diep voor na te denken.
Körmeling lacht. Dat doet hij vaak. Om domme dingen. Het NOS Journaal bijvoorbeeld. Alleen de aankondiging al: zo meteen komt Het Nieuws. Dat betekent dus dat er geen nieuws is. Want echt nieuws; dat vertel je direct. Nu is het reclame voor geleuter, onzin, verveling. Ook lacht Körmeling om dingen die pijn doen aan zijn ogen. Zoals het uitzicht van de ramen van zijn werkruimte: nieuwbouwflats van grijzige baksteen met geel geverfde kozijnen. In de jaren zestig gingen ze naar de maan; nu gaat het gebeuren! dacht Körmeling. We gaan de ruimte in, het wordt als bij de Jetsons! Maar het tegenovergestelde gebeurde. De wereld wordt volgebouwd met onzin. We zitten weer op een paard en kruipen onze kleurloze holen in. Zelfs de Hema wordt grijs. Goddomme.
Dat kan Körmeling goed: lachend vloeken.

Het eerste ontwerp van Happy Street is van aluminiumfolie en piepschuim en staat op een tafel in de werkplaats. Körmeling ging ermee naar de klas van zijn dochter om te vertellen wat hij nu precies ging doen daar in China. Hij wilde vooral laten zien hoe gemakkelijk het bouwen van zoiets gaat, dat je niet al een heel af plan hoeft te hebben om te kunnen beginnen. Dat je gewoon aan de slag moet gaan. En dat het ook niet erg is als het mislukt of niet werkt. Dan begin je opnieuw. Simpel.
Zo heeft Körmeling zelf ook leren bouwen, in de tuin van zijn ouderlijk huis. Hij komt uit een onderwijzersgezin; zijn vader gaf Engels, zijn moeder Nederlands en zijn twee zussen zijn later ook juf geworden. Maar Körmeling was altijd bezig met hutten en tenten. Vooral als het buiten hevig weer was, met storm en regen. Dan kon de kleine Körmeling goed testen of zijn bouwsels waterdicht waren en hoe hij het regenwater het best weg kon laten lopen. Aannemer of timmerman, dat wilde hij worden. Tot hij zich realiseerde dat hij dan altijd zou moeten uitvoeren wat anderen bedacht hadden. Liever wilde hij zijn eigen dingen maken. Dus ging Körmeling bouwkunde studeren aan de Technische Hogeschool in Eindhoven.
Een dromer vonden ze hem daar. En ouderwets, omdat hij Dada geweldig vond, de mooiste stroming ooit zelfs, en dweepte met de Russen en hun ontwerpen voor fabrieken. Malevitsj, Tsjernichov; boek na boek haalt Körmeling van de plank, nog even enthousiast over de tekeningen en foto’s als toen hij ze voor het eerst zag. Boeken, daar gaat al zijn geld naartoe zegt hij. Twaalf jaar deed Körmeling over zijn studie. Lekker klooien kon hij daar. Stopte ook een tijdje, kwam toch weer terug. Betaalde het zelf, want daarnaast had hij een baantje. Dertig was hij toen hij afstudeerde als architect. En werd toen kunstenaar. Want zijn hoofd bleek over van alles na te denken; huizen ontwerpen en bouwen was niet het enige dat hem boeide. Zo maakte hij Thuisblijfheldmedailles voor militairen die niet naar Joegoslavië gingen, een parkeerkleed om uit te rollen waar je maar wilt en pakjes sigaretten van het merk Verboden te roken.
Happy Street wordt Körmelings meesterproef. Eindelijk kan hij op ware grootte laten zien wat hij bedoelt met de ideale stad, waar alles goed bereikbaar en toegankelijk is, waar je net zo gemakkelijk in komt als weer uit gaat. Waar auto’s niet als last worden beschouwd maar als handige gebruiksvoorwerpen die zonder moeite voor elke deur moeten kunnen komen. En die op water rijden bovendien.
Het was een hele klus, van zijn eerste ideeën, schetsen en maquettes naar de computerontwerpen. Maar nu is Körmeling eruit. Hij weet wát hij wil en hóe hij het wil. Zo verwees het ministerie van Economische Zaken hem naar reclamebureaus die met van alles zouden moeten helpen, maar liever werkt Körmeling met zelf gevonden mensen. Dus schrijft Bas Haring de teksten voor de folders, maken Gummbah en stickerpionier Erosie de illustraties en de makers van autonoom grafisch straatwerk Space3 uit Eindhoven de stickers. Want Körmeling wil verrast worden door lui die heel goed zijn in hun vak.
Al met al is het vrij complex, zegt Körmeling met gevoel voor understatement. Hij raapt een gevallen piepschuimen huisje op en zet het terug op de aluminium achtbaan.
Ruim tien jaar geleden verscheen ter gelegenheid van zijn overzichtstentoonstelling in Utrecht een uitgave gevuld met Körmelings ontwerpen, tekeningen en foto’s. De titel: Een goed boek. Nu is het tijd voor Een goed beeld. Een beeld dat staat als een huis.
De werken afgebeeld hierboven, HI HA en Echt iets voor U, worden tentoongesteld in het Van Abbemuseum als onderdeel van de tentoonstelling Plug In.
Lees ook: Kormeling maakt winnend ontwerp