Vijf jaar geleden bewoog Moammar Kadhafi, een van de rijkste en langst zittende heersers in de moderne geschiedenis, zich als een opgejaagde crimineel door Libië, het land dat hij zo lang had geregeerd. Hij was al de derde dictator in het Midden-Oosten die ten val werd gebracht door een opstand van zijn eigen volk, na zijn collega’s in Egypte en Tunesië. De hele regio golfde van een ongekende dynamiek en energie, met massale protesten in landen van de Perzische Golf tot de Atlantische Oceaan.

De Arabische landen leken politiek bevroren, zonder ook maar één vrije democratie in hun midden, of zelfs maar een serieuze beweging voor meer democratische rechten. Maar opeens sprongen die overal op, in navolging van Tunesië. Het was een hoopvolle tijd voor inwoners van al die landen en voor anderen die begaan waren met het gebrek aan vrijheid in die regio. Zoals de politicoloog Marc Lynch, hoofd van de afdeling Midden-Oosten-studies aan George Washington University in de Verenigde Staten en columnist voor The Washington Post en Foreign Policy. Hij schreef drie boeken over de Arabische lente: Revolution in the Arab World, in 2011, The Arab Uprising een jaar later en onlangs The New Arab Wars: Uprisings and Anarchy in the Middle East.

Dat laatste boek behelst meer dan alleen het bijhouden van de stand van zaken. Het is ook een herziening van Lynch’s eigen ideeën daarover. Vijf jaar geleden sprak hij vaak met leden van de regering-Obama en adviseerde hij hen dat de VS zich achter de democratische bewegingen moesten scharen en zo nodig militair moesten interveniëren als ze de kop ingedrukt leken te worden. Daarvan heeft hij nu spijt. Want in Libië gebeurde dat ook werkelijk, door de Navo, en die interventie faalde: Libië heeft nu geen hoopvolle democratie, wel een burgeroorlog, extremistische groepen en een ingezakte staat en economie. Het overtuigde Lynch ervan dat westerse landen ook in Syrië militair niet succesvol hadden kunnen ingrijpen.

De interventie in Libië had ook gevolgen buiten dat land zelf. Lynch ziet het nu als een beslissend moment waarop de Arabische lente veranderde van lokale, hoofdzakelijk vreedzame protestbewegingen naar een regionaal conflict, waarbij allerlei landen met militaire middelen of met militaire hulp aan andere landen onderling oorlog voerden. De bemoeienis met Libië was daar een belangrijke opmaat voor. ‘De Navo-interventie in Libië toonde zowel Arabische demonstranten als autocraten dat een gewapende opstand kon slagen door externe hulp aan te trekken’, schreef hij. En daarmee werd Libië een belangrijk precedent voor de rampzalige oorlog in Syrië, waar wel een dozijn landen zich in hebben gemengd.

Lynch verzet zich tegen het simpele oordeel dat ‘de Arabische lente heeft gefaald’ of andere samenvattende opinies over de opstanden en onrust die het Midden-Oosten sinds 2011 in hun greep hebben. Toch behandelt hij in zijn boeken de Arabische lente en hoe die in verschillende landen uitpakte als één verhaal. In een telefonisch gesprek legt hij uit waarom. ‘Natuurlijk was de Arabische lente op een bepaald niveau een serie van losstaande protesten in verschillende landen. Maar in twee belangrijke opzichten was er een onderlinge verbinding. Ten eerste was een van de belangrijkste gevolgen van de Arabische lente een machtsverschuiving van staten naar samenlevingen, van regimes naar hun bevolkingen. Nieuwe technologie en een nieuwe generatiedynamiek vielen in het hele Midden-Oosten samen met het afnemende vermogen van staten om effectief te regeren. Toen er opstanden uitbraken, leefde er in de regio helemaal niet het gevoel dat het om losstaande opstanden ging. Er heerste het gevoel dat er een transnationale beweging gaande was, een beweging die werkelijk Arabisch was en niet nationaal. In Tunesië, Libië, Egypte en andere landen gingen mensenmassa’s achter dictators aan die de kern vormden van een stabiele regionale machtsbalans.

In de tweede plaats vochten de regimes in het Midden-Oosten terug, zowel afzonderlijk als gecoördineerd. De regimes die overleefden of niet serieus bedreigd werden, begonnen samen te werken. Saoedi-Arabië bood bijvoorbeeld geld en politieke steun aan de Golfstaten, maar ook aan Jordanië, Marokko en andere landen, om de regimes daar stabiel te houden. De Arabische landen waren al snel meer bereid om in andere landen te interveniëren. Eerst deden drie kleine Arabische landen mee in Libië, in Syrië doet zo ongeveer iedereen mee, en sinds anderhalf jaar voert Saoedi-Arabië oorlog in Jemen. Regimes in het Midden-Oosten handelen agressiever dan voorheen, zowel om zichzelf te beschermen als om hun belangen te dienen buiten hun grenzen. Maar dat avonturisme heeft rampzalig uitgepakt: geen enkele interventie heeft positieve effecten gehad. In Syrië, Libië en Jemen lijkt voorlopig geen einde te komen aan de vernietiging. De Arabische regimes blijken collectief niet in staat om hun regio vorm te geven.’

‘Toen de Verenigde Staten de onbedreigde supermacht waren vond niet iedereen dat leuk, maar het gaf wel helderheid’

Dit alles ligt volgens Lynch niet alleen aan de omstandigheden in het Midden-Oosten. Hij wijt het ook aan de situatie in de wereld: aan het feit dat de wereldwijde rol en de macht van de Verenigde Staten afnemen. Dat heeft een onduidelijke situatie in de wereldpolitiek tot gevolg. Maar Lynch vindt het overdreven om het over ‘nieuwe chaos’ te hebben. ‘Chaotisch is de wereld niet. Wel zitten we in een periode van overgang en onzekerheid, waarbij het onduidelijk is wat de nieuwe structuur is van de relaties tussen landen. Toen de VS de onbedreigde supermacht waren vond niet iedereen dat leuk, maar het gaf wel helderheid. Iedereen had wel een idee hoe de mondiale hiërarchie ongeveer in elkaar stak. Nu is dat niet meer zo.’

De regering van George W. Bush probeerde die situatie wel vol te houden, maar kon dat niet. ‘De jaren negentig waren in internationaal opzicht heel ongebruikelijk’, zegt Lynch. ‘Maar voor veel Amerikanen leek het alsof die Amerikaanse overmacht permanent gemaakt kon worden, met een liberale wereldorde gebouwd op de Amerikaanse suprematie. De regering-Bush geloofde daar ook in en heeft vervolgens de Amerikaanse macht radicaal overbelast: met de invasie van Irak, met onverantwoordelijk financieel beleid en een algemene radicaliteit in haar buitenlands beleid. Vergeefs, natuurlijk, want het lag altijd voor de hand dat we zouden terugkeren naar een soort machtsevenwicht – dat is nu eenmaal hoe internationale politiek werkt. Ik denk dat de regering-Obama de afbouw van de Amerikaanse positie in de wereld vrij goed heeft begeleid, al botst het hard met visies van Amerikaanse suprematie. Oftewel, met hoe ongeveer alle Amerikanen naar de wereld kijken.’

De nieuwe situatie is vreemd, volgens Lynch, omdat de VS nog altijd de enige supermacht zijn. ‘Er is geen grote concurrent opgestaan. Op elke manier die ertoe doet is de macht van de VS veel groter dan die van anderen’, zegt hij. ‘Tegelijk kan iedereen zien dat de macht en de rol van de VS in de wereld minder worden. Die situatie voldoet niet aan onze verwachtingen over hoe de wereld zou moeten werken: we verwachten één supermacht die iedereen overheerst, of anders een wereld in twee kampen, of anders in meerdere machtscentra. Dit kennen we niet. Je had je kunnen voorstellen dat de Europese Unie was opgestaan als alternatieve liberale supermacht, maar in plaats daarvan wordt de EU opgeslokt door interne problemen. Rusland trekt veel aandacht, maar heeft een zwakke financiële basis en kan op wereldniveau niet betekenisvol wedijveren. Iedereen verwacht dat China eens voor de dag komt als supermacht, maar dat gebeurt steeds maar niet.’

Een van de gevolgen daarvan is een toenemend regionalisme in de wereld, met landen die assertiever gaan handelen in hun eigen regio en zich minder aantrekken van de grote machten in de wereld. ‘De onduidelijke situatie in de wereldpolitiek is relevant voor het Midden-Oosten omdat het veel verklaart over hoe de staten in die regio nu handelen’, stelt Lynch. ‘Obama en zijn regering zagen de Arabische opstanden als iets totaal nieuws en revolutionairs. In het verleden waren Amerikaanse regeringen altijd sceptisch over democratie in het Midden-Oosten. Ze spraken er wel mooie woorden over, maar steunden in de praktijk altijd hun vrienden – de autoritaire regimes dus – omdat verkiezingen fundamentalisten aan de macht zouden kunnen brengen. Maar Obama schaarde zich publiekelijk achter de demonstranten in Tunesië en werkte in Egypte hard aan het vreedzame vertrek van Hosni Moebarak, die dertig jaar een Amerikaanse bondgenoot was geweest.

Voor mij en andere regiospecialisten was die steun aan democratische bewegingen heel positief, maar de leiders in de regio waren vol afschuw. Een aantal voelde zich ten diepste verraden door de VS. Hun regimes braken in de afgelopen jaren weg van de VS en ondermijnden actief het Amerikaanse beleid in de regio. Met name Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten werkten in Egypte lijnrecht tegen de VS in. En alle Golfstaten probeerden de nucleaire overeenkomst tussen de VS en Iran, een topprioriteit van de regering-Obama, te saboteren. Maar nu komt het belangrijke punt: ondanks de woede blijft de realiteit van de internationale politiek bestaan. En die realiteit is dat de Arabische landen nergens anders heen kunnen dan naar de VS. Rusland, China en de EU zijn gewoon geen realistische bondgenoten die politiek, militair en economisch kunnen bieden wat de VS hebben.

Je ziet nu crises binnen alle allianties die de VS hebben in het Midden-Oosten: met Saoedi-Arabië, Israël, Turkije en andere partners. De oorzaak daarvan is dat die landen zien dat de Amerikaanse rol en de Amerikaanse macht afnemen. Maar vanwege het ontbreken van een geloofwaardig alternatief blijven ze vastzitten in het bondgenootschap met de VS. Je kunt daarom aan het Midden-Oosten zien dat er op internationaal niveau geen sprake is van chaos, of van een multipolaire wereld. De VS zijn nog steeds de enige supermacht. Maar de Amerikaanse positie is wel heel anders dan tien jaar geleden.’

Ook de VS lijken geen keuze te hebben. President Obama kondigde bij zijn aantreden een ‘draai naar het oosten’ aan: de VS zouden onder zijn bestuur de blik op Oost- en Zuid-Azië gaan richten in plaats van op Europa en het Midden-Oosten. Maar het Midden-Oosten liet de VS niet los. ‘Dat is echt de tirannie van de structuur’, zegt Lynch. ‘Alle grote initiatieven die de VS ontplooiden in het Midden-Oosten waren uiteindelijk bedoeld om de VS uit de regio los te maken. Dat was de motivatie voor de deal met Iran of Obama’s Israël-beleid. Maar het lukt Obama maar niet om de focus te verleggen.

‘De uitsluiting die mensen drijft tot straatprotesten is in vele opzichten dezelfde uitsluiting die mensen aanzet tot migratie’

Dat is deels de schuld van de Amerikaanse beleidselite. Die zegt wel dat we ons op Azië moeten richten, maar elke keer als Poetin of China iets onderneemt in het Midden-Oosten gaan er schokgolven door Washington. De beleidselite kan zich gewoon geen Midden-Oosten voorstellen waarin de diplomatie niet om de VS draait. Maar het probleem ligt ook in de hoofdsteden van de Arabische wereld, in vastgesleten ideeën en denkpatronen. Het systeem biedt weerstand tegen pogingen om het te veranderen. Het is wel een somber makend idee dat het zelfs Obama niet gelukt is om de VS uit het Midden-Oosten los te maken. In plaats van vrije handen te hebben, zijn de VS daar nu betrokken bij vijf oorlogen. Als het Obama al niet lukt, dan moet je je afvragen: wie wel?’

Een van de paradoxen van het Midden-Oosten was altijd dat de regio een van de onrustigste van de wereld is, maar dat de regimes juist onveranderlijk leken; de heersers zetelden er vaak decennia achtereen. Veel van die heersende families hebben zich gehandhaafd, van de Assads tot de Saoeds. Maar veel Arabische regimes zijn fataal verzwakt, denkt Lynch: ‘In de Arabische wereld blijft veel continuïteit aan de top. Maar daaronder is het instabiel. Dat is al een tijd zo. Wie het nieuws uit de regio volgde, zag vanaf midden jaren 2000 toenemende uitingen van onvrede, meer voorbeelden van falend bestuur in Arabische landen. Maar die staten, met hun uitgebreide veiligheidsdiensten, leken lang sterk genoeg om stand te houden.

In 2011 was dan ook niemand verrast dat in Arabische landen mensen de straat op gingen, maar wel door het feit dat zij in staat waren om te winnen. Egypte, Tunesië en Jemen onderdrukten al een decennium allerhande protesten. De schok was dat ze deze protesten niet onder controle konden houden. Nu hebben de meeste regimes zich herpakt en je ziet een vrij overzichtelijk beeld: Syrië, Jemen, Irak en Libië zijn in feite failed states geworden, de rest heeft de zaken redelijk onder controle. Wie beter kijkt, ziet dat vrijwel elke indicator van politieke instabiliteit er slechter voor staat dan in 2011: de economieën draaien slechter, er is meer werkloosheid, politieke instituties hebben minder legitimiteit, er is meer sociaal en politiek conflict. Als je dat overziet is het moeilijk om voor te stellen dat deze situatie stand kan houden op de middellange of zelfs korte termijn.’

De grootste zorgen maakt Lynch zich om Egypte: ‘Het lijkt heel onwaarschijnlijk dat Egypte in de nabije toekomst stabiel kan blijven. In het beste geval blijft het een instabiel en disfunctioneel land, in het slechtste geval barst het uit in politiek geweld. En heel wat Arabische regimes die wel stabiel lijken, houden zich in werkelijkheid nog net overeind. Ik verwacht een nieuwe golf van volksmobilisatie in verschillende landen van de regio, en ik verwacht dat deze regimes dan worden ontmaskerd in hun zwakte. Helaas betekent dat niet dat er dan ook per se democratie komt. Die mogelijkheid bestond nog wel in 2011. Maar met name in Egypte is na de militaire coup het geloof in democratische instituties vrijwel verdwenen. Ik verwacht dat de volgende golf van opstanden gewelddadiger, anarchistischer zal zijn dan in 2011.’

De nieuwe onrust kan vele vormen aannemen, denkt Lynch, van straatprotesten en meer politieke mobilisatie tot gewapende opstand, meer jihadisme of warlord-achtig bestuur, bijvoorbeeld in Syrië: ‘Uitsluiting is de kern geworden van het politieke leven in de Arabische wereld, en daar drijft die onrust op. En de uitsluiting die mensen drijft tot straatprotesten is in vele opzichten dezelfde uitsluiting die mensen aanzet tot migratie of tot het aansluiten bij jihadisten. Het is een van de grote krachten geworden die de regio herscheppen.’

De Arabische opstanden, kortom, zijn nog lang niet uitgewoed. ‘Veel westerse analisten beschouwen de Arabische lente als een afgesloten hoofdstuk, maar die zitten er echt naast. Ze verliezen uit het oog wat nou eigenlijk de oorzaken waren van de Arabische lente: het bestaan van een zeer grote jeugdgeneratie die zich volledig op een zijspoor voelt staan, politiek, economisch, sociaal en cultureel. Maar die generatie herinnert zich 2011, ze weten dat de mogelijkheid bestaat om het van een regime te winnen. Deze generatie is minder bereid dan eerdere om de zaken te laten zijn zoals ze zijn.’

Als Lynch spreekt met mensen binnen de Amerikaanse regering of collega’s in Europa ziet hij wel dat deze problemen worden erkend. Maar er gebeurt vervolgens niets mee. ‘Europa zou weliswaar Noord-Afrika enorm kunnen helpen door zich open te stellen voor meer handel en economische interactie met de landen in die regio. Maar de realiteit is dat de Europeanen dat niet willen en dat Noord-Afrikaanse regimes elke vorm van hervorming tegenhouden. Het is ook niet erg realistisch als je kijkt naar de omvang van het probleem. Egypte is een land van bijna negentig miljoen mensen. Om daar een functionerende economie te creëren, moeten er tien tot twintig miljoen banen bij komen. Dit is zo’n geval waarbij we de problemen kunnen zien en analyseren, maar niet veel meer. Westerse regeringen verkiezen het om de problemen in het Midden-Oosten te negeren. Er is namelijk niet al te veel wat ze eraan kunnen doen.’


Nieuwe chaos

De wereld anno 2016 zit vol problemen die niemand lijkt te kunnen oplossen. Wie niet goed begrijpt hoe die wereld werkt, is niet gek of dom. Want de wereld ís ook complexer, chaotischer en moeilijker te besturen dan voorheen. In een serie interviews laat De Groene toonaangevende denkers over internationale betrekkingen hierover aan het woord. Deze week: de Amerikaanse politicoloog Marc Lynch.


Beeld: Libië, 5 maart 2011 (Michael Christopher Brown/Magnum/HH)