
Een heel album had hij in zijn studio op z’n harde schijf klaarstaan, naar eigen zeggen het beste tot nu toe. Op de compleet gesampelde en afgewerkte plaat gebruikte hij teksten van de zwaarste criminelen van het land. Ruig. Rauw. Echt. Hij vertelt het met glinsterende ogen. Dan: ‘Ik heb het gewist. Alles. Anders was de verleiding te groot het toch uit te brengen. Doet dat pijn? Ja. Gasten die het hebben gehoord zeggen: Salah, dat was je beste werk tot nu toe, man.’
Abid Tounssi (37), bekend onder zijn vroegere artiestennaam Salah Edin, heeft spijt. Spijt van de muziek die hij maakte. Spijt dát hij muziek maakte. Spijt ook van de verheerlijking van snel geld. En spijt van de negatieve ophef en maatschappelijke onrust die zijn album Nederlands grootste nachtmerrie veroorzaakte. ‘Als je kiest voor de straat, eindig je ook op de straat’, zegt hij, refererend aan de mocromaffia en de massale golf van brute afrekeningen in de grote steden. ‘Ik was een rolmodel, een voorbeeld voor die jongens. Sommigen zijn nu dood.’
Ik hoor voor het eerst van Abids ommekeer door een Nieuwsuur-item met als kop ‘Steeds meer jonge moslims leven naar strikte islamitische regels. Dreigt segregatie?’ Abid werd gevolgd tijdens een optreden in het Belgisch-Limburgse Genk. Samen met Ali Houri – voormalig voetballer die nu onder de naam broeder Alkhattab als prediker door het leven gaat – wijst Abid de jonge gelovigen de weg naar een ‘zuivere islam’. Hij vertelt over zijn leven als rapper, de keuzes die hij maakte na de geboorte van zijn zoon en hoe hij – ‘door de islam’, aldus de voice-over in Nieuwsuur – de muziek voorgoed afzwoer. De zaal kent een impliciete gendersegregatie. Zonder dat dit zwart-op-wit is voorgeschreven, zitten de mannen voor- en de vrouwen achterin. Sluiers overal. Ernstige blikken. Diep respect bij het publiek voor deze twee heren die naar eigen zeggen ‘tot inkeer’ zijn gekomen.
Bij het kijken naar het item voel ik een sterk onbehagen. Het programma biedt een verontrustende blik op de veelbesproken derde-generatiemoslims die in hun ijverige zoektocht naar God vrijwel alle westerse (en kapitalistische) waarden zouden afzweren, van muziek tot de modeacademie, van vriendschappen met niet-gelovigen tot omgevingen waar alcohol wordt geschonken. Vormt Abid (en zijn beweging) een gevaar voor de samenleving? vraag ik me af. Van rapper naar salafist is één ding, maar van entertainmenticoon naar religieus rolmodel is iets anders. Groeit de parallelle samenleving, zoals GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil in een brief aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de uitzending suggereert?
Op zoek naar antwoorden neem ik op Facebook contact op met Abid; hij verheerlijkt wellicht de gloriedagen van de profeet, maar blijkt niet vies van sociale media (of van zijn eigen beeltenis op Instagram). Een afspraak blijkt snel gemaakt. ‘As-salama alaykum, broeder’, groet hij op stichtelijke maar sympathieke toon in het eerste telefoongesprek. Abid woont in Rotterdam, maar hij komt vaak genoeg in de hoofdstad, dus spreken we daar af – ‘insha’allah, insha’allah’ natuurlijk.
Het is even zoeken, want waar spreek je af met een salafist die geen muziek of alcohol in de buurt wil hebben? Abid blijkt een stuk pragmatischer dan in het Nieuwsuur-item lijkt. Reistijd is ook wat waard. Dus vindt het interview plaats in een afgesloten glazen ruimte in de Tolhuistuin. We drinken thee, al zegt Abid desgevraagd dat ik best een biertje had mogen drinken. ‘Al heb ik dat liever niet, natuurlijk’, haast hij zich eraan toe te voegen. Tijdens het optreden in Genk waarschuwde Ali Houri de jongeren op luide toon dat zelfs het bezoeken van een café of verjaardagsfeestje waar gedronken wordt (door Gods engelen) al als zonde wordt opgetekend, maar blijkbaar leeft Abid minder spastisch.
In ons drie uur durende gesprek ontmoet ik een gekwelde man op zoek naar vergiffenis – van Allah wellicht, maar nog wel het meest van zijn fans. Ik zie een trotse vader die leeft voor het vijfjarige zoontje van hem en zijn Hollandse ex-vrouw. En tot mijn eigen verwarring kom ik tot de voorzichtige conclusie dat Abid een stuk gevaarlijker was als rapper dan als morele gids voor jongeren met een identiteitscrisis.
Boos op Nederland als hij was, zegt hij nu: ‘Ik zet me niet af tegen de samenleving. Ik ben in het veld. Ik ben de samenleving. Ik houd me dagelijks bezig met ex-gedetineerden, met junkies, met jongens die geen starterskwalificaties hebben en in de zware shit zitten. Wanneer het aankomt op de maatschappij ben ik heel erg actief. In het nummer In het land van was ik vooral stoom aan het afblazen van alle frustratie die in me zat. Nu denk ik: dit is wel het land dat mij kansen heeft gegeven. Dat geldt ook voor het feit dat ik mijn kind hier kan laten opgroeien met gelijke kansen, gelijke rechten, de ruimte om lekker naar school te kunnen gaan. We staan te weinig stil bij wat ons is gegeven. Ik merk dat de islam voor mij hier meer leeft dan in Marokko. Natuurlijk is er islamofobie die gecreëerd wordt door de media, maar in de maatschappij merk ik daar vrij weinig van, het is niet dat je continu als stront wordt behandeld.
Natuurlijk komt dat wel eens voor, maar dat komt vooral door onwetendheid. Ben je niet wit, dan ben je zwart, of anders ben je wel geel. Zo bestonden die verschillen er lang voor mij en zullen die blijven als we het gesprek niet aangaan. Ja, dit is het land van Fortuyn en Wilders, maar ook het land van Aboutaleb en Arib. Laten we eerlijk zijn: in Marokko hadden zij niet dezelfde kansen gehad.
Ik kwam in de trein eens een dronken man tegen – ik weet niet of hij nog leeft –, hij had acht jaar vastgezeten en zei: “Die kleintjes van tegenwoordig hebben geen respect meer. Het maakt niet uit of ze Marokkaan of autochtoon zijn, die gasten moeten ze gewoon bij mij in de cel zetten.” Met andere woorden: dan leer ik ze wel een lesje. En toen zei hij eigenlijk iets heel moois: “Het zijn ónze Marokkanen. Wij moeten die stront opruimen, niet verwachten dat anderen dat gaan doen.” En toen dacht ik: ja, we lopen wel heel hard tegen de schenen aan te trappen van de Nederlandse maatschappij, maar misschien wordt het wel eens tijd om onze eigen doelgroep aan te spreken. Om te zeggen: wij lopen hier te schijten en iemand anders mag het mooi gaan opruimen. We moeten deze problemen van binnenuit oplossen.’
Wat dan het grootste probleem is binnen de Marokkaanse gemeenschap? ‘Opvoeding. Voed alsjeblieft je kind niet zo met materialisme op. Alles draait om snel geld. Een nieuwe telefoon. Grote auto. En wat dan? Met Sinterklaas vroeg ik aan mijn zoontje: wat is nu het leukste aan cadeautjes? Ik liet het hem zelf zeggen. “Het leukste aan cadeautjes is het uitpakken.” Dus zei ik tegen hem: “Precies, want als je het hebt uitgepakt wil je al weer het volgende.” De waarde van materie is zo betrekkelijk. We willen constant meer, meer. Kijk naar de hele trouwcultuur, met de constante wisseling van jurken en andere uitdragerijen; dat is nou haram! Het huwelijk is een spirituele binding, geen materiële overeenkomst.’
Voorafgaand aan onze ontmoeting voerde ik lange gesprekken met ingewijden en verdiepte ik me in de nieuwe anti-muziekbeweging onder moslimjongeren in Nederland en België. Maar niets had me op dit interview kunnen voorbereiden. ‘Ik ben geen reli-ster. Ik ben allesbehalve een prediker, al word ik zo genoemd. Ik ben wel een performer. Als ik niets meer had gedaan met de vaardigheden die ik heb meegekregen, zou ik misschien juist heel snel verleid worden om terug te keren naar de muziek. Ik heb er bewust voor gekozen om mijn verhaal te doen in deze vorm. Religie speelt voor een deel mee in die keuze, maar is niet de hoofdzaak. Alles staat wel in het teken van mijn religie, maar het is niet dat ik dat constant benoem of zieltjes probeer te winnen.
Ik wil de mensen die naar me luisteren een andere kijk geven op wie deze man is geweest. Ik ben mijn naam aan het herstellen. Daarnaast wil ik een verantwoordelijkheid meegeven aan de jongeren die me niet kennen en niet met mijn muziek zijn opgegroeid. Op dit moment versterken rappers juist de stereotiepe beelden van Marokkanen.’
Maar naast het stereotype van de mocromaffia bestaat er ook het stereotype van de salafistische, geradicaliseerde extremist die zich helemaal afsluit en zichzelf buiten de samenleving plaatst, merk ik op. Ben jij niet een voorbeeld van dat andere stereotype, waar men in Nederland misschien nog wel banger voor is?
‘Dat kan. Iemand heeft ooit tegen mij gezegd: “Toen je begon met rappen was je gevaarlijk, maar als je stopt met rappen ben je nog veel gevaarlijker.” Maar vergis je niet, wat in de media wordt gezegd is niet wat ik zeg. Ik verbied mensen niet om naar muziek te luisteren. Ik vraag ze alleen om alsjeblieft niet meer naar mijn muziek te luisteren, omdat ik daarvoor de verantwoordelijkheid draag. De grootste fout die ik heb gemaakt is te spelen met vooroordelen die in de maatschappij leven, zonder te beseffen dat dat zich ook tegen je kan keren. Die kwestie van de foto en Geert Wilders is een goed voorbeeld.’ >
Abid refereert aan de hoes van zijn album Nederlands grootste nachtmerrie, waarop hij stond afgebeeld als Mohammed Bouyeri, de man die Theo van Gogh vermoordde. Hij klaagde met succes de pvv-politicus aan voor het per abuis gebruiken van die afbeelding in de film Fitna, in plaats van een foto van Bouyeri. ‘In het begin vind je het tof. Je staat niet stil bij wat het effect is op de maatschappij. Maar omdat ik met jongeren werk, krijg ik het juist op m’n bord.’
Abid werkt als forensisch behandelaar met zware criminelen. Anders dan de meeste artiesten komt hij daardoor rechtstreeks met zijn gecriminaliseerde fans in aanraking. ‘Ik ontmoet mensen die zeggen dat ze door Het land van geradicaliseerd zijn, werk met jongens die door een nummer als Hosselaar zijn begonnen met het verkopen van drugs. Vroeger was ik constant met de vinger aan het wijzen naar anderen, nu wijs ik alle vingers naar mezelf.’
De maatschappelijke consequenties van zijn teksten komen ook terug in Het spijt me. Daar rapt hij: ‘Vergeef me voor het verkondigen van rebellie/ De uitdaging te zoeken richting valse profetie/ Vergeef me voor het aanzetten tot haat en discussie/ Het versterken van het stereotiepe beeld waar repressie het gevolg van is geworden/ Vergeef me. Voor de verleiding. De misleiding/ En nee, ik verdien geen award of onderscheiding/ Blijf liever bescheiden. Media vermijden/ En staan achter en voor m’n geloof te allen tijde.’
Zeg je nu impliciet dat je vroeger radicaler was dan nu – terwijl mensen juist het omgekeerde denken?
‘Ja, ja’, zegt Abid aarzelend. En dan: ‘Radicaal is niet het juiste woord, extreem gedachtegoed is beter. Radicaal is voorbij extreem gedachtegoed. Ik was radicaal rapper – radicaal moslim, nee, moslim was ik niet.’
Dat zeg je nu. Maar daar dacht je toen heel anders over.
‘Natuurlijk zei ik in interviews dat ik moslim was. Ik bad niet. Ik dronk. Ik deed alles wat God verboden had. En ik was ook niet aardig. Ik was arrogant. Bijdehand.’ Hij lacht, zij het als een boer met kiespijn. ‘Hoe negatiever er over de islam werd gesproken, hoe meer ik de religie ging opzoeken en geïnteresseerd raakte. De moslims naar wie ik echt opkijk zijn mensen als Malcolm X en Muhammad Ali. Politiek. Sport. Het écht zijn. Kijk, als de imam in een Adidas-trainingspak zou binnenwandelen, zou het voor jongeren al veel makkelijker zijn om naar de moskee te gaan en hem te benaderen dan wanneer de imam eruitziet als een soort Moefti Mac, zoals nu het geval is.’

Toch opmerkelijk: we zijn al ruim een uur in gesprek en de gevreesde moslimprediker Abid Tounssi heeft het nog niet één keer over zijn persoonlijke geloofsbeleving gehad. Abid biecht op dat hij pas kort geleden gestopt is met blowen. Hij is er niet trots op. Zijn vader deed het. Zijn opa. ‘Ik kan hier heel eerlijk over zijn. Ik heb 25 jaar geblowd. Dan is stoppen niet makkelijk. Ik zondig nog steeds, zij het in beperkte mate. Ik ben echt geen heilige.’ Het blijft een worsteling – een van de vele. Hij erkent de onhaalbaarheid van een leven volgens het vroeg-islamitische ideaal. ‘Overal draaien ze muziek, ook in de Arabische wereld. Wat dat betreft moet je ook pragmatisch zijn.’
Pragmatisch is Abid zeker. Met handen schudden heeft hij geen probleem. Over homoseksualiteit: ‘Ik mag alles met een homo doen. Hand in hand met hem lopen. Bevriend zijn. Alles, behalve het bed met hem delen.’ Zijn studio aan huis wordt nog steeds gebruikt, ook door jongeren die muziek maken. ‘Maar als ze dan vragen of ik hun plaat bij FunX tip, zeg ik nee. Gewoon omdat ik die weg al bewandeld heb en daar geen deel van wil uitmaken.’
Abid beschrijft de opluchting van het openlijk belijden van zijn fouten en het afleggen van de maskers, maar houdt nu andere zaken binnenshuis. Het gaat hem niet om de zonde, ‘maar doe het in je achterkamer, tussen jou en je God’, is zijn devies, ‘niet in het openbaar, waarmee je de zonde verheerlijkt’.
Is dat niet schijnheilig?
‘Nee, ik wil jongeren gewoon niet met dit soort zaken besmetten.’ Hij erkent dat hij soms netflixt (toch ook niet vrij van muzikale klanken) en – na heel lang trekken – zijn gedichten schrijft op… lichte klassieke muziek. Ik vraag me af of jonge moslims de mogelijkheid van deze pragmatische flexibiliteit ook zien. Of leggen zij de lat juist extra hoog voor zichzelf, mede op basis van de vrome uitingen van deze dichtende broeder? Vanwaar toch Abids behoefte een rolmodel te zijn?
‘Het is een heel andere game hoor, die moslimgame’, zegt hij lachend aan het eind van het gesprek. ‘Dat rappen was één, maar dit is toch echt next level.’
Vanwege de reacties vanuit desamenleving?
‘Ook, maar vooral vanuit moslims zelf, joh. Ik kom pas kijken. Het is nog heel nieuw voor me allemaal.’
Hoe is die druk voor jou? Je kunt nog niet met een glas alcoholvrij bier op een foto worden gezet of je hangt al.
‘Door zo openlijk uit te komen voor mijn verandering heb ik de weg naar mijn vroegere leven afgesneden’, zegt Abid opeens opvallend ernstig. ‘Ik moet dit doorzetten, anders val ik weer in dezelfde mousetrap. Ik was verslaafd aan muziek. Het was mijn leven. Ik ging eerder naar een show dan naar de moskee. Ik kan niet terug en ik wil ook niet meer terug.’
Geboren in Alphen aan den Rijn groeide Abid tot zijn vierde op in Nederland. Vervolgens werd hij twee jaar in Tanger in Marokko bij zijn tante en familie ondergebracht, en kwam weer naar Nederland terug. ‘In Marokko hoorde ik voor het eerst de verhalen over Saladin, de dichter, de kruisvader, over wie mijn neef prachtig kon vertellen en die ik zo inspirerend vond dat het mijn artiestennaam werd. Of ik er een trauma aan heb overgehouden, zo zonder mijn ouders te zijn? Nee, het was meer een lange vakantie. Ik was zo jong. Op mijn vijftiende ging mijn vader definitief terug naar Marokko. Dat was wel echt een pijnlijk moment. Ik had in die tijd juist hard een mannelijk voorbeeldfiguur nodig, zeker omdat ik geen broers en zussen heb. Nu liet mijn vader me altijd al vrij in de opvoeding en was hij erg liberaal. Daardoor ontdekte ik mijn eigen kracht. Ik leerde dat je niet hoeft te wachten op mensen en je het toch echt zelf moet doen.’
Abid heeft zijn vader de laatste vijf jaar van diens leven niet gezien. Hij was niet bij de begrafenis. ‘Ik zat midden in een scheiding, ik had even geen werk. Het was geen schaamte, maar onmacht. Ik was bang om mijn vader zo ziek te zien. Ik heb wel spijt dat ik niet gegaan ben. Het is een les. Een van de vele.’
Het vaderschap is voor Abid een groot thema. De dood van zijn eigen vader en de geboorte van zijn zoon, in combinatie met nog een aantal gebeurtenissen, leidden tot een diepe zoektocht. In zijn ijver het soort vader te zijn die hij zelf niet gehad heeft, kwam hij uit bij het geloof. Op mijn vraag of hij zich als een hedendaagse kruisvaarder ziet, antwoordt hij: ‘Ik strijd elke dag voor mijn kind. Door te werken, door mijn best te doen en het juiste voorbeeld voor hem te zijn.’
Abid heeft het helemaal uitgedacht. De eerste zeven jaar wordt volop spelen met zijn zoontje, de volgende zeven jaar: hem aan de hand nemen en van alles leren. ‘En in de volgende zeven jaar, tot zijn 21ste, moeten we beste vriendjes worden. En daarna mag hij doen wat hij wil.’
En wat als jouw zoon op z’n zestiende zegt: ‘Hé pap, alles mooi en aardig, ik word ook rapper, net als jij’?
Abid kucht. ‘Ik heb nog nooit met m’n zoontje naar muziek geluisterd. Hij heeft er vrij weinig van meegekregen, maar ik krijg wel vragen als: “Papa, waarom noemen mensen jou Salah als we buiten lopen?” Dan zeg ik: “Ja, dat was papa’s oude artiestennaam.” Hij weet dat ik nog steeds video’s maak, zoals Het spijt me. Ik zou hem het rappen afraden, maar niet ontnemen. Ik zou hem waarschuwen niet zo ver in het wereldje te zinken dat je jezelf niet meer bent en jezelf gaat verloochenen. Zeg geen dingen waar je achteraf spijt van krijgt. Wees verantwoordelijk.’
Abid vertelt hoe hij zichzelf verloor tijdens zijn carrière als rapper, waarin hij onder meer met Outlandish samenwerkte. Hij toerde in een wereldtournee door 37 landen in het voorprogramma van de Wu-Tang Clan en Sean Paul. Met vuur in de ogen beschrijft hij de kracht van muziek, ‘als een harddrug met enorme impact’. Abid vertelt over onderzoeken van een Japanse wetenschapper die watermoleculen zag transformeren onder de invloed van rap en klassieke muziek. ‘De watermoleculen die aan rap waren blootgesteld waren misvormd; de moleculen die alleen aan klassieke muziek waren blootgesteld waren heel zuiver.’
Moslims geven tegenstrijdige antwoorden als ik ze vraag waarom muziek haram zou zijn. Sommigen spreken van afleiding. Het zou djinns aantrekken. De oren zouden in het paradijs als straf voor het luisteren naar muziek met lood worden gevuld. Het gaat daarbij om instrumenten, niet om zang. Abid heeft het vooral over de impact die muziek en het nachtleven op hem hadden.
Onder geleerden bestaat onenigheid over het verbod op muziek. Zo oordeelde de belangrijke juridische grondlegger imam Al-Ghazali, die ten tijde van de islamitische Gouden Eeuw leefde, in zijn boek I hya Ulum al-Din, dat er niet één bindend oordeel is over muziek, of het nu een stem of een instrument is. Muziek kan haram, makruh (afgeraden), mubah (toegestaan) of mustahabb (aangeraden) zijn. Daarbij maakte hij de volgende onderverdeling op basis van het effect van de muziek op de luisteraar: muziek die slechts aanzet tot wereldse verlangens en de wellust van jongeren is haram; voor wie het grootste deel van zijn tijd aan muziek besteedt of van muziek luisteren een gewoonte heeft gemaakt, is het makruh; voor wie niet verstrikt raakt in allerlei gevoelens en alleen geniet van een mooie stem, is het mubah; en voor degene die overvolle liefde voelt voor Allah of die door een mooie stem wordt aangespoord tot goede eigenschappen, is muziek luisteren mustahabb.
Volgens de analyse van Al-Ghazali is muziek op zichzelf niet haram, maar gaat het om de omgevingsfactoren en de uitwerking van de muziek. Aan deze analyse zijn later vijf gronden voor een verbod op muziek toegevoegd, namelijk: als de luisteraar opgewonden raakt van een vrouwelijke stem, als het gebruikte muziekinstrument geassocieerd wordt met alcoholgebruik (alle andere instrumenten zijn wel toegestaan), als de teksten van een lied in strijd zijn met de islamitische ethiek, als een jongere overmatig dol is op muziek en muziek aanzet tot lichamelijke verlangens, en als muziek hem weerhoudt van belanghebbende zaken, zoals devotie voor God.
God is groot
Dit is een licht bewerkte voorpublicatie uit God is groot: Eten, bidden en beminnen met moslims (uitgeverij Jurgen Maas, 344 blz., € 19,95) van Mounir Samuel, dat deze week verschijnt. Op vrijdag 11 mei is de feestelijke presentatie in Coffeebar Mok, Gedempt Hamerkanaal 75 in Amsterdam – een avond vol poëzie, zang en spoken word. Op maandag 28 mei is er in Pakhuis de Zwijger De Groene Live: Hervormingsfundamentalisten-debat (zie Samuels interviewserie) onder leiding van Mounir Samuel, met onder anderen Yassin Elforkani, Dounia Jari, Berna Toprak en Salah Edin, muziek en Iftar.
Bye, bye, Spotify. In 2015 stopte Abid Tounssi definitief met rappen. ‘De aanleiding was de dood van een jongen die mij geïnspireerd had voor mijn nieuwe album. Hij is komen te overlijden tijdens een achtervolging, een auto-ongeluk. Nou ja, auto-ongeluk, een schietpartij eigenlijk.’ Abids stem wordt dof. ‘Hij stierf met mijn muziek op de achtergrond. Ik had hem twee dagen eerder nog mijn album gegeven. Het was iemand om wie ik best veel gaf. Ik had bewondering voor zijn verhaal. Hij was een ripper, ik weet niet of dat je wat zegt. Ik weet nog goed hoe hij zei: “Op straat man, dat is echt mijn nummer.” Het pijnlijke is dat hij ook op straat is gestorven. Als je kiest voor de straat, eindig je ook op straat, dat heb ik van hem.
Door zijn dood besefte ik dat als ik constant muziek blijf maken over de straat ik daar zelf ook zou eindigen. Deze jongen probeerde afstand te nemen van dat leven, maar stierf vroegtijdig. Ik hoop dat die intentie er nog steeds was toen hij achtervolgd werd.’
Abids stem is heel zwak nu. ‘Die gebeurtenis heeft me niet laten beseffen dat ik moet stoppen met muziek maken. Het heeft me laten beseffen dat de dood je elk moment van de dag kan overkomen. Ik wil niet doodgaan zonder dat ik berouw heb getoond voor de foute dingen die ik heb gedaan. Dat berouw toon ik vijf keer per dag tegenover mijn schepper. En ik hoop het nog te kunnen blijven doen tot de dag dat God mij bij zich roept.’
Hij kijkt somber voor zich uit. ‘Ik heb voornamelijk gewerkt met de Top600 (veelplegers in Amsterdam – red.). Er wordt nu een serie gemaakt over de mocromaffia en ik houd mijn hart vast. Dit is niet iets van twintig jaar geleden. Het bloedt nog, als het ware. Het is zo vers. Ze maken die serie nu al om er zelf beter van te worden, het ego te strelen en om leuk in Pathé te scoren. Maar fuck, die gemeenschap gaat helemaal naar de kloten. Jongeren zijn hier vatbaar voor. Dit verhaal moet sowieso verteld worden, maar het is nu nog te vroeg, het is te tastbaar, er zijn nog mensen in leven die ermee te maken hebben, ouders die net hun kinderen hebben verloren of op het punt staan te verliezen. En dat ga je commercieel uitbrengen? Dat is de tijd waarin we leven. Er wordt niet gekeken naar de maatschappelijke cohesie. Het is alleen maar ik-ik-ik. Succes over de rug van anderen.’
Aan dat laatste wil Abid in ieder geval niet meer meedoen. Hij staat nog steeds op podia, maar met een heel ander doel. ‘Als ik niet wakker werd, verzoop ik. En mijn zoontje en fans ook.’