ERBIL Het is nauwelijks te geloven dat Yunis Ali Mosa 39 is. Met zijn witte haar en verkreukelde gezicht ziet de Koerd eruit als zestig. Jaren van oorlog en gevangenschap in Irak hebben hun sporen nagelaten in zijn verschijning. Hij laat een foto van zijn dochter zien. Een meisje dat niet zou misstaan op een reclamefolder. Haar ogen zijn zorgvuldig opgemaakt en ze draagt een blouse van glanzende stof. «Van de vijf kinderen is zij me het dierbaarst», zegt Mosa. «Ze was een baby toen we in 1991 tijdens de Golfoorlog naar de grens met Iran vluchtten. Het is een wonder dat ze de tocht door de sneeuw overleefde.»
Het meisje heeft hartproblemen en ze ligt sinds een maand in het ziekenhuis in Mosoel, ongeveer veertig minuten rijden. Maar de brede asfaltweg die achter het huis van Mosa vanuit Koerdistan naar het ziekenhuis in Irak leidt, is al dagenlang onheilspellend leeg. Het dorp Kalak waar Mosa woont is front gebied geworden sinds de oorlog begon en de grenspost is gesloten. Mosa beseft maar al te goed dat de stad Mosoel, die in een olierijk gebied in het noorden van Irak ligt, ook Amerikaanse luchtaanvallen te verduren krijgt. «Ik maak me enorme zorgen over haar», zegt Mosa. «Misschien ga ik proberen haar door de bergen terug naar huis te smokkelen.»
De lemen nederzetting is in een spookdorp veranderd. De vrouwen en kinderen zijn gevlucht. Af en toe rijdt er een gammele auto met de laatste vertrekkende bewoners langs. Net als een paar andere mannen blijft Mosa achter om het huis te bewaken. Een zware houten balk die tussen de deur en de muur geklemd ligt, moet indringers tegenhouden. Op een paar dekens en wat planten na zijn de kamers leeg. Verpakkingen aan de wand met de tekst «Lovely baby blankets» duiden erop dat een van de ruimtes tot voor kort als winkel dienst deed.
Op de heuvels een paar honderd meter verderop zijn Iraakse troepen gelegerd. Er klinken schoten en af en toe landt er een mortiergranaat aan de Koerdische kant van de grens. Flarden van Arabische liederen waaien over het verlaten landschap. Vanaf een stenen fort overzien een vijftal peshmergas (Koerdische strijders, letterlijk: zij die de dood in de ogen kijken) de omgeving. Op de borstwering van het dak staat een machinegeweer. In een ruimte beneden liggen wat raketten. Met een sigaret achter zijn oor zit de 22-jarige Rzgar Smko in een plastic stoel. Tegen zijn been leunt een verweerde kalasjnikov.
Ondanks de gespannen situatie ligt Kalak vrijwel onbeschermd in de frontlinie. De Koerdische strijders moeten het in de decennialange strijd tegen Irak hebben van guerrillaoorlog in de bergen, in een frontoorlog voelen ze zich niet thuis. Smko denkt dat de reguliere Iraakse troepen aan de overkant eigenlijk ook niet willen vechten. «Ze worden slecht betaald en hun omstandigheden zijn miserabel. Maar aan hun eenheden zijn elitetroepen van de Republikeinse Garde toegevoegd om te voorkomen dat ze deserteren», zegt hij.
De peshmergas kunnen ons niet beschermen, zeggen veel Koerden. Ze herinneren zich maar al te goed hoe ze in 1991 ook massaal op de vlucht moesten toen het Iraakse leger Koerdistan binnenviel. Sedertdien was Koerdistan onder internationale druk een safe haven. Iraakse ambtenaren trokken zich terug en Iraaks Koerdistan kreeg de facto een soort zelfbestuur. Maar midden jaren negentig laaiden gevechten tussen de twee grootste Koerdische partijen KDP en PUK weer op en ook dat heeft het vertrouwen van de bevolking in de eigen legers aangetast. De twee partijen sloten een akkoord in 1998, maar het is een wankele overeenkomst.
Op de wapenmarkt in de stad Erbil hebben enkele bewoners voor zon honderd euro zelf een geweer gekocht. Sommigen willen zich beschermen tegen een aanval door Irak, maar veel anderen maken zich ook zorgen over een aanval door Turkije. Hoewel Bush de Turken gewaarschuwd heeft zich buiten Iraaks Koerdistan te houden, maakte premier Erdogan duidelijk dat zelf wel uit te maken. Er zouden vijftienhonderd Turkse militairen de grens zijn overgestoken om de komst van een grote legermacht voor te bereiden. Onder meer om dat te voorkomen, en om een noordelijk front te kunnen openen, hebben de Amerikanen het aantal commandos in Noord-Irak verhoogd. Veel Koerden vrezen dat een Turkse inval hoe dan ook zal komen. Dat betekent oorlog. Liever de bommen van Saddam Hoessein dan de Turken, heet het in de volksmond.
Ahmed Zawitey, een lokale journalist, legt uit waarom de emoties zo hoog oplopen als het onderwerp Turkije ter sprake komt. Het is een combinatie van historisch gegroeid wantrouwen, bittere ervaringen en recente ontwikkelingen, zegt hij. Tot de Eerste Wereldoorlog werd Noord-Irak overheerst door het Turks-Osmaanse rijk en veel Koerden zijn ervan overtuigd dat Turkije dat oude gebied weer wil herstellen. De wrede behandelingen die hun wachtte toen ze kort na de Golfoorlog van 1991 tijdens een aanval van Irak massaal naar de grens met Turkije vluchtten, heeft de afkeer vergroot, net als de talloze verhalen over de onderdrukking van Turkse Koerden. Koerden menen bovendien dat het buurland de blik heeft laten vallen op de olievelden rond de steden Kirkoek en Mosoel, net buiten de Koerdische enclave. Die ambitie steekt des te meer omdat de Koerden die steden als hun gebied beschouwen. Ten slotte menen velen dat Turkije Iraaks Koerdistan ook wil bezetten omdat een eventuele Koerdische deelstaat in een nieuw Irak de aspiraties voor een autonome status van de Koerdische bevolking in Turkije zou aanwakkeren.
Ahmid Khalil maakt zich voorlopig meer zorgen over een aanval met gifgas dan over een militaire aanval door Turkije of Irak. Hij heeft net voor twaalf euro per stuk op de wapenmarkt twee gasmaskers gekocht. Hij heeft vier kinderen, maar de voorraad die vanuit Irak door smokkelaars wordt aangeleverd, is op. «Deze twee zijn voor de jongsten en dan is het verder in de hand van God», zegt hij. Hij wil niet weg uit Erbil en ook zijn familie blijft thuis, in een ruimte met afgeplakte ramen. «Insjallah», zegt hij nogmaals, om aan te geven dat hij zijn lot verder wil afwachten.
Ook Erbil, een stad met uitgestrekte buitenwijken en aangrenzende dorpen waar bij elkaar ongeveer een miljoen mensen wonen, is verlaten. In de stilte is het getjilp van vogels duidelijk te horen en ook de oproep voor gebed vanuit de moskee klinkt door de lege wijken luider dan gewoonlijk. In de straten zijn vrijwel alleen mannen en peshmergas te zien. Het geroezemoes rond de hotels waar de buitenlandse journalisten logeren doet onwerkelijk aan. Ook hun voorbereidingen op een eventuele aanval vormen een schril contrast met het dagelijks leven van de achtergebleven bewoners. De journalisten zijn vrijwel allemaal uitgerust met een kogelvrij vest en een pak en masker tegen aanvallen met gifgas. CNN heeft een heel hotel met zware bewaking afgehuurd. Het Amerikaanse Fox bivakkeert op een hoteletage die geheel met zandzakken is gebarricadeerd.
De dorpen verder naar het noordoosten van Koerdistan zijn overspoeld met gevluchte stadsbewoners. Velen van hen hebben onderdak bij familie, maar anderen redderen in de bijtende kou in zelfgekochte tenten of in bussen en autos. Opvang is er niet of nauwelijks. De ouderen onder de vluchtelingen zeggen dat ze in hun leven zo vaak gevlucht zijn dat ze de tel zijn kwijtgeraakt. Ondanks hun misère reageren ze met een mengeling van angst en blijdschap op de oorlog tegen Irak. «Dit is zonder twijfel het einde van Saddam Hoessein», zegt de 37-jarige Yousef Bahri, die met twee andere families in een tent zit.
Terwijl het zwaartepunt van de Amerikaanse en Britse grondoorlog in het zuiden ligt, neemt met de dag de mogelijkheid van een front in het noorden toe. Nu uit Turkije het groene licht voor militaire bases uitblijft, zijn er scenarios voor een tweede front in het noordwesten van Irak of vanuit Jordanië. Ook in Koerdistan nemen de voorbereidingen voor Amerikaanse en Britse operaties toe. Een woordvoerder van de Koerdische Democratische Partij (KDP) verklaarde afgelopen zaterdag dat er al Amerikaanse elitetroepen in Koerdistan zijn en dat de peshmergas bereid zijn met de Amerikanen samen te werken.
Ook de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK), die het oosten van Koerdistan controleert, bevestigde de aanwezigheid van Amerikaanse troepen. Uit het gebied verder naar het oosten komen berichten dat de peshmergas met hulp van enkele honderden Amerikaanse soldaten samen zouden vechten tegen de soldaten van de islamis tische Ansar al Islam. Het gebied werd de afgelopen dagen zwaar gebombardeerd. Al zijn Ansar-strijders in de minderheid, zij vechten vanuit een geïsoleerd bergachtig gebied dat bovendien dicht tegen de grens met Iran ligt.
Nu in de eerste week van de oorlog een aanval op Erbil uitblijft, druppelen sommige families weer terug de stad in. Maar met de toenemende militaire activiteit in Noord-Irak zou die terugkeer wel eens tijdelijk kunnen zijn.