Ze werken tussen puinhopen, horen gruwelijke verhalen en zien hartverscheurend leed. Soms lopen ze gevaar door bommen, granaten en drones. Altijd is er risico, puur vanwege hun rol als pottenkijkers van corrupte regimes, rebellen en regeringslegers. Maar stoppen met deze baan, geen haar op hun hoofd. ‘We kunnen al die mensen die ik heb gesproken niet in de steek laten’, zegt Ole Solvang. Zijn echtgenote, Anna Neistat, valt hem bij: ‘Zolang ik ook maar één mens kan helpen of laten weten dat anderen zich zijn lot aantrekken, zolang ik ook maar één dader kan laten opsluiten, houd ik niet op.’

Ole Solvang werkt sinds 2001 voor het Emergencies Team van Human Rights Watch (hrw), Anna Neistat deed tot voor kort hetzelfde. Sinds juni vorig jaar heeft ze het veldwerk verruild voor een kantoorbaan bij Amnesty International, waar ze hoofd van de onderzoeksafdeling in Londen is. Nu hoeft ze niet meer door de hele wereld te reizen. Wel pendelt ze iedere week op en neer tussen Londen en hun woonplaats Parijs. ‘Ik heb meer macht om iets te veranderen. Amnesty International is, anders dan Human Rights Watch, een grassroots movement. Dat sluit aan bij mijn ambitie om bevolkingsgroepen te mobiliseren zich in te zetten voor mensenrechten. Tegelijk kan Amnesty leren van mijn onderzoekservaring’, stelt Neistat.

Emergencies Teams spelen een speciale rol in de missie van Human Rights Watch, opgericht in 1978 als een onafhankelijke internationale ngo met wereldwijd ruim vierhonderd stafmedewerkers, onderzoekers en een ruim netwerk van lokale medewerkers. De circa honderd rapporten die ze jaarlijks uitbrengen over allerlei vormen van het schenden van mensenrechten, ongeacht de politieke signatuur van de conflictpartijen of daders, zijn deels gebaseerd op veldonderzoek. Een E-team is een kleine groep die kort in een brandhaard verblijft om feiten te onderzoeken en te analyseren. ‘Je weet niet altijd van tevoren wat je gaat doen. We onderzoeken zo goed gedocumenteerd mogelijk incidenten en proberen aan te tonen of het systematisch is vanuit een opzettelijke policy. Het is veel improviseren’, zegt Solvang.

In juli vorig jaar was hij in Oekraïne toen daar in het oosten de strijd met de rebellen uitbrak. Het team arriveerde op de dag dat de MH17 neerstortte. Daar hielden – en houden – de onderzoekers zich niet mee bezig. ‘Er waren in één keer zoveel journalisten dat we onze focus bleven richten op waarvoor we kwamen: schending van mensenrechten door beide kanten. We konden niet zien waar de eerste aanvallen vandaan kwamen’, zegt Solvang.

Ze zitten aan de keukentafel van hun appartement in het veertiende arrondissement van Parijs. De ruimte is klein en praktisch ingedeeld, de box voor zoon Ari, ruim een jaar, neemt een prominente plaats in. Ze praten zonder een zweem van heldendom over hun ervaringen in de tientallen conflictgebieden waar ze in de afgelopen jaren zijn geweest: behalve Syrië en Oekraïne zijn dat voor Solvang onder meer Rusland, Kirgizië, Bangladesh, Oezbekistan, Sri Lanka en Georgië. Binnenkort reist hij weer naar het oosten van Oekraïne voor een vervolgonderzoek naar bombardementen op burgers door zowel de Russische rebellen als de Oekraïense regeringstroepen. Voor Neistat is het rijtje veel langer: ze leidde meer dan zestig onderzoeken in onder meer Afghanistan, Armenië, de Filippijnen, Tsjetsjenië, China, Wit-Rusland, Israël, Kenia, Haïti, Nepal, Pakistan, Sri Lanka, Jemen en Zimbabwe. Een onvoorstelbare verzameling van geweld en misère bij elkaar.

Het interview vindt twee dagen na de moordaanslag op de redactie van Charlie Hebdo plaats. De hele dag loeien sirenes van politieauto’s. Op straat, op pleinen, in de metrogangen, bij de ingang van warenhuizen, overheidsgebouwen, monumenten – overal patrouilleren zwaar bewapende agenten en antiterreureenheden. Geen winkel of café is zonder een poster van Je suis Charlie. De gijzeling in de joodse supermarkt is bezig, Chérif en Saïd Kouachi zitten in de drukkerij verschanst. Heel Frankrijk volgt het nieuws over de klopjacht waarvoor ruim tachtigduizend agenten en militairen zijn uitgerukt. Een veilig land met een open samenleving verkeert voor even in een oorlogsstemming.

Solvang en Neistat lijkt het niet te beroeren. ‘Voor gewone mensen is het geweld schokkend, zeker. Wij weten uit ervaring wat een aanslag betekent’, zegt Neistat. Geïrriteerd zet ze het drama in een breder perspectief. ‘Waarom gaan mensen niet massaal de straat op tegen het regime van Assad of tegen IS of tegen de slachtpartijen in Nigeria?’ Solvang hoort haar zwijgend aan. ‘We zijn erg internationaal georiënteerd, en missen het gevoel van een thuishaven’, zegt hij relativerend. Neistats oudste zoon Daniel van dertien jaar uit haar eerste huwelijk heeft op school het initiatief genomen om tekeningen te maken van andere aanslagen in de wereld. Hij handelt in de geest van zijn moeder, die gedreven is om leed ver van huis bloot te leggen en aan te kaarten.

Wat hun werk werkelijk inhoudt, toont de documentaire E-Team die vorig jaar in première ging op het Amerikaanse Sundance Film Festival. Het echtpaar speelt daarin, samen met twee andere onderzoekers, een hoofdrol. In 2011 besloten de onafhankelijke documentairemakers Rachel Ross Kauffman en Katy Chevigny een film voor het grote publiek te maken over Emergencies Teams. Een cameraploeg liep maandenlang met hen mee in onder meer Libië en Syrië. De documentaire boeit negentig minuten lang. Het is werkelijkheid, geen bloedstollende Hollywood-fictie met in de sterrollen Clive Owen en Angelina Jolie. Je ziet Solvang en Neistat samen met een tolk en een gids vanuit Turkije een onbewaakte grens met Syrië passeren. Ze duwen prikkeldraad opzij. Het is 2013, nog relatief veilig voor journalisten en mensenrechtenonderzoekers. Solvang zegt: ‘We struggle ourself into the country. Welcome to Syria.’

Later lopen ze tussen de puinhopen van een dorpje dat net is gebombardeerd. Met hun blocnote in de hand vragen ze aan bewoners hoeveel doden er zijn en hoeveel huizen er kapot zijn. In een woonkamer van een beschoten huis vragen ze mensen gedetailleerd naar de gebeurtenissen. Een vrouw vertelt dat ze haar zoons heeft verloren, ze trof hen doodgeschoten aan in het huis. Wanhopig kermt ze: ‘Wat heeft het voor zin om te praten? Wat heeft het voor zin om te schrijven? Waarom doen jullie dit werk?’

Even later slaan in de buurt granaten in en vluchten ze gehaast naar de kelder. Gelaten zitten ze op de grond te wachten tot het voorbij is. Een vrouw vraagt aan Neistat, die tijdens haar werk gekleed gaat in een lange zwarte jurk met over haar rode haar een zwarte hoofddoek: ‘Ben je niet bang om te sterven in een vreemd land?’ Halverwege de film blijkt Neistat zwanger, al vijf maanden. Als het hoge woord eruit is rijden ze in een auto met chauffeur op een hobbelige weg langs spookdorpjes in Syrië.

De documentaire toont ook hun privé-leven. De camera zit er bovenop als ze vermoeid hun koffers uitpakken. Neistat praat met haar zoon Daniel over dagelijkse dingen. Hij zit zoals ieder kind starend achter de computer en luistert met een half oor. Nee hoor, zegt ze, haar zoon lijdt er niet onder. Ja, ze reist meer dan de gemiddelde moeder en ze maakt niet iedere dag zijn eten klaar. Ze loopt voortdurend te roken en te bellen, het werk gaat altijd door. Als ze aan het eind van de film in het ziekenhuis vlak na de bevalling hun zoontje Ari bewonderen gaat haar mobieltje. Of ze een interview wil geven over haar werk. Zuchtend zegt ze ja.

Solvang, van oorsprong Noors, komt in de documentaire over als nuchter, rustig en stil. Hij zegt als de spanning oploopt: ‘Het heeft geen zin om nerveus te zijn.’ Neistat is strak, gejaagd en praat veel. Hetzelfde gebeurt tijdens het interview: als Solvang nog zoekt naar een antwoord neemt zij het in een sneltreinvaart van hem over. ‘Het is natuurlijk géén normale job’, constateert ze. ‘Ik hoop aan mijn kinderen over te brengen wat mijn ouders me hebben geleerd: dat je het gelukkigst bent als je doet waar je hart ligt. Dat compenseert hopelijk mijn afwezigheid bij hun dagelijkse bezigheden.’

Anna Neistat (1976) wilde vroeger net als haar vader architect worden. Ze groeide op in Moskou en ging naar een eliteschool. Haar moeder was hoogleraar in de natuur- en scheikunde, maar beide ouders waren ‘stille dissidenten’, intellectuelen die onopvallend tegen het systeem waren. In de film zie je Anna bij hen op bezoek in een Moskouse flat vol boeken. Twee lieve mensen die zich duidelijk zorgen maken over hun dochter. Ze staat in het open raam te roken. Haar ouders zeggen: ‘Toe nou toch, wij zijn eindelijk ook gestopt.’ Anna legt liefkozend haar hoofd op de schouder van haar vader.

‘Wat heeft het voor zin om te praten? Wat heeft het voor zin om te schrijven? Waarom doen jullie dit werk?’

‘Ik heb heldere herinneringen aan wat het betekent om in een totalitair systeem met indoctrinatie te leven’, vertelt ze. ‘Voor mij begon politiek te leven tijdens de perestrojka. Het was fascinerend om de feiten die boven kwamen te vergelijken met wat we lazen in onze studieboeken. Die ervaring gaf me het besef dat verandering mogelijk is. Dat draag ik altijd met me mee tijdens mijn werk.’

Ze ging geschiedenis en literatuur studeren en werken bij de onafhankelijke radiozender Ekho Moskvy en het Open Society Institute. Daar kwamen veel juridische onderwerpen aan bod, over mensen die streden tegen corruptie of wegens hun politieke ideeën werden vervolgd. Dat raakte haar. Ze besloot rechten te studeren, promoveerde op een onderzoek naar hoe literatuur in de eerste jaren van de Sovjet-Unie werd ingezet om het publiek te indoctrineren, en wilde advocaat worden. ‘Maar strijden tegen de corruptie van de gevestigde orde in mijn land, het was – en is – onmogelijk’, zucht ze.

Daarom ging ze naar Amerika om aan Harvard strafrecht te studeren. Advocatuur, de Wereldbank, de fbi – geheel in de lijn van haar afgestudeerde vrienden ging ze daar solliciteren. Die wereld bleek niks voor haar. ‘Alleen al omdat ik niet in een grijs mantelpakje wilde lopen’, lacht ze. Een kennis wees haar op een vacature bij hrw waarin ze zochten naar een directeur voor hun kantoor in Moskou. Neistat was 25 en ging terug naar haar geboorteland. Met haar rapporten over onder meer de mensenrechten in Tsjetsjenië maakte ze het de autoriteiten niet gemakkelijk. De strijd tegen kogels, bommen en martelkamers had ze inmiddels verkozen boven het gevecht in de rechtszaal. ‘Ik merk dat kennis van het strafrecht me enorm helpt bij het schrijven van rapporten en het stellen van gerichte vragen – ik weet in welke taal ik het moet formuleren. Mijn forensische kennis heb ik bijgespijkerd in cursussen, om te weten hoe je een crime scene moet rechercheren.’

Ole Solvang (1978) wist van jongs af aan dat hij ‘iets met mensenrechten’ wilde. Dat komt, zegt hij, door zijn achtergrond. Zijn familie is internationaal georiënteerd, zijn moeder werkt bijvoorbeeld voor een hulporganisatie in Kabul. Na zijn militaire dienst ging hij Russisch studeren, dat leek hem de ideale studie voor een baan in het buitenland. Vervolgens liep hij stage bij hrw in New York. Zijn eerste rapport ging over Oezbekistan. ‘Ik woonde rechtszaken bij van oppositiemensen die waren gemarteld. Maar zij kregen de doodstraf. Dat vond ik zo onrechtvaardig. Toen wist ik zeker dat ik dit soort onrecht wilde helpen aanpakken.’

In 2001 ontmoetten ze elkaar voor het eerst bij hrw in New York. In 2008 zagen ze elkaar opnieuw, toen ze in hetzelfde team zaten voor een onderzoek in Georgië. Er bloeide iets moois op, te midden van het geweld van rebellen. ‘The rest is history’, zegt Solvang.

Onderzoeker word je niet zomaar, zeggen ze. ‘Toen wij begonnen was het nog niet zo populair als tegenwoordig. Als er nu een vacature is, komen daar achthonderd brieven op van mensen met top-cv’s uit alle delen van de wereld. Je moet veel kunnen. Het onderzoek zelf, de vertaling ervan naar rapporten, persberichten schrijven, persconferenties geven én het rapport onder de aandacht brengen van de beleidsmakers en politici. Dat kunnen de specialisten uit het veld uiteindelijk het best zelf doen omdat ze goed de feiten kennen. Je praat met meer overtuiging. Al die vaardigheden moet je in één persoon verenigen.’

hrw heeft een goede reputatie vanwege de onpartijdigheid en de objectieve rapporten. Onderzoekers zijn zich daar bij hun werk altijd van bewust, ze benaderen het als een soort wetenschappers. Solvang: ‘We beginnen vanaf nul en niet vanuit een aanname of een eindconclusie. Meestal gaan we eerst naar ziekenhuizen – daar horen en zien we wat er aan gewonden ligt. Het mortuarium, daar kijken we hoe mensen zijn omgekomen. We praten met lokale journalisten, advocaten en onze lokale medewerkers. Met slachtoffers, ooggetuigen én daders.’

‘De meeste mensen willen graag hun verhaal kwijt en overwinnen hun angst’, vertelt Neistat. ‘We overtuigen hen ervan dat het wordt vastgelegd en bekend wordt gemaakt. En dat er ooit misschien rechtvaardigheid uit voortvloeit. Maar we bieden geen valse hoop. We zeggen dat hun verhalen misschien kunnen voorkomen dat het andere mensen wordt aangedaan.’

De persoonlijke informatie wordt ondersteund door andere bronnen, zoals statistieken, forensisch onderzoek, militaire documenten, satellietfotografie en analyses van data over bommen. Sinds een jaar of vijf werken ze steeds meer met audiovisueel materiaal; ze filmen zelf of maken gebruik van lokaal beeldmateriaal dat amateurs op internet zetten, of waar ze op worden gewezen door anderen. Het materiaal leidt tot het schrijven van rapporten die via de media wereldwijd onder de aandacht gebracht worden.

‘Je moet altijd kritisch zijn op verhalen van ooggetuigen of slachtoffers’, zegt Solvang. ‘Dat mensen niet overdrijven of liegen of dat het propagandataal is. Eén bron is geen bron, en we verifiëren verhalen zo veel mogelijk.’

Neistat vult aan: ‘Er zijn zoveel wegen en bronnen te gebruiken, maar op een gegeven moment moet je ophouden. Wanneer heb je genoeg materiaal? Zijn drie verhalen genoeg of heb je er vijfhonderd nodig? We kunnen niet volledig zijn – onmogelijk. Het duurt uiteindelijk jaren om erachter te komen wat er precies aan de hand is. Het dilemma is dat er een oorlog gaande is, dat vertroebelt alles. De blik van de mensen, de grotere context. En het hangt ook af van wat je onderzoekt. Ik doe ook veel waarheidsvinding naar verdwijningen, dan volg je sterk het netwerk van familieleden en kom je soms uiteindelijk bij de daders uit. Daar sta je dan mee te praten. In Syrië is dat sterk het geval omdat het een onduidelijke strijd is met veel groepen en geografisch verspreid is.’

‘Je moet altijd kritisch zijn op verhalen van ooggetuigen of slachtoffers. Eén bron is geen bron’

hrw werkt nooit in opdracht. Ze doen ook nooit onderzoek in dienst van een rechtszaak. De selectie van landen doen ze zelf, in samenwerking met hun lokale netwerk. Een van de criteria is de impact die een rapport heeft op de machthebbers. ‘Noord-Korea is een voorbeeld van het tegendeel, dat land zit al decennia hermetisch vast. We zijn realistisch’, zeggen ze. Het tegenovergestelde is volgens hen IS: de jihadisten tonen hun wandaden openlijk als onderdeel van hun strijd. Daar is geen research voor hen te doen, en het is dodelijk gevaarlijk. ‘Maar’, zegt Solvang, ‘in beide gevallen is het een selffulfilling prophecy: je komt er niet omdat het geen zin heeft of omdat het overduidelijk gebeurt – en daardoor wordt het weer erger.’

‘We doen sexy issues, maar veel is ook niet sexy en dat moet ook gebeuren’, zegt Neistat. ‘Gebieden waar niemand weet van heeft of die de voorpagina’s van de kranten nooit halen. Tien jaar geleden was het makkelijker selecteren, nu is de wereld vol conflicten. Dat betekent, behalve meer werk voor ons, dat je de aandacht voor een rapport slimmer moet timen.’

De reden dat ze bijvoorbeeld naar Syrië gingen was dat fotograaf Robert King lijken had gezien in een stadje. ‘De manier waarop we de grens over gingen, zoals is te zien in de film, zo doen we het meestal niet. Die missie was lang van tevoren voorbereid. Alle missies plannen we lang van tevoren’, zegt Solvang.

Neistat wimpelt het gevaar van haar werk subiet af. ‘Je moet je contacten heel, heel scherp selecteren.’ En verder: op straat in Parijs kun je ook onder een auto komen. Dat dit een cliché is, wil er bij haar niet in. Maar, geeft ze toe, ze worden wel eens aangehouden. Zoals in Georgië, samen met Solvang, toen ze elkaar net kenden. ‘Dat was beangstigend. Toch wist ik zeker dat ze ons niet zouden doden, of slaan, ook al waren ze dronken. Mijn grootste zorg was dat we veel tijd verloren ten koste van ons werk.’ Solvang: ‘Ik was toen niet écht bang, dat ben ik eigenlijk nooit. Wel houd ik rekening met agressie of kidnapping. Daar moet je je ogen niet voor sluiten.’

Een van de cameramannen die ook meewerkten aan de documentaire was James Foley, die vorig jaar voor het oog van de camera van de jihadisten van IS werd onthoofd. Vlak na het project over de hrw-specialisten werd hij ontvoerd.

Toch benadrukken ze beiden dat het best meevalt met de risico’s. hrw maakt uitgebreide veiligheidsanalyses met professionele security-adviseurs. Waar verblijf je? Hoe zorg je ervoor dat je materiaal veilig is, ook tegen ordinaire diefstal? Het vervoer, de tolken, fixers, over alles wordt nagedacht. Nooit werken ze met veiligheidsdiensten. Iedere relatie daarmee kan hen in diskrediet brengen. ‘We zijn onpartijdig, dat is onze positie als organisatie. We worden er toch nog vaak in conflictgebieden van beticht dat we spionnen zijn. Die aantijging is gevaarlijk’, zegt Solvang.

Dus zijn ze ‘compleet open’, zoals ook alle rapporten die ze maken openbaar zijn. Ze gaan meestal via de officiële weg een land binnen en gebruiken bij grensovergangen geen valse identiteit. ‘We zijn niet zogenaamd journalisten. Dat zou ons werk er bovendien niet veiliger op maken’, zegt Solvang. Maar, het hangt van de omstandigheden af. Syrië kwam Neistat de eerste keer binnen op een Russisch toeristenvisum.

‘Het meest frustrerende onderdeel van ons werk is het contact met de beleidsmakers en politieke leiders’, vertelt ze. ‘Met die stap onderscheidt ons werk zich van de journalistiek. Je moet deels heel diplomatiek zijn maar soms juist niet: je slaat hen met de feiten om de oren om hen onder druk te zetten.’ Hun stille hoop is altijd dat ze bewijsmateriaal kunnen leveren als daders ooit voor een tribunaal moeten verschijnen – maar de route naar Den Haag is meestal een illusie. Ze zeggen tegelijk: ‘We kunnen een oorlog niet stoppen, dat is niet onze ambitie, dat zou totaal hoogmoedig zijn. Wel kunnen we het lijden van burgers afremmen.’

De ongemakkelijke vraag dringt zich op wat al die rapporten voor zin hebben. De openheid in de wereld is door internet toegenomen, mensenrechtenorganisaties als hrw rapporteren erop los. Ondertussen wordt de wereld niet vrediger, de misdaden nemen niet af. Wat bereik je met het monitoren van martelingen, verdwijningen, slachtpartijen en oorlogsgeweld? Stompt zoveel kennis niet eerder af, tenzij het, zoals in Parijs, direct bedreigend wordt voor een samenleving?

‘Er zijn wel degelijk stappen gemaakt’, zegt Solvang. ‘Er is een ban op chemische wapens. Voor de oorlog in Syrië is dat mede dankzij ons rapport, waarin we in 2013 konden aantonen dat de verantwoordelijkheid van de aanval met chemische wapens bij het regime van Assad lag. Een bommentapijt op vluchtelingen, zoals aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Dresden, zou nu niet meer kunnen. Maar zeker, Syrië is een heel harde casus.’

Neistat zit op hete kolen. Ze heeft een belafspraak en kijkt op haar horloge. Op de valreep toch de onvermijdelijke vraag of ze als vrouw nadeel of juist voordeel ondervindt tijdens haar werk. Ze heeft een panklaar antwoord: als vrouw is het gemakkelijker, je komt op plaatsen waar een man geen toegang toe heeft en je kunt je verstoppen onder een boerka. ‘En vrouwen zijn betere getuigen, ze observeren anders: ze letten meer op details die er juist vaak toe doen. Mannen die je spreekt zijn altijd geneigd om over politiek te beginnen. En natuurlijk, je kunt tegenover autoriteiten je vrouwelijke charme inzetten.’

Als vrouw – en als moeder – heeft ze niet meer last van emoties dan haar mannelijke collega’s. ‘Het is een kwestie van balans. Je moet enerzijds in staat zijn om kalm en beheerst te blijven en afstand houden van wat je ziet en hoort. Anderzijds moet je compassie hebben met mensen die hun gruwelijke verhalen aan je vertellen. Als je niks meer voelt, moet je eruit stappen. Ik heb niet het idee dat ik alles niet goed verwerk. We zijn allebei onze humor niet kwijt.’ En dan wipt ze van de kruk af, om buiten op het balkon ijsberend te gaan bellen.

Solvang: ‘Ik zet mijn werk in perspectief. Hulpverleners zien meer ellende. Als we eenmaal thuis zijn, hebben wij minder last van frustratie dan oorlogsjournalisten. Wij kunnen met onze rapporten de macht aanspreken. Wel ervaar ik het, nu ik vader ben, als zwaarder. Ik verplaats me in al die ouders die hun kinderen meeslepen op de vlucht of door geweld verliezen.’


E-Team is 1 februari te zien op het Human Rights Watch Film Festival in de Balie, Amsterdam. Ole Solvang en Anna Neistat zullen na vertoning worden geïnterviewd door Xandra Schutte


Beeld: (1) Ole Solvang en Anna Neistat in E-Team van Katy Chevigny en Ross Kauffman, 2014 (Rachel Beth Anderson / Human Rights Watch). (2) Anna Neistat in E-Team (Human Rights Watch).