
Als we beginnen met wat we feitelijk zien, volgt de rest eigenlijk vanzelf. Fragments, van Ika Huber, is een schilderij in twee delen die elk 225 centimeter hoog en 150 centimeter breed zijn en met een smalle tussenruimte dicht bij elkaar hangen. Met de onderkant hangt het werk 50 cm boven de vloer zodat het, tegen de witte wand, 275 cm in de hoogte reikt. Vanwege die hoogte kijken wij opwaarts naar het schilderij. De verschijning van Fragments is daarom rank en ijl en rijzig. Dat bepaalt wat ik de ruimtelijke stemming noem – of het interieur van het schilderij waarin wij kijkend ronddwalen op zoek naar houvast. Daar begin je de bewegingen te volgen van het handschrift dat we daar grillig zien kronkelen – zoals het nerveuze oog, dat oplettend is, altijd reageert op wat in een stille ruimte ineens, zomaar, begint te bewegen.
In de tuin bijvoorbeeld langs de rand van het groene gras wiegen de bloemen en hun kleuren heen en weer. De lichte zomerwind brengt ze in een kalme beweging. Dan ineens en eerst onmerkbaar danst daar een vlinder. Een andere kleur en andere bewegingen ook: zoals dwarrelend als vlinders vliegen met plotselinge buitelingen en vluchtige wentelingen. Door lichte wind worden hun bewegingen al onderschept omdat ze zo broos zijn.
In Fragments heeft Ika Huber eerst het witte linnen, dat roerloos was, met transparante kleur een toon gegeven – het zijn lange halen van heel dun olijfgroengrijs en daar doorheen ook grijzig bleek geelbruin. Dat is een eerste atmosferische beweging in het oppervlak. Die is rustig als gestaag stromend water. Maar de bewegingen die ons meer bezighouden, omdat ze verrassend zijn als het gedwarrel van vlinders, zijn de abrupte kronkelingen, grijs en zwart, die daar slingeren over dat groengrijzig fond. Hier stel ik me handbewegingen voor met een platte brede kwast, niet al te zacht – kronkelend en draaiend vanuit de pols zodat afwisselend de platte breedte van de kwast of anders zijn spitse uiteinde sliertig sporen achterlaat. Omdat Fragments zo hoog is lijken de slingers, als gedraaide linten, naar beneden te vallen. Dan echter worden ze vastgehouden binnen de randen van het schilderij. Ze zweven en blijven hangen in de ruimte van het langzame, lome beeld.

Terwijl ik dit schreef, luisterde ik met een half oor naar een cd met pianoconcerten van Mozart. Hun klankweefsel is onweerstaanbaar. Eigenlijk wordt er nooit een dramatisch motief uitgewerkt waaromheen dan, zoals wel bij Beethoven, het verdere verloop van de muziek zich rangschikt. Dat drama sleept de muziek dan verder naar een groots einde. In de schilderkunst zien we dat bij Rubens of Picasso, niet bij Dürer of Mondriaan. Ondertussen was Mozart meesterlijk in het vervlechten en gelijktijdig laten klinken van melodische fraseringen die ook verschillend blijven. In die muziek hoorde ik ook hoe de sprankelende piano klatert tegen de ruimtelijke achtergrond van sonore blazers en slepende strijkers. Net zo, als de piano, zie ik in Fragments de grillig kronkelende kwastbewegingen sprankelen. Ze zijn wonderbaarlijk los en trefzeker. Er is ook een beheersing aan de gang – opdat de bewegingen binnen de maat blijven van de beeldruimte. Dat evenwicht houdt Ika Huber goed in de gaten. Laten we zo’n slingerende draaibeweging van kronkels een frasering noemen. Op elk van de twee oppervlakten zien we in hoofdzaak twee van die fraseringen, van boven naar beneden. In de energie van hun beweging lijken die op elkaar. Terwijl namelijk Ika Huber de kwast beweegt (eerder langzaam), kijkt ze ook aandachtig naar wat er gebeurt en hoe de frasering zich vormt. De tweede beweging repeteert de spanning van de eerste. Dat doel betekent een beheersing.
Met de fraseringen in het rechterdeel is hetzelfde aan de hand. De slingerende kronkelingen van het lint van lijn worden herhaald. Natuurlijk gaan we ze met elkaar vergelijken als we dat beginnen te zien. De volle breedte van Fragments is twee maal 150 cm. We kijken van links naar rechts en weer terug. In die ruimte zien we vier keer zulke ritmisch kronkelende fraseringen voorbijkomen. Dan zijn er overal de kleine afwijkingen. De twee delen werken als elkaars spiegel, als echo zelfs. Het schilderij is daardoor zo onberekenbaar als het dwarrelende vliegen van vlinders.
PS. Enkele schilderijen van Ika Huber zijn in het Haags Gemeentemuseum en in het Stedelijk Amsterdam. Haar werk wordt in Galerie Bärbel Grässlin in Frankfurt getoond en ook in Galerie Onrust te Amsterdam