
Ze hingen aan de wand met een korte slinger van lichtblauw neon: grillige verknopingen waren het van boomwortel en knoestig verdorde vertakking. Werk van Saskia Noor van Imhoff dat ik eerder dit jaar in de hagelwitte galerie van Jörg Grimm gezien had. Het was een sprookjesachtig ensemble. Ik was vrijwel alleen daar, het was heel stil, ik schuifelde langs de werken en het leek alsof elk van die dingen een eigen melodie zong. Ze bleven naklinken in mijn hoofd. De galerie had foto’s gestuurd die ik af en toe steeds bekeek. Bij het rommelen op mijn werktafel zag ik ze nu bij toeval samen met een plaatje van een kleine sculptuur van Michael Jacklin. Dat was een hechte verbinding van acht cirkels van zwart gemoffeld stafijzer. In elk van die open cirkels, allemaal even groot, zit een recht kruis gemonteerd. Het ijzer is overal even dik.
Ik probeer nauwkeurig te kijken om goed te zien hoe de cirkels in elkaar zitten. Ze zijn allemaal even groot. Hun verbindingen lijken redelijk systematisch. In ieder geval is er, anders dan in het werk van Saskia Noor, geen sprake van enigerlei abrupte verknoping. De figuur van cirkels, die Time Carriage heet, is beheerst en stap voor stap, met rechthoekige connecties, in elkaar gezet. De onderste vier raken elkaar daar waar de cirkels het breedst zijn. De bovenste vier staan haaks midden op de kruising, dus het middelpunt, van de onderste vier cirkels. Anders gezegd: de bovenste cirkel staat dwars op de onderste, op de kruising van middellijnen.

Als het ensemble zo bijeenkomt, ontstaat in de ruimte tussen de bovenste vier (halve) cirkels een liggend vierkant. Het lijkt alsof het werk naar boven toe opengaat. Ik zie een stam in het midden. Mocht de kijker dat willen zien, dan zijn de acht cirkels zo bijeen ook een bloem die zich langzaam openvouwt. Anders kunnen we de cirkels ook zien als klokken met een wijzerplaat: een abstract tijdsgebeuren waar de titel naar verwijst. Weer anders: de verbinding van cirkels is een vrij verzinsel van de kunstenaar – die er een titel aan geplakt heeft die hem beviel.
De titel intussen van Saskia Noors werk is compacter in toon. Switch for heated handles: dat is raadselachtig en precies tegelijkertijd. Er lijkt ook realisme aan de hand. In een korte beschrijving van het werk, een protocol, geeft de kunstenaar precies het soort wortelhout aan waar het om gaat: blackberry root, braamwortel. Ook verder is het werk nauwkeurig van opzet: er is eveneens neon, silicon cable, transformer. Met andere woorden: in zijn conceptie presenteert het werk zich als een echte vertelling. Er gebeurt iets, maar hoe dan?
Een switch is behalve een draai ook een schakelaar. Misschien zijn het die twee korte, rechte stompen tak boven aan de wortelklont. De kronkel van neon lijkt op het stuur van een fiets. Wat in beweging komt is een dichte geheimzinnige vorm van taaie struikwortels. In de grillige vormen daarvan was misschien nog een rest van leven overgebleven. Ik bedoel: de figuur van Jacklin is in elkaar gezet uit roerloze cirkelvormen die uit de rijke bodem van de geometrie zijn gegroeid. Hun artistieke vormgeving is een conclusie van stijl. Het werk van Saskia Noor komt uit de aarde. Het is letterlijk ondoorgrondelijk. Ik zie een machientje dat boort en ploegt in de geurend vochtige grond die vol zit met geheimen.

Van zulke geheimen, kronkelende worteltakken, maken kunstenaars zich bepaalde voorstellingen. Die laat het kunstwerk ons zien. Het bijna vloeibare neon zoemt en maakt soms zacht krakende geluiden. Wat de kunstenaar zich voorstelde, werd die grillige vormgeving. Het was een verwerking van materiaal. Wortel en takken waren in de vochtige aarde eerst zacht geplooid, maar later opgegraven werd hun hout droog en spijkerhard. Die tanige vormgeving is de ware ontdekking die ik zie. In kunstwerken kijk ik eigenlijk alleen naar verbeelding die opwindend is. Maar dan: hoe doemen vormgedachten op in iemands hoofd en hoe worden in het vormgeven zulke ontdekkingen als vormen uiteindelijk onontkoombaar?
Het werk is verbazingwekkend. Laatst zat ik met Saskia Noor te praten. We hadden het over rechthoekig plywood zoals dat in werken van Donald Judd werd gebruikt, in constructies van strakke vlakken hout tegen elkaar. Hij vond dat de hoeken en kanten van plywood zo vlijmscherp gezaagd moesten zijn dat vormverbindingen onvergelijkelijk kantig werden. De scherpe lijn was essentieel in het idioom van Judds morfologie. Ik had het met Saskia Noor over de schoonheid van scherpe lijnen. Dat gaat ook haar aan. Ze haalde haar telefoon te voorschijn en liet nieuw werk zien dat ik nog niet kende. Een platte doos van goudgeel glanzend perspex waarin zich slank gebogen een dunne tak van bamboe laat zien. Die paste precies, fijn en sierlijk gespannen, in het gele schijnsel tussen de wanden van de doos. In de typische titelomschrijving bij Imhoffs werk heet het, hoofdzakelijk, Noix. Dat is in de doos de kleur van het gele licht.
Tegen de achterwand van de doos zit een schemerfoto van walnoten. Dunne en tegelijk zachte lijnen zitten ook in het idioom van Saskia Noors vormgeving. Als materiaal gebruikt ze vaak plexiglas om met rechthoeken ruimte te maken voor vormvertelling waar haar verbeelding om vraagt. Als je perspex scherp snijdt, krijg je helder glanzende randen. Daar kijk ik naar. Door lijnen van licht, als spinrag zo ijl, lijkt het alsof de rechthoekige ruimte begint te zweven. Weer een ontdekking. Daar hangt die slanke, soepele buiging van bamboe in het hart van de verbeelding.