
Het is donderdagochtend en er is geen levende ziel te bekennen, maar de uitbater van het zorgvuldig rustiek ingerichte koffietentje – ‘alleen lokale producten’ – heeft principiële bezwaren tegen het gebruik van opname-apparatuur in de winkel. Julie Greve (27) haalt haar schouders op en zegt dat ze honderd meter verderop nog wel een andere plek weet waar we kunnen gaan zitten. Aan de overzijde van Arnold Circus, een cirkelvormige straat in Shoreditch met in het midden een parkje, drukt de Deense fotograaf op een bel. Op de netjes aangeharkte binnenplaats van een voormalige school staat een kleine kantine. Februari is precies halverwege maar het terras staat uitgestald – het is ook in Londen al dagen voorzichtig lente.
Greve, halflang donkerblond haar en lichte ogen, is een dag eerder teruggekomen uit Amsterdam, waar ze de prints zag die de in Nieuw-Zeeland geboren meesterdrukker Peter Svenson voor haar vervaardigde. Ze is verguld met het resultaat. ‘Mijn eigen afdrukken zijn vrij klein, en om je eigen foto’s dan plotseling zo enorm groot te zien… dat is een bijzondere ervaring. En hij had een kaart van Denemarken aan de muur hangen’, vertelt ze opgewekt.
‘Het is nog niet zo lang geleden dat ik zelf leerde kleurenfoto’s af te drukken. En de lessen die ik bij het International Center of Photography volgde hebben me vooral de basistechniek bijgebracht. Er zijn zoveel dingen die je vervolgens gaandeweg nog moet zien op te pikken. Pas daarmee ontwikkel je ook langzaam een eigen esthetiek.’
Bij het maken van haar portretten en licht geënsceneerde tableaux vivants gebruikt ze alleen natuurlijk licht. ‘Mijn eigen afdrukken schieten daarom nog alle kanten op. Soms fotografeer ik ’s ochtends en dan zit er veel blauw in de opname. Soms later op de dag of wanneer het zonniger is en dan neigen de foto’s naar rood of geel. Ik heb geen controle over het daglicht en ik mis nog de techniek om dat tijdens het afdrukken te corrigeren. Een goede drukker weet hoe je de achtergrond neutraal en de huidtinten realistisch krijgt.’
Ze heeft geen achtergrond in de kunsten, zegt ze meerdere keren op de toon van de dilettant die weet dat wat ze maakt waardevol is, maar die gewend is zich te bewegen tussen mensen voor wie dat niet vanzelfsprekend het enige is wat ertoe doet. Greve groeide op in Munkebo, een dorp niet ver van Odense, de derde stad van Denemarken. Ze ging naar Londen om aan de gerenommeerde kunstacademie Central Saint Martins een opleiding met een ‘verschrikkelijke titel’ te volgen: Fashion Communication and Promotion. Aanvankelijk dacht ze styliste of iets van dien aard te willen worden. Ze had als tiener wel een digitale spiegelreflexcamera gehad, maar verder geen idee wat ze ermee zou moeten fotograferen. Pas tijdens haar studie, toen ze zich gedwongen zag aan de lopende band beeld te produceren, raakte ze langzaam maar zeker bevangen door de fotografie.
Ze keerde terug naar de streek waar ze was opgegroeid om er te fotograferen. Munkebo is grotendeels gebouwd om de arbeiders van een nabije scheepswerf te huisvesten. Het is een bekend verhaal in de perifere gebieden: eerst verdwijnen de banen, dan de winkels en op den duur is er steeds minder te beleven. Haar familie woont er nog altijd. Greve vermoedt dat haar ouders het ironisch vinden dat ze is verhuisd naar Londen – waar het leven in veel opzichten ook niet makkelijk is – maar toch telkens terugkomt om te werken. Londen is duur en biedt haar qua fotografie weinig inspiratie, maar ze koestert het leven dat ze er heeft opgebouwd.
‘Het teruggaan heeft wel iets met nostalgie te maken’, zegt ze. ‘Je groeit op in een kleine stad en je kunt niet wachten totdat je kunt vertrekken. Maar op een gegeven moment kom je terug en denk je plotseling: oh, it’s quite nice.’

‘Als je veel foto’s moet maken begin je eerst de mensen om je heen, op school en in je familie, te vragen model te staan. Maar na verloop van tijd begon ik ook vreemden die ik op Facebook of Instagram tegenkwam te benaderen.’ Greve haalt een telefoon met een grote ster in het scherm te voorschijn en opent Instagram. Ze scrollt naar beneden totdat ze bij een foto aankomt die ze volgens de app 114 weken geleden uploadde. Het is een identieke tweeling, Freja en Sidsel. De een draagt een jurk, de ander een T-shirt met engelen erop, maar ze hebben allebei lang blond haar en de grove gelaatstrekken die kinderen soms in hun vroege puberteit plots kunnen krijgen. ‘Dit was een tweeling die ik niet echt kende, al had ik ze wel gezien in winkels waar ik als tiener werkte.
Ze regisseert haar onderwerpen niet te nadrukkelijk. ‘Als ik een portret van iemand maak, probeer ik iemand gewoon zichzelf te laten zijn. Ik zeg dat ze kunnen doen wat ze willen. Sommige mensen worden heel verlegen, terwijl anderen uitbundig gaan glimlachen. Dan zeg ik maar dat dat prima is, maar dat ze het niet voor mij hoeven te forceren. Ik besefte tijdens het fotograferen van mijn afstudeerproject ook dat mijn foto’s grotendeels gaan over hoe mensen zich voelen bij het idee te worden gefotografeerd.
Zeker als ik iemand voor het eerst fotografeer probeer ik ervoor te zorgen dat iemand de tijd heeft om aan het idee gewend te raken en wat te ontspannen. Het gebruik van een technische camera helpt daarbij. De camera is een bewuste manier om het proces te vertragen. Al beginnen mensen soms te gapen.’
Greve noemt het ‘geen geheim’ dat ze het werk van Rineke Dijkstra bewondert. En tijdens haar studie ontdekte ze ook in de bibliotheek een boek van Céline van Balen – naast wier werk haar foto’s vanaf deze maand in Huis Marseille te zien zijn. Het werk van beide fotografen wordt volgens Greve gekenmerkt door een soort gevoeligheid die ze in haar eigen werk ook zoekt. ‘Het hangt samen met hoe je zo’n grote camera voor iemand neerzet. Ook gefotografeerd worden is moeilijk. Je hebt vage ideeën over hoe je eruit zou willen zien. En evengoed gedachten over hoe je er waarschijnlijk echt uitziet. Het is alsof je voor een onzichtbare spiegel staat. En dat sluit wel aan bij de jonge mensen die ik fotografeer. Opgroeien is in zekere zin ook het zoeken naar een beeld van jezelf.’
Voor haar afstudeerproject fotografeerde ze Deense meisjes tussen de zestien en de achttien. ‘Het moment in je leven waarop je jezelf echt leert kennen. De grootste worsteling vindt volgens mij daarvóór plaats, misschien vooral tussen je twaalfde en je veertiende. Daarna word je langzaam maar zeker onafhankelijk. En dat gevoel van onafhankelijkheid was ook iets wat ik zocht in de geënsceneerde groepsfoto’s die ik maakte.’

Greve haalt een boek te voorschijn. Het omslag wordt vrijwel volledig gevuld door een foto van drie meisjes, gezeten aan een rode tafel aan een raam waardoor zacht licht naar binnen valt. Ze verontschuldigt zich voor de povere kwaliteit van het drukwerk. Er was even geen geld meer voor iets chiquers, maar haar docenten wilden toch dat ze iets als een catalogus zou maken.
Het is een mooie, vreemde foto. Twee van de drie meisjes kijken naar iets buiten beeld. De derde neemt schijnbaar een van de twee anderen in zich op. Twee hebben een elleboog op tafel gezet en laten hun kin rusten in de palm van hun hand. De derde hangt nonchalant achterover tegen de leuning van haar stoel. Hoe oud ze zijn valt moeilijk in te schatten. Een jaar of zestien, denk ik. De sfeer op de foto is ontspannen, maar de vraag wat deze kinderen hier doen – en waar dat hier is – valt niet te beantwoorden. De twee meisjes die het beeld uit kijken lijken nog na te denken over hoe ze poseren.
Maar de derde, die met het donkere haar die het blonde meisje tegenover haar nieuwsgierig bekijkt, lijkt te zijn vergeten dat ze even eerder bewust een houding heeft aangenomen. Ze doet wat iemand van haar leeftijd hoort te doen: iets tussen genoegzaam niksen en de onbevattelijke wereld proberen te begrijpen in. In de inleiding in het boek citeert Greve Roland Barthes: ‘You transform yourself in advance into an image’.
‘Toen ik tijdens mijn studie serieus begon te fotograferen raakte ik al snel geïnteresseerd in het vage gebied tussen het spontane en het geënsceneerde, en een van mijn docenten zei dat ik goed naar het werk van Jeff Wall moest kijken. Dat deed ik, maar zonder verder van tevoren er iets over te lezen. Ik kon alleen maar denken: huh? Wat gebeurt hier allemaal? In Walls geval moet je echt meer weten over zijn ideeën en beweegredenen om het te kunnen begrijpen.’
Toen Greve zelf foto’s begon te ensceneren liet ze haar onderwerpen liever zo veel mogelijk vrij. ‘Ze waren allemaal zo verschillend, ze reageerden allemaal zo anders op de camera en op de vragen die ik ze stelde. Ik probeer ervoor te zorgen dat mensen op een of andere manier hun eigen lichaamstaal weten te behouden.
Ik hoop ook dat mijn beelden daarmee op de een of andere manier open blijven. In de zin dat mensen in de gelegenheid zijn ze zelf te interpreteren. In het werk van Wall zie je eigenlijk altijd hoe mensen dingen aan het doen zijn. Iedere foto bevat actie en vertelt een verhaal dat Wall wil vertellen. Bij mijn foto’s voel je ergens ook dat het om een gecreëerde situatie gaat. Maar ik probeer foto’s te maken waarin mensen geen helder verhaal uitbeelden, beelden waarin ze in hun eigen wereld lijken te verkeren.
Neem de foto van de drie meisjes bij het bankje. Ikzelf voel me bij dat beeld vooral aangetrokken door het meisje in het midden, het meisje in het rood dat haar armen over elkaar geslagen heeft. Ik kijk op de een of andere manier automatisch naar haar en vraag me vanzelf af wat ze zou kunnen denken. Maar ik heb ook wel eens iemand gesproken die zei: nee, het gaat allemaal om dat meisje dat op het bankje zit. De foto gaat over de hiërarchieën die je op zo’n leeftijd hebt, zij is de leider van dit groepje.’

Tijdens haar laatste jaar aan Central Saint Martins wees iemand Greve op een door mode-ontwerper Jonathan Anderson georganiseerde wedstrijd en ze besloot haar werk in te sturen. Samen met twee anderen werd ze uit meer dan tweeduizend inzenders gekozen om de collectie van het label van Anderson te fotograferen. Het leverde haar een hoop aandacht op, maar ze besefte ook dat het succes in sommige opzichten te vroeg kwam. ‘Er wordt van alle kanten aan je getrokken en er wordt je van alles aangeboden. Niet alleen heb ik geen agent die zulke dingen regelt, het gevaar ligt ook op de loer dat je plotseling alleen nog maar met opdrachten bezig bent. Het wordt al heel snel moeilijk om nog te zeggen: nee, ik wil me nu drie maanden op mijn eigen projecten richten.’
Gevraagd waarom ze denkt dat haar werk in de smaak viel valt ze even stil. ‘Ik voel niet echt de behoefte om mijn eigen werk als authentiek te omschrijven, maar ergens heb ik wel het idee dat hoe sommige anderen ernaar kijken met dat idee samenhangt. Ik heb het idee dat mensen het gevoel hebben dat ze zich tot mijn foto’s kunnen verhouden.
Maar werken aan een campagne is toch echt iets anders. Je maakt het beeld voor iemand anders, je verkoopt iets voor iemand die het idee heeft dat hij zich kan inkopen in jouw esthetiek. Zelfs als je relatief vrij wordt gelaten worden er nog altijd heel veel voorwaarden gesteld. En daarnaast krijg je natuurlijk gewoon een berg kleren opgestuurd waarmee je het maar moet zien te doen. Ik herinner me nog hoe ik de doos van JW Anderson opende en dat ik een lange witte jurk zag en dacht: wat moet ik hier in vredesnaam mee? Het was een soort trouwjurk, of iets wat je draagt tijdens je confirmation.’
Dat in Denemarken populaire ritueel, de protestantse openbare belijdenis van het geloof, vergelijkbaar met het katholieke vormsel, is iets wat haar momenteel ook bezighoudt. Er is nog niets en ze twijfelt hoeveel ze erover kwijt wil. Er zijn mensen die haar vertellen dat ze eens heel ergens anders vergelijkbare thema’s zou moeten fotograferen, maar ze heeft niet het gevoel dat ze klaar is met de streek waar ze vandaan komt. De band die ze met haar geboortegrond voelt is belangrijk voor wat ze met haar werk wil bewerkstelligen. En tijdens haar studie moest alles vaak snel gebeuren, nu is er meer tijd.
Ze vertelt over de rol die de belijdenis in het leven van jonge Denen speelt. In Denemarken is het gebruikelijk dat dit ritueel rond het dertiende of veertiende levensjaar plaatsvindt. ‘Het draait om de volwassenwording. Je draagt een witte jurk of een pak en er worden feesten georganiseerd. Veel mensen zijn helemaal niet meer religieus, maar het is een heel sterke traditie. In mijn eigen klas waren er hooguit drie mensen die ervoor pasten.
Het is gebruikelijk dat er groepsfoto’s worden gemaakt en als je naar die beelden kijkt leer je zo veel over die leeftijd. Greve trekt een verstijfd gezicht. ‘Het is allemaal zo ongemakkelijk.’
‘Het is een ritueel dat meerdere dagen in beslag neemt. Na de belijdenis krijg je een nieuw pak aangemeten en ga je op blue Monday de deur uit om het geld dat je cadeau hebt gekregen uit te geven. Nou goed, daar wil ik op de een of andere manier iets mee. Maar ik ben nog niet begonnen en weet niet of het ervan komt. Ik ben het nog aan het uitvogelen. Om zo’n project te kunnen uitvoeren moet ik ook geld zien te verdienen. En dat kan in de modewereld. Het is alleen zaak een balans te vinden en ik zit op dit moment eigenlijk ook in een vreemde tussenfase.’