
Wanneer er weer eens een film in zwart-wit draait, rijst onwillekeurig de vraag waarom we toch kleur nodig hebben. Door zwart-wit betreedt de kijker per definitie een andere wereld waar opwindende, gevaarlijkere regels gelden dan die van het alledaagse. Eind jaren zeventig had François Truffaut het over kleur toen hij zei: ‘Het is noodzakelijk tegen te veel realisme in de cinema te vechten, anders is het geen kunst meer.’ Een schoolvoorbeeld hiervan is Charles Laughtons meesterwerk The Night of the Hunter. Toen hij deze film in 1955 maakte waren speelfilms in kleur al min of meer standaard geworden. Maar kleur was het laatste wat nodig was voor dit verhaal over een psychotische priester die het Amerikaanse platteland teistert door nietsvermoedende huishoudens binnen te dringen en vervolgens gruwelijke moorden te plegen. Juist deze film resoneert sterk in het gloednieuwe The Eyes of My Mother van Nicolas Pesce, een film in zwart-wit.
Net als in Laughtons klassieker is er in Pesce’s debuutfilm soms een ontregelend ‘God-perspectief’: de camera kijkt van grote hoogte naar beneden waar het verhaal zich afspeelt. Het shot is ongewoon; het creëert het effect van de gekantelde werkelijkheid. We krijgen het gevoel dat er iets niet helemaal klopt in wat we zien, ook al lijkt het alsof alles normaal is op de boerderij waar Francisca met haar moeder en vader woont. Dat is het natuurlijk niet, wat eens te meer blijkt wanneer de moeder het fenomeen van stigmata aan haar dochter uitlegt. Kort daarna arriveert ene Charlie, een maniakaal kijkende jongeman die vraagt of hij een slokje water mag. Op dit moment weet je het: dit is Robert Mitchum uit The Night of the Hunter, wat genoeg zegt over de richting waarin dit verhaal vervolgens zal gaan.
Het idee van de herkenbare werkelijkheid als slechts een rookgordijn, dat aansluit bij datgene waar Truffaut destijds voor pleitte, is tamelijk onweerstaanbaar. Dat heeft te maken met angst voor het onbekende, te meer in het geval van The Eyes of My Mother, een horrorfilm. Het gaat om wat onzichtbaar is, maar waarvan we het bestaan vermoeden. Dit is Freuds concept van the uncanny of het Unheimliche: het verontrustende vreemde dat de aandacht op onbewuste begeerten in de mens vestigt.
Een wereld in zwart-wit is een perfecte metafoor hiervoor: de werkelijkheid zoals we die kennen, maar dan ánders. De ironie is dat deze wereld beeldschoon is, hoe gruwelijk de gebeurtenissen in het verhaal ook zijn. Later, wanneer Francisca’s ouders overleden zijn (moeder en vader sterven in ieder geval niet rustig) wordt de expressionistische vormgeving steeds bepalender: het beeld, dat weinig diepte heeft, bestaat bij de gratie van schakeringen van licht en donker. Tussen de extremen spartelt de kijker: wat gebeurt er precies in het verhaal en waarom? Eigenlijk is The Eyes of My Mother een film die je het best in kunt gaan zonder enige voorkennis. Dat is ook hoe ik de film zag – en het effect was verpletterend. Naast de vormgeving zijn de drie hoofdstuktitels mij bijgebleven: ‘moeder’, ‘vader’ en ‘familie’. Het hunkeren naar deze drie dingen is uiteindelijk waar de film over gaat.
Te zien vanaf 3 augustus