De roman bestaat uit drie delen. Het eerste speelt in oktober 1956, wanneer in Boedapest de revolutie haar vijfde dag is ingegaan en de Russische troepen in aantocht zijn. Magda is een 22-jarige lerares die zich met dertien meisjes in de vluchtelingenstroom mengt, met bovendien een ongeveer vierjarig jongetje dat op het schoolplein is achtergelaten. Het kind noemt ze József naar de dichter Attila József. Een iets oudere jongen, wellicht zijn broer, die in de boom blijkt opgehangen, stond misschien in verband met de jongens die benzinebommen naar Russische tanks gooiden. De vlucht eindigt in Oostenrijk, vanwaar de meisjes vertrekken naar plaatsen in de wereld, en het jongetje wordt door een Zweeds gezin geadopteerd. Via de jongeman met wie Magda trouwt krijgt ze een baan als muzieklerares, al heeft ze geen opleiding. De maanden vliegen voorbij en het verleden is als een droom – meer en meer gaat het alleen nog om de warrige waarneming van de hoofdpersoon.
In het tweede hoofdstuk (1963) draait haar bestaan alleen nog om de privé-lessen aan een lelijk en onbeholpen meisje van zeven. Magda’s geheugen is nagenoeg uitgewist – inmiddels is er ook al een heel ander verhaal ontstaan. Al vanaf het begin ging Magda slaapwandelend door het leven; nu hoort ze stemmen, ontwaart ze overal tekens en voelt ze zich van alle kanten belaagd – dat alles versterkt door de vreemde taal om haar heen. Toevallig is de karakterisering van het boek voorop, ‘Roman over ontheemding en verlies van identiteit’, nu eens waar, al is de ontheemding eerder deemstering en weet je als lezer niet wat voor identiteit Magda voorheen had. Het is jammer dat de hoofdpersoon de Hongaarse opstand als in een mist beleeft. Een waarneming van opzij had een generatie later misschien een aardige roman opgeleverd. Hansson (1942), die sinds 1983 publiceert, is slaviste; dat verklaart misschien de locatie van haar verhaal. Maar de geografische en historische feiten doen er in de roman na 1963 niet meer toe.

Het derde deel van de roman (uit ’97) heeft dezelfde titel als het boek, de naam van een Oostenrijkse inrichting waar Magda in catatonische toestand wordt opgenomen. In zekere zin is het knap: zeventig pagina’s waar de hoofdpersoon volkomen blanco is, zonder herinnering en gedachten, en alleen het stemmengedruis om haar heen wordt weergegeven. Ik heb zelden een boek gelezen dat zo langzaam leegloopt.