Ter afsluiting van de druk bezochte presentatie van de autobiografie van de voormalige oppositieleider Helen Zille in Kaapstad was er tijd voor vragen. Zille, tegenwoordig premier van de Westkaap-provincie, speelde voor eigen publiek – vrienden en partijgenoten –, waardoor kritische noten uitbleven. Totdat een blanke man met een getaande kop, kort grijzend haar en een leren jasje zijn hand opstak. Hij vroeg Zille of haar positieve analyse van de robuuste Zuid-Afrikaanse democratie met al haar in de grondwet verankerde checks and balances niet te optimistisch was.

‘Mevrouw de premier’, sprak hij met een Duits accent, ‘de tijd dringt. We hebben te maken met toenemend geweld en spanningen. Ik denk niet dat we in Masiphumelele nog tien jaar op dezelfde manier door kunnen gaan. Wat moet er gebeuren?’ Even leek de kordate Zille uit het veld geslagen; het was duidelijk, ze kende de man, in haar antwoord sprak ze hem zelfs aan bij zijn voornaam. Ze glimlachte koeltjes en raadde hem aan om een andere keer op een andere plek met haar van gedachten te wisselen over die kwestie. De subtekst was duidelijk: die lastpost ging haar met kaas en wijn gelardeerde feestje niet bederven.

De vragensteller was Lutz van Dijk, een 61-jarige in Berlijn geboren schrijver, leraar, activist en pacifist die in 1992 naar Nederland kwam om voor het Anne Frank Huis te werken en die zich sinds vijftien jaar in Zuid-Afrika als vrijwilliger inzet voor het wel en wee van Masiphumelele, een township op het Kaapse schiereiland waarmee hij inmiddels is vergroeid. Lange tijd was hij er onbetaald co-directeur van Hokisa, een tehuis voor met hiv besmette kinderen, gesponsord door de Stichting Vrienden van Hokisa. Hij werkt met jonge schrijvers uit de township. Hij was nauw betrokken bij de bouw van honderden flats voor dakloze krottenbewoners.

Hij geeft interviews, schrijft opiniestukken, loopt mee met demonstraties, ritstelt subsidies los bij instellingen als de Duitse Lotto. Hij combineert een tomeloze energie met de vasthoudendheid van een teek, gedreven door een rechtvaardigheidsstreven dat voortkomt uit zijn Duitse jeugd, toen de generatie van na de Tweede Wereldoorlog pijnlijke vragen begon te stellen aan ouders en grootouders, ‘vooral om te begrijpen hoe het zo ver had kunnen komen’. Dergelijke vragen stelt hij ook in Masiphumelele dat eind vorig jaar de internationale media haalde dankzij moorden, verkrachtingen en rellen waaraan onder meer een ernstig leiderschapsvacuüm ten grondslag lag.

Masiphumelele (‘Masi’ in de volksmond) ligt zo’n veertig kilometer ten zuiden van het knusse theater waar Zille’s boek werd gepresenteerd, niet ver van de Atlantische Oceaan, ingeklemd tussen de welgestelde blanke wijken Noordhoek, Capri Village en Kommetjie en de kleurlingenbuurt Ocean View. De eerste bewoners van het moerassige stuk grond kwamen in de jaren tachtig, nog tijdens de apartheid. Het blanke minderheidsregime maakte korte metten met dergelijke landinvasies en verplaatste de mensen naar een andere locatie tientallen kilometers verderop, zodat Masi weinig kans kreeg om uit te dijen.

Maar na het einde van de apartheid groeide de illegale nederzetting snel, vooral dankzij de toestroom van laagopgeleide werkzoekenden die van het platteland naar de Westkaap trokken. Aanvankelijk heette de wijk Site 5, maar al snel werd hij omgedoopt tot Masiphumelele, wat ‘we zullen slagen’ betekent in Xhosa, de taal van de meeste bewoners. In zo’n twintig jaar tijd verviervoudigde het inwonertal tot een geschatte veertigduizend, de hoofdmoot zwart en arm.

Masi is het cliché van een township. De huizen zijn kleine zelfgebouwde onderkomens, soms van hout of baksteen, maar ook van golfplaat. Winkels zitten vaak in containers. Magere zwerfhonden wroeten in wegrottend afval, achterna gezeten door kinderen op versleten flipflops. De infrastructuur is belabberd: wegen vol gaten, problemen met elektriciteit, water en vuilnis. Er is een middelbare school, een kliniek en een onderbemande mobiele politiepost. Volgens een onderzoek uit 2011 moest 82 procent van de gezinnen, veelal geleid door alleenstaande moeders, rondkomen van minder dan driehonderd euro per maand. Een geschatte zeventig procent van de volwassenen heeft geen vast werk. In 2008 was de township, net als vele andere, het toneel van xenofobisch geweld, gericht tegen recente nieuwkomers uit Mozambique, Somalië en Zimbabwe. En de laatste paar jaar hebben drugsdealers Masi geïnfiltreerd om er met succes de goedkope speedvariant tik aan de man te brengen.

Daartegenover staat dat Masi lange tijd een opmerkelijke saamhorigheid kende. Masi-studenten die ik dit jaar sprak gaven hoog op van de gezelligheid en de relatieve veiligheid, zeker in vergelijking met andere Kaapse townships als Nyanga en Khayelisthsa die met respectievelijk 279 en 161 moorden in 2016 hoog scoren op de nationale misdaadlijsten. In het gezamenlijke gebied van Masiphumelele, Ocean View en Kommetjie vonden in 2015 26 moorden plaats.

Het waren de extreme armoede, de samengeperste bevolking en het snel groeiende drugsprobleem die vorig jaar voor een ontploffing zorgden. Op een ochtend in september werd het stoffelijk overschot aangetroffen van de veertienjarige scholier Amani Pula. De jongen was verkracht en vermoord. De politie reageerde zoals gebruikelijk traag. De bewoners verzamelden zich. Ziedende moeders kwamen aanlopen met stokken en staven. Sommigen meenden te weten wie de dader was: een man die onder de drugs zat. De meute zette zich in beweging. Een politieauto ging in vlammen op. Later werd het stoffelijk overschot van de vermeende verkrachter/moordenaar gevonden.

De politie arresteerde daarna acht bewoners, onder wie ‘gemeenschapsleider’ Lubabalo Vellem, een dertiger die populair is bij de jeugd omdat hij niet bij de pakken neerzit. De arrestaties zetten meer kwaad bloed en er ontstonden hevige onlusten, met brandende autobanden, rondvliegende stenen en rubberen kogels. In de chaos, die met tussenpozen weken duurde, werden nog zeven mensen door woedende bewoners gedood. Sommigen waren verbrand.

De dag dat Vellem in het naburige Simon’s Town voor het gerecht moest verschijnen op beschuldiging van moord, poging tot moord, openbare geweldpleging en mishandeling trokken tweeduizend Masi-bewoners naar het gerechtsgebouw om hun leider bij te staan. Ze eisten dat hun ‘Luba’ op borgtocht zou worden vrijgelaten. Herhaaldelijk dreigde de boel voor de rechtbank in het toeristische Simon’s Town te ontvlammen. Plunderingen werden ternauwernood afgewend en Vellem kreeg uiteindelijk zijn borgtocht. In diverse media verscheen de volgende dag een foto van een blanke man met een getaande kop, kort grijzend haar en een rood shirt, die een megafoon vasthoudt en de meute en politie tot kalmte maant: Lutz van Dijk, leider tegen wil en dank.

Leider. Hij gruwt van die term. Hij is geen leider, wil het niet zijn, absoluut niet. ‘De leiders en bewoners van Masi kunnen en moeten voor zichzelf spreken’, zegt hij. En nu we het er toch over hebben, hij is ook geen Masi-woordvoerder. Van Dijk omschrijft zichzelf liefst als bruggenbouwer, iemand die contacten legt tussen Masi en de politieke bobo’s ver weg, de premier, de ministers, de burgemeester. Of tussen de bewoners van Masi en de welgestelde blanken uit de naburige wijken, waar het racisme nog niet is uitgebannen en de angst voor zwarte geweldsexplosies groot is.

‘Masi moet ophouden een getto te zijn, anders krijg je een situatie vergelijkbaar met de favela’s in Brazilië of de getto’s in Amerika, waar de politie geen toezicht meer houdt, waar iedereen moedeloos is en waar de mensen die succes hebben zo snel mogelijk vertrekken’, zegt Van Dijk in zijn kantoor op het erf van Hokisa, diep in Masi, bij de kliniek, de bibliotheek en de hutje-mutje krotten. Hij heeft die nacht drie uur geslapen, omdat hij intensief wilde nadenken. ‘Dan slaap ik drie uur heel diep en dat is beter dan tien uur lang woelen’, zegt hij monter. Tijdens ons gesprek is het een komen en gaan van mensen die iets van hem willen of moeten. Hij blijft er opvallend kalm en aimabel onder. Maar Van Dijk is allesbehalve een walkover. Als hem om advies wordt gevraagd, geeft hij zijn ongezouten mening, met Nederduitse directheid. ‘Dat weten mensen in Masi. Ik zeg niet altijd wat ze willen horen.’ Dat heeft hem de nodige vijanden opgeleverd.

Van Dijk gaat er even voor zitten en vertelt het verhaal van het ambitieuze maar uiteindelijk desastreus verlopen Masi-huisvestingsproject, een illustratie van de tragiek van een licht ontvlambare, hopeloze en stuurloze gemeenschap. Dit ambitieuze project ging van start na een hevige brand in 2006, die vierhonderd krotten in de as legde en duizenden mensen dakloos maakte. Dergelijke rampen zijn in de Zuid-Afrikaanse townships gebruikelijk; iemand maakt kortsluiting met illegaal afgetapte bedrading of een kaars valt om, en hup een krot vat vlam en de brand slaat in een mum van tijd over op al die andere opeen gepropte onderkomens.

Doorgaans reageert de overheid door de getroffen bewoners een zelfbouwkit voor een nieuw krot te geven: palen, zinken platen en staaldraad. Deze keer, vonden ontheemde bewoners, moest er een duurzame oplossing komen, want de leefomstandigheden van voor de brand waren zonder meer afschuwelijk, met twaalfhonderd mensen die gebruik moesten maken van vier toiletten en die twee kranen tot hun beschikking hadden. Ze togen naar Van Dijk, en samen maakten ze plannen. Van Dijk raadpleegde een bevriende architect, en uiteindelijk werd besloten om twaalf flats te bouwen die ieder dertig of zestig gezinnen konden herbergen. In totaal zou er dan plek zijn voor bijna vierhonderd families. Dat project ging Amakhaya Ngoku heten, Xhosa voor ‘Huizen Nu’.

‘Drie jaar geleden zag het project er prachtig uit. Nu is het een getto, een sloppenwijk’

De overheid werd bereid gevonden om de helft van de kosten te subsidiëren. Van Dijk wendde zijn Nederlandse en Duitse contacten aan en slaagde erin om ook de andere helft te dekken. Samen met de architect, die zijn diensten gratis ter beschikking stelde, zat hij tevens in het bestuur van Amakhaya Ngoku, dat als ngo werd ingeschreven in Pretoria. De bewoners tekenden een contract waarin stond dat ze vier jaar huur zouden betalen, waarna ze zich eigenaar van het appartement mochten noemen. ‘Je moest laten zien dat je verantwoordelijkheid kon nemen en een minimale huur van vierhonderd rand (destijds zo’n veertig euro – fdv) kon opbrengen’, zegt Van Dijk. ‘Het idee was dat je uiteindelijk een flat bezat met een waarde van bijna tienduizend euro.’ Een nobel plan dat sloppenbewoners verantwoordelijkheid gaf en hun een uitweg uit de armoede bood, zo leek het.

Hobbels waren er natuurlijk volop. Een aantal krottenbewoners wilde niet meedoen en evenmin vertrekken, wat een aanzienlijke vertraging opleverde. Ook bleek dat er was geknoeid met het opstellen van de lijsten. Maar dat probleem werd tijdig ontdekt en opgelost, ook al ging het er daarbij soms heftig aan toe, inclusief doodsbedreigingen. Tevens bleek het invullen van de subsidieaanvragen een onmogelijke opgave voor mensen die nauwelijks kunnen lezen en schrijven. ‘Ik weet nog hoe die meneer van de overheid hier met een busje kwam en drie grote dozen met formulieren dumpte bij zo’n shack en zei: “Dit redden jullie nooit, hahaha.”’ Iedereen keek naar Lutz: ga jij die maar voor ons invullen, jij bent de leider. Van Dijk schudde zijn hoofd. ‘Ik wist, als ik dit doe, dan is het einde zoek. Ik heb toen duidelijk gezegd: ik doe het niet, wie wil leren hoe het moet gebeuren? Twee vrouwen staken hun hand op. En die werden een half jaar later in het bestuur gekozen, omdat ze zoveel kennis hadden opgedaan.’

In 2008 werd met de bouw begonnen en het jaar daarna kwamen de eerste zestig appartementen vrij. Bij de feestelijke opening van de speeltuin in 2014 was Westkaap-premier Helen Zille aanwezig, alsmede de provinciale minister van Huisvesting. Lutz van Dijk was verrukt: een leider van de DA en een anc-bons, mensen die elkaar in het dagelijks leven politiek naar het leven staan, komen in een schamele township bij elkaar om samen het lint voor de opening van de speeltuin door te knippen. ‘Dat was een paar maanden voor de algemene verkiezingen. Wij zeiden: in Masi krijgen we iets voor elkaar waar jullie in het parlement niet in slagen. Geweldig.’

Kort daarna ging het mis. De belangrijkste reden was het ontstaan van twee antagonistische bewonersgroepen, vertelt Van Dijk. ‘De ene groep zei: Mandela heeft ons beloofd dat we alles gratis krijgen. Die had geen zin meer om die stomme huur te betalen. De andere groep zei: vuka, word wakker, dat is een mooi verhaal, maar als we iets willen doen moeten we ook verantwoordelijkheid nemen.’

Die ‘Mandela-belofte’ is een terugkerend fantoom in Zuid-Afrika. Op een of andere manier is het verhaal in omloop gebracht dat Mandela toen hij in 1994 tot president werd gekozen zijn achterban onder meer gratis elektriciteit, gratis water en gratis huisvesting beloofde. Alhoewel zo’n uitspraak nergens terug te vinden is, wordt hij regelmatig aangegrepen om aan financiële verplichtingen te ontkomen. Zo ook in Masi. Van Dijk voelde zich gedwongen om stelling te nemen. Hij sloot zich aan bij de pro-betalen-groep. ‘Die hebben verloren’, zegt hij bedroefd. Was de andere groep groter? ‘Dat weet ik niet, maar wel agressiever en dreigender.’

De gemoederen liepen hoog op. De groep niet-betalers nam met geweld de sleutel af van de directeur van het kantoor van de ngo, waarna dit gesloten werd. De administratie viel stil. ‘Tot 2013 kon je naar het kantoor gaan en binnen 24 uur kwam dan iemand uit Masi om de boel te repareren’, zegt Van Dijk. Nu niet meer. Daken begonnen te lekken en wc’s liepen niet meer door. Het toezicht verdween. De kinderspeelplaats waar DA en anc zo eensgezind het lint hadden doorgeknipt werd gebruikt als parkeerterrein. De gemeenschapszaal had niks meer met de gemeenschap te maken.

Van Dijk was net voor die tijd uit het bestuur gestapt, omdat hij meende dat zijn taak erop zat en hij overbodig was geworden. Zijn laatste toespraak volgde kort daarna. ‘Ik sprak op een heel grote vergadering in mijn gebrekkige Xhosa. Er werd boe geroepen, en dingen als “rot op klootzak”. Ik zei: mensen, ik zeg niet wat jullie willen horen, maar wat ik denk dat goed is voor dit project. Ik zei: ik ga weg met een heel verdrietig hart, omdat ik meen dat jullie acties het project langdurige schade hebben toegebracht, en ik zal niet terugkomen voordat jullie tweederde van de achterstallige huur hebben betaald. Dat was de afspraak, daar hebben jullie voor getekend, niemand heeft jullie daartoe gedwongen.’ Het mocht niet baten. ‘Drie jaar geleden zag het project er prachtig uit. Nu is het een getto, een sloppenwijk’, zegt hij, om voorzichtig toe te voegen dat er verzoeningspogingen gaande zijn.

Veel van de problemen in Masi hebben te maken met leiderschap en het gebrek daaraan: geen richting, te weinig visie. Het wemelt van de zelfbenoemde leiders. Zo zijn er mensen die zich opwerpen als ‘gemeenschapsleider’, zoals de van moord beschuldigde en op borgtocht vrijgelaten Lubabalo Vellem. Om die status te krijgen hoef je niet gekozen te worden. ‘Iedereen kan zichzelf gemeenschapsleider noemen. Je vindt bijvoorbeeld dat je iets belangrijks doet voor de gemeenschap, of voor jezelf, maar je noemt dat “gemeenschapswerk”’, legt Van Dijk uit. Een tweede niveau van leiderschap is als je actief bent in bepaalde townshipoverleggroepen, bijvoorbeeld onderwijsoverleg of veiligheidsoverleg. Dat geeft je volgens Van Dijk iets meer recht op de titel gemeenschapsleider. ‘Doorgaans word je daarvoor gekozen en vaak zijn die mensen al jarenlang op dat terrein actief.’

Daarnaast zijn er natuurlijk vertegenwoordigers van de diverse politieke partijen. Het merendeel van de Masi-bewoners stemt op het anc, een minderheid op de radicale eff, en een handvol stemt op de liberale DA waar Helen Zille jarenlang leider van was. Maar het probleem is dat Masi, ondanks het grote bewonersaantal, geen eigen vertegenwoordiger heeft in de gemeenteraad van Kaapstad, omdat het slechts een wijk is binnen het veel grotere verkiezingsdistrict 69, dat verder vooral hagelwit is. Zodoende wint de DA steevast die zetel. Het gekozen gemeenteraadslid, Felicity Purchase, woont vijf kilometer verderop in het grotendeels blanke en conservatief christelijke Fishhoek, waar in geen enkele supermarkt alcohol mag worden verkocht, en lange tijd ook niet in restaurants. ‘Ik zal nooit zeggen dat ze slecht is. Ze werkt hard, maar ze moet proberen twee heel tegenstrijdige groepen bij elkaar te brengen’, zegt Van Dijk.

In het begin had Masi zijn eigen gerespecteerde leiders, oudere mannen en vrouwen met overwicht, elders, een semi-urbane voortzetting van de sociale structuur in de rurale gemeenschappen waar de migranten vandaan kwamen. De laatste keer dat Van Dijk een beroep op hen kon doen was tijdens de onlusten van vorig jaar. Er werd toen traangas gebruikt en met rubberen kogels geschoten. De kinderen van Hokisa moesten in veiligheid worden gebracht. ‘Toen is het nog een keer gelukt om de oude leiders op te trommelen. We vroegen de gogo’s, de oma’s, om ons te voet als een cordon te begeleiden van het project naar de uitgang. Dat lukte. Het enige wat ze riepen was: niet zo snel, man.’

Maar die generatie leiders laat de schouders nu hangen. Masi is veel te snel gegroeid om de hechte, oude structuren te bestendigen. De township is in tien jaar veranderd in een samengeraapt zooitje, een vergaarbak voor buitenlandse gelukzoekers en arme sloebers, met jonge heethoofden en drugshandelaren in bmw’s als rolmodellen. ‘Die oude leiders hebben het voor een groot deel opgegeven, of ze zijn teruggekeerd naar de Oostkaap, omdat het hier te agressief werd. Toen we met het woningproject begonnen hadden we nog een man, Tata Dubula, die als hij zo deed’ – Van Dijk beweegt zijn rechterarm bezwerend omhoog – ‘een zaal van vijfhonderd mensen stil kreeg. Aan het eind van dat project lukte hem dat niet meer.’

Zijn droom is om Masi te integreren met de omgeving, met de blanke wijken en dorpen van de bij toeristen zo geliefde scenic South, zodat de township zijn gettostatus verliest. Daar ziet hij zijn werk als bruggenbouwer: mensen kennis met elkaar laten maken, zorgen dat angst en wantrouwen op den duur verdwijnen. Maar vaak stuit hij op muren van blanke weerstand. Blank ziet Masi vooral als een reservoir van goedkope arbeid (werksters, tuinmannen, dagloners), een anc-bolwerk en een bron van verderf (drugs, alcohol, criminaliteit). Dus als blanke haal je geschikte, betrouwbare individuen binnen om voor je te werken, maar de massa houd je op afstand, weg, achter die muren. Van Dijk zucht. ‘Ik denk dan: jongens, jullie hebben nu nog een kans. Want je hebt ook mensen als eff-leider Julius Malema, die zeggen: het is genoeg, wij nemen nu het land van de blanken terug, want zij hebben het ook ooit van ons gestolen.’

Wil je die situatie veranderen, wil je ontwikkeling, dan is een zekere mate van conflict onvermijdelijk, denkt Van Dijk. Alleen dan realiseren de mensen zich wat voor ellende zich op die ene vierkante kilometer Masi heeft opgestapeld en hoe de ongerichte woede op de meest onverwachte momenten kan losbarsten. ‘Het positieve is dat sinds die rellen van 2015 meer en meer blanke buren van Masi naar voren zijn gekomen en zeggen: we moeten gezamenlijk naar nieuwe oplossingen zoeken.’

Die nieuwe oplossingen liggen in de eerste plaats op het gebied van leiderschap en wederzijds respect. Masi moet voor zichzelf opkomen en uiteindelijk zelfstandig onderhandelen met de buitenwereld. Als ik Van Dijk vraag of hij leiders probeert te kweken, schudt hij zijn hoofd. Kweken is niet goede woord, zegt hij. ‘Je moet zo voorzichtig zijn, anders is het meteen grote blanke broer leert kleine zwarte broer hoe het moet. Leiderschap is voor mij: niet het hoogste woord voeren, geen betweter zijn, niet proberen om macht te verwerven. Het is voor mij een visie hebben op de problemen die soms overweldigend zijn en die veel verder gaat dan…’ Hij valt stil, slikt. ‘Sorry voor mijn Nederlands.’

Het is zo’n delicate kwestie, vervolgt hij. Je ziet ontelbare mogelijkheden en evenveel gemiste kansen. ‘Er was hier net iemand uit de wetlands (waar de krotten staan – fdv) en ik dacht: die heeft zoveel talent, zoveel visie. Als zo iemand naar mij toe komt en om advies vraagt, geef ik dat graag. Maar zo bescheiden mogelijk, onopvallend. Je moet nooit willen horen: dank je wel, zonder jou had ik het… Begrijp je?’


Beeld: (1) Masiphumelele, wat ‘wij zullen slagen’ betekent, is een arme township met zo’n veertigduizend zwarte inwoners omringd door welgestelde blanke buurten (Nic Bothma / EPA / ANP), (2) Lutz van Dijk spreekt een boze menigte uit Masiphumelele toe voor het gerechtsgebouw. Hij roept op tot kalmte nadat plunderingen ternauwernood waren afgewend (Nic Bothma)