Voor de rest blijft Nederlandstalige literatuur op internet steken in geëmmer, geweeklaag, amateurisme in de slechte zin van het woord. Het is niet zozeer de vraag of uitgevers, bladenmakers en auteurs te langzaam zijn met digitalisering. Het is de vraag of het internet zelf wel klaar is voor literatuur. Vooralsnog overheerst er het welbekende gejammer van het koor der afgewezenen. Het is vaker onderzocht dat Nederland uitblinkt in het schelden op internet, met racisme, homofobie, seksisme ten gevolge. Opvallend genoeg is het behalve met de tolerantie ook gedaan met het aanzien van poëzie. Nu is dat laatste niet een wereldramp, de schone schijn is vaak verstikkend en een beetje dichter moet daar tegen kunnen. Het maakt het schuimen langs al die brabbelboxen niet minder ergerlijk, en het is wel zo prettig als iemand, Pollet in deze, dat voor anderen doet.
Nu vraagt literatuur op internet een vertaalslag waar veel heisa over ontstaat maar die vooralsnog weinig gemaakt wordt. Een literair tijdschrift moet afwijzen en vooral op goede gronden afwijzen, het moet een visie op literatuur geven door selectief te zijn. Een blog, een forum of zelfs een internetzine (whatever that may be) moet levendig zijn. Er moet dagelijks iets gebeuren willen er bezoekers op afkomen. Die tegenstelling heft zichzelf niet makkelijk op. Er komen minder middelen, er verschijnen minder (vaak) tijdschriften en er wordt derhalve meer afgewezen. Fusies leiden niet tot een dermate hoge stapel aan kwalitatief goede kopij dat de frequentie zo hoog wordt dat een tijdschrift verandert in een literair dagblad. Een noodgreep is het regelmatig plaatsen van een hoeveelheid parafernalia (rubriekjes, vakantiegroeten van de redacteuren, fotootjes, lezersreacties) die voor even grappig zijn maar niet al te bestendig en ook te mager om een serieus publiek vast te houden. Literatuur op internet vraagt om een andere vorm en wie weet wel een ander gebruik van de tekst.
Sinds kort is er Alphavillle. Moeilijk googlebaar met die drie ellen en doordat de naam elders wordt gebruikt, maar met de link komt u er wel. Alphavillle is volgens redacteur Elke van Campenhout niet vergelijkbaar met een community die zich schaart achter een bepaald idee of een bepaalde esthetiek of een bepaalde ideologie, maar een platform van verschillende groepen van mensen die zich scharen rond een idee. Het tijdelijk kristalliseren van een bepaald inhoudelijk idee of een ander idee dat weer uiteen kan lopen, vult Serge Delbruyère aan. Het gaat er bij Alphavillle volgens de laatste om dat er een bereidheid moet zijn om zich in te schrijven in een bepaalde denkmanier, de openheid toelaten dat hun idee gecontamineerd wordt. Dat klinkt misschien ingewikkeld - ik typ een paar zinnen over van een filmpje waarin de twee aan het woord zijn - maar het betekent als ik het wel heb zoveel dat de auteur amorf wordt, dat meerdere mensen op verschillende momenten aan een tekst werken. En het voordeel boven de vermaledijde comments op alle bovengenoemde blogs is dat het gefrustreerde ik-heb-altijd-gelijk-toontje er daarmee uit zou kunnen verdwijnen. Volgens de ‘visie’ van de redactie zijn auteur, uitgever en lezer allen producenten van medialiteratuur of multimedialiteratuur. Het klinkt op een vreselijke manier hip en die sfeer heeft het ook wel, maar het is wel de moeite waard om te kijken hoe dat werkt. Alphavillle wil dat zijn publiek kritisch is, geïnformeerd, en dat het publiek participeert in de bijdragen. De schrijver (strikt geen individu meer) kiest zijn lezer door de aangeboden content. Opvallend is dat Alphavillle breed is. Teksten over Cy Twombly, Ivana Müller, Nicole Blackmann, Jackson Pollock. Film, teksten over kunst met daarvanuit weer links naar literatuur van Robert Walser, Ingeborg Bachmann, Heinrich Heine. Je vindt er een paar bekende stokpaardjes van oprichter Dirk van Bastelaere, zoals een tekst over de foto die eerder boven een voorpublicatie van zijn lange gedicht Whhhoooosh stond.
Er zijn drie rubrieken binnen Alphavillle: ‘Reels’, ‘Gloss’ en ‘Collabs’. Iedere bijdrage wordt aangekondigd door een plaatje dat wegschuift als je er met de muis overheen gaat. Er is duidelijk een verkeerd voorbeeld waar de website niet heen wil en dat is Wikipedia: een dergelijke manier van participerend auteurschap staat hen niet voor ogen. In de Gloss-zone (‘collectieve kritiek’) verschijnt de co-auteur als commentator, maakt annotaties bij een bestaande en volgens de redactie relevante tekst. Dat hoeft geen literaire tekst te zijn, het kan ook een politiek essay zijn of als technisch mogelijk zelfs een film. In (vooralsnog) de tekst staan cijfers die aan te klikken zijn en die openklappen zoals het beruchte correctieprogramma van Word, waarbij het commentaar zichtbaar wordt. De vormgeving van Alphavillle is overigens weldoordacht, daar valt of staat dit project ook mee. ‘Reels’ bestaat uit beeldmateriaal, met name video. Er staat onder meer de gefilmde ontmoeting tussen minimalistisch dichter Mark Insingel en beeldend kunstenaar en componist Peter Beyls die Van Bastelaere arrangeerde voor Watou. ‘Collabs’, een ruimte voor ‘procesmatige en collectieve essayistiek’, bestaat uit een serie van lemma’s (boek, voetnoot, legende, fragment, et cetera) waar een nieuwe definitie van wordt gegeven, een opzet die doet denken aan experimenten uit een vroegere periode van het tijdschrift Raster.
Biedt Alphavillle ons de toekomst? Nee, vast niet, maar het biedt wel een glimp van een mogelijkheid om het anders aan te pakken. Net zo min als literaire tijdschriften eerder een kweekvijver zouden vormen dan zekere schrijversvakscholen of schrijfafdelingen van academies, universiteiten, het slamcircuit en de blogs - net zo min is Alphavillle het nieuwe epicentrum van literatuur op internet. Het is gewoon een nieuwe ruimte erbij. Maar wel een die anders is ingedeeld en dat zal, als redactie en contribuanten scherp blijven, wel eens kunnen leiden tot een andere omgang met literatuur en tekst op het web.