Weinig lezers zullen de titel van Antoine de Koms nieuwe bundel in een keer moeiteloos kunnen lezen of foutloos uitspreken. Veel geeft De Kom niet prijs over de achtergrond van de gedichten, maar de titel krijgt een korte toelichting: ‘Demerararamen zijn de ramen die de zonnehitte weren terwijl de verkoelende passaatwind toch vrij spel heeft. Houten louvreramen zijn het, die hellend als een dakraam een kijk op onze wereld bieden.’ Het gaat dus om vensters, om beschouwen, met het Demerararaam als kader. Een kader dat niet neutraal is, integendeel: ‘Ooit stond een deel van Demerara samen met Suriname onder Nederlands bewind.’

Demerararamen is, evenals eerder werk van De Kom, een veeleisende, rijke bundel, vol kennis en taalvondsten. Alleen die titel al. En evenals eerder werk heeft de bundel een sterk internationaal en politiek karakter. Hele stukken tekst zijn Engelstalig, de setting is dikwijls Surinaams of in elk geval tropisch, soms wordt onomwonden stelling genomen. Zo vertaal ik de openingsreeks ‘say intentions’ als: ‘wat is hier verdomme de bedoeling!’ In de luchtvaart is ‘say intentions’ een vraag van de verkeersleiding aan de piloot: wat ga je doen, wat zijn de instructies, waarbij de verkeersleiding de bedaarde, veilige en alwetende instelling is die de piloot begeleidt met kennis van zaken. Bij De Kom is de frase een noodkreet.

Al snel wordt duidelijk dat de opgekropte woede zich richt op de Decembermoorden. De razernij is in elke regel voelbaar, juist omdat deze poëzie niet eenduidig en in nette parlandoregels een klacht indient bij de lezer, maar zeer associatief en principieel meerduidig is. De lezer schiet van Wagner naar Hormuz, van Putin en Trump naar de Blauwe Moskee. Het eigenlijke onderwerp, telkens ingeleid door de vermelding ‘Justitia Pietas Fides’ (het wapen van Suriname), is intussen klip en klaar:

Verdachte: ik kende het draaiboek ik leidde… strikte
geheimhouding Verdachte niet aanwezig geboren 13-10-1945
thans president van de republiek

Of: ‘alle zestien schoten Verdachte aanwezig/ mensen neergemaaid 93 kogelgaten gem. 8 cm diepte lijken/ op de grond van bastion veere’. Het staat er droog, de onderhuidse emotie is hevig. Niet voor niets staat in het eerste gedicht de impliciete opdracht: ‘ontdaan van elke emotie kan poëzie zichzelf aan’. Een regelrechte poëtica. De poëzie moet het hoofd koel houden en niet stikken in haar tranen of slachtofferrol, anders is ze geen (of geen goede) poëzie. Vandaar die lege pagina waarschijnlijk, halverwege ‘say intentions’, met enkel de mededeling: ‘This page is intentionally left blank.’ Het gaat even niet meer.

De dichter wil koste wat kost als een piloot hoog boven de materie blijven vliegen, boven de uit elkaar geknalde, ambigue taal, boven het tranendal van geweld en zinloosheid, en zich niet verliezen in particuliere, modieuze en authentieke emoties. Maar je ziet hem worstelen met zijn eigen beginselen, omdat distantie uiteraard onmogelijk is – daarvoor is het beschrevene veel te gruwelijk, en de betrokkenheid te groot.

Na het krachtige ‘say intentions’ komt de bundel vooreerst tot rust met twee raadselachtige, korte cycli. In ‘als anil’ wordt niet zozeer een episode uit het leven van Anil Ramdas belicht, als wel een impressie gegeven van een levenshouding. Vervolgens is ‘het is hier druk vandaag’ een ode aan de grote dichter Leo Vroman. In de overige cycli zijn woede en verontwaardiging veelal de motor en kom ik geregeld poëticale uitspraken tegen zoals ‘het gedicht sprak alleen voor zichzelf zoals goede doen’ en ‘de beste gedichten schrijf je zonder zicht op strand lucht en turkooizen zee/ bij opkomend tij.’

Hoewel De Kom refereert aan ‘covid’ en George Floyd, is een van de centrale vragen in Demerararamen: hoe kun je het sublieme nastreven als de actualiteit moord en brand schreeuwt? Want poëzie moet zich toch wapenen tegen de waan van de dag, het gelikte, het hapklare, het hyperpersoonlijke? Immers, wordt de druk van de actualiteit onweerstaanbaar, dan ‘zie je met eigen ogen hoe/ gedicht na gedicht naar de bliksem/ ging’, lees ik in de cyclus ‘newsflash’.

Nu en dan is Demerararamen wat cryptisch en krijg ik lastig toegang tot deze (helaas wederom gecentreerde) gedichten, bijvoorbeeld omdat de verwijzingen lastig te achterhalen zijn, terwijl ik wél een persoonlijke urgentie vermoed. Op veel andere momenten word ik gegrepen door het talige experiment en de durf om in alle opzichten compromisloos te zijn. De durf ook om een opinie uit te dragen. Zo laat het op een na laatste gedicht duidelijk weten dat het (koloniale) verleden niet goed of uit te praten valt – sterker, met al dat gepraat normaliseer je het gruwelijke:

het carnaval der burgers die zich dichters wanen en maar
blijven dromen van een land waar eeuwen slavernij
kunnen worden weggepraat en opgeheven tot een nieuwe staat

En dan, dan is er nog dat éne gedicht, zomaar midden in de vierde cyclus ‘laat liefde een gesloten zone zijn’. Een gedicht als een omhaal in de kruising in de laatste minuut en meteen het winnende doelpunt. Geen idee waar het precíes over gaat maar dat is ook niet belangrijk, ik zíe ze, die geesten ‘op hun etage/ in de amandelboom’. Wat een vreemd, tragisch, desolaat en onvergetelijk ding, met die ‘openzwaaiende autodeuren’ – nee, laat ik het niet uitleggen. Lees zelf maar.

op hun etage
in de amandelboom
vragen de geesten zich af hoe een bordeel
te beginnen. het gebouw
moet groot en wit en statig met een hoge muur
en omgeven door amandelbomen.
daar leven de geesten zich uit terwijl
achter kleine boogramen
tv-licht flakkeren zal. geen van hen
zegt te weten wat zich daar binnen
afspeelt
wat bezielt hen dan toch?
de geesten missen het vlees
dat zij niet meer kennen alleen een ijl
nagevoel fantoompijn zonder pijn
of verlangen dat eigenlijk geen verlangen meer is
de geesten zijn triest net
zoals hun gedroomde bordeelgangers
die met diezelfde
lichte droefheid dronken
en met openzwaaiende autodeuren
slingeren
over de weg langs de rivier