De theatermaker: ‘Zo zijn we toch allemaal?! Er huizen uiteenlopende personages in ons. Dat geldt ook voor Hamlet. Hij wordt vaak gezien als de koude intellectueel die boven alles staat. Maar hij lijdt, dat wordt vaak vergeten. De volledig tegenstrijdige gevoelens die tijdens de solo losbreken, zijn voor mij volledig nieuw. Tijdens de repetities heb ik geleerd op mezelf te vertrouwen en de emoties eruit te laten komen. Ik ben er niet meer bang voor.’ Aan het woord is Robert Wilson (54), de Amerikaanse beeldend kunstenaar, regisseur en acteur uit Waco, Texas. Voor het eerst in twintig jaar staat hij zelf weer op het podium, in de solo Hamlet: A Monologue. Met deze voorstelling reist hij op dit moment door Europa. Over het repeteren van deze produktie - er is tweeeneenhalf jaar aan gewerkt - maakte de Duitse cineaste Marion Kessel de film The Making of a Monologue: Robert Wilson’s Hamlet, die komende zondag op Kunstkanaal (Amsterdam en Hilversum) te zien is, en de weken daarna op kabelstations elders.
Wilson, die het afgelopen decennium vrijwel uitsluitend in Europa werkte, grijpt de laatste jaren opvallend vaak naar klassieke teksten. Ook van King Lear maakte hij een monoloog (voor de Duitse actrice Marianne Hoppe), en voorts ensceneerde hij recentelijk Buchners Dantons dood en Ibsens Wanneer wij doden ontwaken. Met het idee om Hamlet te doen liep hij al tien jaar rond. De Berlijnse dramaturg Wolfgang Wiens maakte een bewerking (in vijftien scenes). Hij overtuigde, samen met regisseur Ann-Christin Rommen, Robert Wilson ervan dat hij de monoloog zelf moest gaan spelen. Zou het kunstwerk dan verprutst worden, dan had hij het deze keer tenminste zelf gedaan. Hamlet: A Monologue heeft als uitgangspunt de slotscene van het stuk, de seconden die wegtikken terwijl het dodelijk gif zijn werk doet ('Had I the time… but death is strict in his arrest’). Zijn hele leven glijdt in enkele seconden aan Hamlet voorbij, zijn kindertijd, de oude wijzen in zijn bestaan, de mannen, de vrouwen. 'Had I the time…’
Zoals gebruikelijk bij Robert Wilson vertrok de produktie vanuit een reeks schetsen. Het uiteindelijke ontwerp is Wilsons beginidee: een kaal speelvlak, achterin een 'poort’, daarbinnen een stapel rotsblokken die in de loop van de vijftien scenes kleiner wordt. De tekst wordt afwisselend emotionerend, karikaturaal en zeer cool gesproken, ondersteund door een eenvoudig patroon van bewegingen, waarbij vooral de energieke draai in Wilsons lijf en het spel van zijn handen van belang zijn. Geluid (Hans Peter Kuhn) en licht (Stephan Strawbridge) zijn tot op de vierkante milimeter georkestreerd.
Aan het eind van de voorstelling sleept Wilson een zwarte kist het bijna lege podium op. Van de rotsblokken is er nog maar een over. Wilson opent de kist en haalt de kostuums van alle doden eruit. Met kille woede gooit hij de kledingstukken van zich af. Alleen de geel-groene zijden jurk van zijn moeder en het eenvoudige witte kleed van Ophelia hangt hij links en rechts liefdevol op. Daar staat hij, een door het leven getekend mens, heen en weer geslingerd tussen twee vrouwen - de moeder en de geliefde. 'Had I the time…’ maar die is er niet meer.
Marion Kessels documentaire geeft niet alleen een goed beeld van het proces en van de voorstelling, ze doet ook iets bijzonders: haar film zit vol herhalingen. Zodat de kijker langzaam maar zeker in dit curieuze, af en toe licht melodramatische maar meestentijds intrigerende spektakel naar binnen wordt gezogen.