
Zodra de meisjes de kleine kledingzaak binnen zijn gekomen, doen ze hun hoofddoek af, giechelen en lopen de trap op naar het zaaltje op de eerste etage. Ze trekken hoge pumps aan of flink gehakte, glimmende laarzen die reiken tot hun knie, vanonder hun lange rokken verschijnen leggings en korte rokjes. De moeders kijken trots naar hun dochters, trekken her en der een haarlok recht en gaan dan samen in een hoekje van de zaal op de grond zitten om te kijken.
De twaalf meisjes stellen zich op voor de grote spiegel langs de wand. Van klein naar groot. Erick, de leraar gekleed in een strakke blauwe broek tot op zijn knieën en een T-shirt met daarop een knalrode Batman, loopt naar de cassetterecorder, zet muziek aan en draait zich gracieus, met zijn vingers omhoog, om naar de meisjes. ‘Oké, jullie moeten om de beurt richting de fotograaf lopen’, zegt hij met een hoge, zangerige stem. ‘Als op de catwalk. Doe wat je geleerd hebt.’
Het langste en oudste meisje begint, haar hakken zijn wel twintig centimeter hoog, maar ze loopt er rustig op, de ene voet voor de andere, heupen naar voren. Erick, 28 jaar, een beetje mollig, met groene ogen en een rond, zacht gezicht, kijkt kritisch naar haar. Sinds de oprichting in 2011 runt hij Zero V-Management, ‘Modelling School voor Acting, Modelling, Dancing, Presenting’. Ooit was hij zelf model, maar na de tsunami in 2004 werd hij te dik, naar eigen zeggen door de voedselhulp met sardientjes uit blik en instant noodles.
Nu leert hij de meisjes in zijn cursus modellopen, die vier maanden duurt en eindigt met een examen, rechtop te lopen, zelfverzekerd te zijn, voor publiek op te treden. Vooral meer zelfvertrouwen ontwikkelen, dat is vaak waarom de moeders hun dochters erheen sturen. Dat ze minder verlegen worden. ‘We zien dit als hobby’, zegt een van de moeders. ‘De meisjes hebben plezier en ze leren zich goed bewegen.’ Zero V-Management was in Banda Atjeh, de hoofdstad van de provincie Atjeh, de eerste school met dit concept.
Direct bij de introductie aan de moeders vertelt Erick dat hij gay is. De meesten vinden het geen probleem, moeders vragen hem vaak advies, bijvoorbeeld over de kleur lippenstift, over wat ze moeten kopen. Erick lacht. Hij en zijn collega’s vertellen de moeders dat ze gebruik kunnen maken van de speciale expertise die ‘mensen zoals wij nu eenmaal hebben’. Op de school zitten in totaal zo’n dertig meisjes, en een paar jongens, van vier tot 24 jaar. Al twee meisjes hebben als Miss Atjeh meegedaan aan de Miss Indonesië-verkiezingen. Eigenlijk mag dat niet hier in Atjeh. Ze moeten voorzichtig omgaan met de islamitische norm. In het begin was dat wel lastig, maar nu vinden ze steeds vaker een manier die past binnen de islamitische kledingvoorschriften.

Atjeh is anders. Net als de rest van Indonesië zijn Atjeeërs deze week naar de stembus geweest voor de parlementsverkiezingen, waarvan de uitslag pas over een maand wordt verwacht. In Atjeh mogen naast de twaalf nationale partijen ook drie lokale partijen meedoen – elders is dat verboden: de Partij Atjeh (pa), de Nationale Partij Atjeh (pna) en de Vredespartij Atjeh (pda). De eerste twee zijn opgericht door voormalige leden van de Beweging Vrij Atjeh (gam), die sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw hebben gevochten voor een onafhankelijk Atjeh.
De decennialange strijd heeft veel wonden achtergelaten, zowel door mensenrechtenschendingen van het Indonesische leger als door het geweld van de gam. Pas na de vernietigende tsunami die het westelijke en noordelijke kustgebied van Atjeh eind 2004 trof, kwamen de leiders van de guerrillabeweging en de regering in Jakarta in Helsinki tot een definitief vredesakkoord. Daarbij is een grote mate van autonomie vastgelegd voor de meest noordwestelijke provincie van de Indonesische archipel.
Ook in religieus opzicht is Atjeh anders. Al in 2001 had de Indonesische regering om de opstandige Atjeeërs tegemoet te komen de provincie het recht gegeven om de shariawet in te voeren, als enige provincie in het grondwettelijk multireligieuze Indonesië. De provinciale overheid stelde wetten op tegen drinken, gokken en ‘afzondering’ – alleen zijn met iemand van de andere sekse – en voor het dragen van islamitische kleding. In 2003 is de wet, die alleen voor moslims in Atjeh geldt, geïmplementeerd. Ook werd een shariapolitie ingesteld, maar opvallend genoeg zonder daar veel geld beschikbaar voor te stellen. Er is te weinig personeel om zo veel mensen te kunnen controleren.
De eerste publieke shariastraf met stokslagen werd uitgevoerd in 2005. In Banda Atjeh werden zes jaar geleden voor het laatst stokslagen uitgedeeld. Volgens Amnesty International vonden in 2012 in heel Atjeh zo’n 45 geselingen plaats. Niet minder erg, maar op een bevolking van vijf miljoen is dat niet veel.
‘Veel van wat ze doen is gericht op dingen die snel zichtbaar zijn’, verklaart antropologe Annemarie Samuels, die in opdracht van de Universiteit van Amsterdam in Atjeh onderzoek doet naar de sociale en morele aspecten rondom hiv/aids en twee jaar geleden promoveerde op het leven na de tsunami in Atjeh. Soms staan de politiemensen opeens langs de kant van de weg en pikken ze de vrouwen op brommers eruit met te korte rokken, te strakke T-shirts of zonder hoofddoek. Af en toe houden ze alcoholcontroles in hotels.
In 2011 pakte de shariapolitie een groep punkjongeren met hanenkammen op. Ze schoren hen kaal en stuurden hen naar heropvoedingskampen. ‘Dat werd heel groot opgeblazen door de internationale media. Maar zoals mensen hier zeggen: corruptie mag ook niet van de islam, daar wordt niets aan gedaan.’
Conservatief religieuzen lijken in Atjeh echter aan macht te winnen. Twee maanden geleden heeft, zo meldde The Jakarta Post op 7 februari, de gouverneur van Atjeh, Zaini Abdulah, een nog strengere versie van de shariastrafwet naar Jakarta gestuurd voor goedkeuring. Hierin zou de sharia ook gaan gelden voor niet-moslims, zoals Chinezen, christenen en toeristen, hetgeen in strijd is met de Indonesische grondwet die de vrijheid van zes officiële religies erkent. Al sinds 2009 wordt er over dit strengere ontwerp gepraat, de vrouwenbeweging kreeg het nog voor elkaar om steniging als doodstraf eruit te krijgen, sindsdien verkeert de wet in limbo. De vorige gouverneur van Atjeh weigerde te tekenen. ‘Een strengere invoering van de sharia lijkt nu voor de verkiezingen wel goed uit te komen’, vervolgt Samuels. ‘Alhoewel hier in Atjeh niet gesproken wordt over dat het ook voor niet-moslims zou gaan gelden.’

De ‘elephant gang’ worden ze genoemd, de drie leiders van De Organisatie voor homo’s, lesbo’s en transgenders – om veiligheidsredenen mogen we de naam van de organisatie niet noemen. ‘Omdat we alledrie nogal dik zijn’, lacht de 23-jarige Eqqy. Erick, Echa en Eqqy zitten op lage houten stoelen op een terras in Banda Atjeh. Op de drukke weg ronken talloze brommers als mieren voor- en achterlangs de auto’s. Stof en zand waaien op in de warme wind. Het is het einde van de dag, de drukkende hitte zakt langzaam weg.
Eqqy is inderdaad net als Erick wat mollig, maar ze is veel kleiner en ze heeft donker opgeschoren haar. Een butch noemt ze zichzelf: stoer en mannelijk. Vaak kan ze gewoon zonder hoofddoek over straat omdat mensen denken dat ze een jongen is. Ook nu zit ze zonder hoofddoek. Als ze zo op de brommer naar huis gaat, doet ze hem weer om. Op de universiteit, waar ze psychologie studeert, draagt ze natuurlijk gewoon een lange rok en hoofddoek. ‘Dat moet van mijn moeder, voor de familie, de buren, ze wil geen problemen.’
De serveerster brengt grote glazen vers mangosap met een rietje. Eqqy heeft sinds een paar maanden een vriendin – een meisje van zeventien jaar dat nog op school zit. Ze zien elkaar stiekem. Ze mag niet bij haar vriendin thuis logeren, bij haar eigen ouders mogen ze wel samen zijn. Ooit hoopt ze met haar samen te kunnen wonen. Ze kennen elkaar van Facebook, zo ontmoeten de meeste jonge vrouwen elkaar. Toekomstige geliefden tegenkomen in een café of andere openbare gelegenheid is vrijwel onmogelijk. Sowieso mag in Banda Atjeh officieel niet worden gedanst of uitgegaan, geen muziek worden gemaakt en geen alcohol worden gedronken. Er is geen bioscoop in de stad.
Er is wel een underground leven. Zo kun je op zaterdagavond op de bovenste verdieping van een van de hotels tot diep in de nacht karaoke zingen in een afgesloten kamer. Alleen via de zij-ingang voor het personeel kun je er komen en er is zelfs bier te krijgen. Het kost veel, maar alle twaalf kamers zijn bezet met grote groepen. Vooral Indonesische hits zijn populair, ze schallen overal door de gestoffeerde muren heen.
Ook zijn er in de kuststad talloze koffietenten, taartjeswinkels, restaurants, terrasjes en stalletjes waar van nasi tot martabak, een dikke pannenkoek met room en chocoladevulling, wordt verkocht. En langs de weg naar het strand, even buiten de stad, verschijnen aan het eind van de dag stalletjes waar maïskolven worden geroosterd. Jongeren stappen van hun scooters en nemen plaats op de plastic stoeltjes in de berm. Het is maar voor even. Voor de Maghrib – het avondgebed net na zonsondergang – moet iedereen er weer weg.
‘We worden hier als dieren behandeld’, roept Echa met gevoel voor theater op het terras. Echa is transgender – waria, de traditionele derde genderrol zoals dat in Indonesië heet – en als dertigjarige de oudste van de drie. Hij is groot en net als de andere elephant gang’ers mollig, heeft een rond gezicht en hij draagt het liefst een pruik met lang, steil, zwart haar. Nu is hij een hij en draagt hij gewoon een wit T-shirt, driekwart broek en halflang haar. De gaatjes in zijn oren zijn leeg, alleen heeft hij wel zijn nagels roze gelakt en een strak zwart lijntje onder de ogen. ‘Mensen willen liever dat ik als man over straat ga dan als vrouw’, lacht hij. Hij slikt de anticonceptiepil voor de vrouwelijke hormonen. Vandaar dat zich onder zijn T-shirt met de tekst ‘Lost in Bali’ twee borsten aftekenen, als vrouw draagt hij er nog nep-borsten bij.
Echa zucht theatraal. Eerst was hij gay, maar steeds vaker begon hij zich als vrouw te kleden. Toen dacht hij: wow, dit ben ik. Dat heeft hem veranderd. Hij heeft het daarna aan zijn moeder verteld. Zijn gay-zijn kon hij nog verbergen, maar dit viel te veel op. Zijn moeder schrok, maar heeft het nu wel geaccepteerd.
Echa heeft zes jaar geleden met een paar vrienden De Organisatie opgericht met als doel meer rechten te krijgen en meer acceptatie te verwerven. Ze voeren geen actie, dat is veel te gevaarlijk. Alledrie zijn ze wel eens achterna gezeten door de shariapolitie. Erick, Eqqy en Echa krijgen om de haverklap reprimandes, boetes en vernederende straffen. Dan moeten ze bijvoorbeeld een brief schrijven dat ze het niet meer zullen doen, ze moeten naar de psycholoog, de religieus leider of ze worden begoten met religieus water.
Langzaam wordt het schemerig. Ze staan op van het terras. De oproepen tot gebed uit de moskeeën klinken al in verschillende toonaarden door de straten. Als de Indonesische regering de nieuwe shariawet goedkeurt, krijgen Erick, Echa en Eqqy het nog moeilijker. Alledrie maken ze zich zorgen. ‘Dan is het afgelopen met ons’, verklaart Eqqy droog terwijl ze een snijgebaar maakt bij haar keel.

Atjeh was altijd al het meest islamitische deel van het huidige Indonesië. Toen de eerste Nederlandse expeditie op 10 april 1873 landde op de kust bij Banda Atjeh dacht de leiding dat ze, net als elders in Indië, met een paar kanonschoten en wat geld voor de sultan Atjeh wel konden innemen. Maar ze troffen op het strand een leger van mannen in witte gewaden en met zwaarden en kapmessen die de jihad tegen de Nederlanders hadden uitgeroepen. Opperbevelhebber generaal-majoor Köhler werd dodelijk getroffen en de troepen trokken zich razendsnel terug op hun schepen. Het was het begin van de Atjeh-oorlog.
Atjeh werd voor de Nederlanders al snel wat Afghanistan nu is voor de Amerikanen. Onder de Atjeeërs vielen in de decennialange strijd zo’n honderdduizend doden en een half miljoen gewonden, aan Nederlandse kant sneuvelden tweeduizend Europese en inheemse, vooral Javaanse, militairen. Zo’n tienduizend man bezweken aan een ziekte. Steeds dachten de Nederlanders dat ze Atjeh onder controle hadden, maar dan brak er ergens weer een opstand uit. In 1914 werden onder het bewind van luitenant-kolonel Van Daalen de laatste guerrillastrijders vermoord. Dat jaar wordt door Nederlanders vaak als het einde van de oorlog gezien. Het verzet bleef aanhouden.
‘Nederland worstelde met de islam in Atjeh’, stelt journalist en schrijver Anton Stolwijk, die in Banda Atjeh werkt aan de historische reisgids The Remains of Koeta Radja over Nederlandse sporen in het ‘fort van de sultan’, zoals de stad toen heette. Opvallend is de grote rij Nederlandse legerbarakken die nog steeds in het centrum van de stad staan, maar ook een oude vlaggenmast, een verloren brievenbus, wat oude huizen. Zelfs de Grote Moskee in Banda Atjeh – helder wit met grote zwarte koepels – is in 1881 door Nederlanders gebouwd als cadeau aan de bevolking, in een poging de Atjeeërs vreedzaam te stemmen.
Een Nederlandse architect ontwierp de moskee, niet volgens traditioneel Atjees model met pagode-achtige vierkante daken erop, maar met sprookjesachtige koepels, meer zoals in Duizend-en-één-nacht en in het Ottomaanse Rijk. Nu is het dé moskee van Banda, maar destijds waren de inwoners niet erg enthousiast. ‘Nederland voerde jarenlang een zwalkend appeasement-beleid dat weinig opleverde’, vervolgt Stolwijk. Totdat de Leidse islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje in 1889 aankwam in Atjeh. ‘Hij was controversieel, maar zorgde voor een consequente politiek waarin de politieke islam keihard werd aangepakt, de religieuze leiders meedogenloos werden vervolgd, terwijl de Atjese adel werd vertroeteld.’
Het beleid was gericht op tweespalt zaaien: de onschuldige huis-tuin-en-keuken-islam promoten, de welvaart laten toenemen en zo de religieuze extremisten de wind uit de zeilen nemen. ‘Op het eerste gezicht een redelijk succesvol beleid, dat interessant genoeg veel overeenkomsten vertoont met de aanpak van de Amerikanen in Afghanistan’, zegt Stolwijk. ‘Maar de religieuze leiders werden niet minder opstandig. Toen de Japanse inval in 1942 dreigde, barstte de zeer goed voorbereide opstand met volle kracht uit en werden de Nederlanders definitief uit Atjeh verdreven.’ De Atjeeërs beschouwen dat jaar dan ook pas als het einde van de oorlog met de Nederlanders.
De meisjes van de Modelling School zijn klaar met hun les, ze rennen lachend rond in de zaal. De hoofddoeken gaan weer om, de lange rokken aan. Een van de meisjes van de cursus is jarig en geeft een partijtje. De hele groep is uitgenodigd. Opgewonden vertrekt iedereen naar het huis van de jarige. Echa heeft het meisje, Vania die dertien is geworden, opgemaakt, net als haar broertje Rendy. Dat doet Echa vaker, make-up bij bruiloften en feesten. Beide kinderen zitten als bij een huwelijk op een verhoging in de woonkamer, Vania met een wit geschminkt gezicht en een pruik van lange zwarte haren, haar broertje heeft een paars geverfde kuif.
Voor hen op een tafel staan twee taarten, eentje met een barbiepop erin gestoken die door de hitte langzaam wegglijdt in het glazuur. Uit twee boxen schalt Indonesische muziek. De kinderen zitten op de grond voor het feestpaar. Echa en Erick zijn de officiële entertainers, met een microfoon in de hand maken ze grapjes, zingen liedjes en vertellen verhalen. De kinderen juichen. Buiten lopen de volwassenen in feestkleding langs het buffet met eten.
Echa geeft ook les op Zero V-Management, net als Erick. Hij kleedt zich in het begin van de cursus meestal iets mannelijker, om de moeders niet af te schrikken, maar hij wil zichzelf niet verloochenen, dus in de loop van de cursus wordt hij steeds vrouwelijker. Hij geeft les in acteren, presenteren en make-up. Je moet je stem als lichaam gebruiken, zegt hij altijd. Deze kinderen moeten rolmodel zijn, vindt Echa, ethisch beter dan anderen. Perfecter. Meisjes met normen en waarden. Voor hem maakt het niet uit of ze wel of geen hoofddoek dragen. Het gedrag is veel belangrijker, ze moeten elegant zijn, weten wat hun plaats is, hoe ze zich ten opzichte van hun ouders en vrienden horen te gedragen.
Er komen maar weinig jongens op de cursus, terwijl, vindt Echa, dat wel nuttig zou zijn. Bijvoorbeeld om respect te krijgen voor vrouwen. ‘Jongens moeten leren dat een goede man zijn vrouw niet slaat’, stelt Echa terwijl hij tussen de kinderen het zweet van zijn voorhoofd dept. De decennia van gewapende strijd hebben ook op dat gebied hun sporen achtergelaten. ‘Mannen gebruiken hier veel geweld. Het is heel algemeen. De man is hier koning.’
‘Het geloof was voor de overlevenden een belangrijk houvast om na de tsunami verder te kunnen leven’, zegt Annemarie Samuels. Het is dit jaar tien jaar geleden dat de stad en het hele kustgebied van Atjeh overspoeld werden. Iedereen in Banda heeft familie en vrienden verloren. Ouders raakten in het geweld van de zee hun kinderen kwijt, kinderen hun ouders.
In een woonwijk ligt een groot stalen schip dat nu als museum dient. Het werd destijds door de enorme golven midden in de kampong geworpen. Het laat de vernietigende kracht van de tsunami zien. ‘Daar kwam bij dat er na de tsunami eindelijk een einde kwam aan het gewapende conflict. Alsof God het zo had gewild, alsof hij om die reden had ingegrepen. Juist toen is hier de sharia geïmplementeerd.’
Tegelijkertijd veranderde de sociale en politieke situatie. Jaren was Atjeh afgesloten geweest voor de buitenwereld, economisch lag alles stil. Na 2004 kwamen er plotseling veel buitenlandse hulporganisaties naar het rampgebied. En met hen buitenlandse, vaak westerse ideeën. Sommige organisaties stelden maatschappelijke eisen, zoals gendergelijkheid, in ruil voor hulp. Ook economisch kreeg de provincie een impuls. Er werden wegen gebouwd, nieuwe huizen. Het toerisme groeide, hippe winkeltjes openden hun deuren.
In deze wat opener atmosfeer konden jongeren als Echa, Erick en Eqqy zes jaar geleden hun homo-organisatie opzetten, de eerste in Banda. Maar de lijn tussen conservatief en progressief wordt niet bepaald door jong of oud. Er zijn ook jongerenorganisaties die pleiten voor een strengere naleving van de islamitische wet. Jongeren zijn sowieso een speerpunt van de maatschappelijke en religieuze discussie. Mensen trouwen vaak op jonge leeftijd. Er heerst een enorme angst voor seks voor het huwelijk. ‘Het gebeurt natuurlijk toch’, zegt Samuels. ‘Maar zonder anticonceptie, met het gevolg ongewenste zwangerschappen, waarbij het jonge stel gedwongen wordt te trouwen. En er is veel seksueel misbruik waar niet over wordt gepraat.’
Juist islamgeleerden in Atjeh zijn lang niet allemaal blij met de aanscherping van de sharia. Volgens hen begrijpen de wetgevers de islam niet goed en gebruiken politici de religie om zich te afficheren als vrome moslims die het durven opnemen tegen Jakarta. Sommige islamgeleerden vinden de shariawet zelfs niet nodig. ‘Een echte moslim hoeft niet verplicht te worden naar de moskee te gaan en een hoofddoek te dragen’, zegt bijvoorbeeld publicist en theologiedocent aan de Universiteit van Banda Atjeh, Maskur Samir, die een deel van zijn islamstudie volgde aan de Universiteit Leiden. ‘Het gaat om een eigen, religieuze keuze. Daar is geen wet voor nodig. Je kunt heel vroom zijn zonder hoofddoek, of met hoofddoek juist met.’

Vrouwen- en andere mensenrechtenorganisaties proberen implementatie van de wet tegen te houden. ‘Het ingewikkelde is dat je als moslim nooit tegen Gods wet kunt zijn’, zegt Samuels. ‘Er is dus geen beweging tegen de sharia. Wel is er een groep die roept dat het menselijker moet.’ Toch wil Samuels de impact van de sharia relativeren: ‘In Nederland wordt daar altijd heel angstig over gedaan. De islam is erg belangrijk voor mensen, maar het dagelijks leven wordt niet de hele dag bepaald door de sharia.’
Atjeh is, zo benadrukt de antropologe, nog steeds een van de armste Indonesische provincies. De meeste mensen houden zich bezig met overleven, ook wordt er gewoon plezier gemaakt. Het is, benadrukt ze, een vrolijke stad. ‘Maar voor mensen die anders zijn, is het moeilijk, mensen met hiv bijvoorbeeld leven met een groot stigma. Net als transgenders. Mensen mogen bijvoorbeeld geen huis verhuren aan waria’s. Daarom wonen ze vaak in hun schoonheidssalon of bij hun ouders. De houding is heel dubbel: gewone mensen accepteren hen vaak wel, zolang ze maar grappig blijven.’
Aan het plafond draait een ventilator, zo’n twintig mensen zitten op de grond, het is warm, sigarettenrook kringelt omhoog. Vanmiddag is er een bijeenkomt in het kantoor van De Organisatie. Erick leunt tegen de deurpost, Eqqy zit in de hoek tegen de muur verstrengeld met haar vriendin, Echa leidt de discussie. Een docente genderstudies van de universiteit, die door de leiding voor deze middag is uitgenodigd, legt uit dat de samenleving nog niet toe is aan verschillende genders.
‘Echa’, vraagt ze, ‘wat schrijf jij op een officieel formulier. Man of vrouw?’
‘Man’, antwoordt Echa gelaten. ‘Zo word ik gezien want ik heb een penis. Waarom kan ik niet zeggen: ik ben een waria?’
De vrouw knikt: ‘Hij is biologisch een man, maar zijn genderidentiteit is vrouw.’ De groep hangt aan haar lippen. ‘De volgende keer gaan we het hebben over seksuele oriëntatie’, kondigt ze vast aan.
Ze zijn, zeggen ze, overal bang voor: de buren, de familie, vrienden, de politie. Alles doen ze in het verborgene. Ze weten dat zij het van heel Indonesië het moeilijkst hebben, vanwege de sharia. Maar in Banda is het toch weer makkelijker om geaccepteerd te worden dan daarbuiten. Sommigen hebben het hun ouders of vrienden verteld, de meesten niet. Ze zijn vrijwel allemaal twintiger. Dertigers en ouder zijn vaak al getrouwd. Op een gegeven moment moet je wel trouwen, zowel mannen als vrouwen worden door de familie onder druk gezet. Soms hebben ze naast het gezin een geheim leven.
De twintigers in de kamer hopen dat ze het niet zo hoeven te doen. Het is nieuw dat ze zich hebben georganiseerd, maar ze hebben geen idee hoe ze de acceptatie kunnen verbeteren. ‘Je moet eerst jezelf accepteren’, roept Echa. ‘Dat is vaak het grootste probleem, dat mensen zelf niet zo willen zijn als ze zijn.’
Eqqy wil niet trouwen met een man, zegt ze na afloop vastberaden. ‘Ik wil trouwen met mijn vriendin.’ Ze legt een arm om het meisje en trekt haar naar zich toe. ‘Ik ben 23, zij is 17, we hebben de tijd, ik hoop dat er voordat we dertig zijn iets verandert in Atjeh.’
Beeld: (1) Banda Atjeh. Ook op het strand is de hoofddoek verplicht. (2) Banda Atjeh. Modellopen op de Zero V-Management Modelling School. (3) Op zondag rijden jongen op hun scooters naar het strand. (4) De Grote Moskee midden in Banda Atjeh is in 1881 door Nederlanders gebouwd als cadeau aan de bevolking. (5) Feestelijk geklede meisjes op een bruiloft. In Atjeh zijn hoofddoeken verplicht, mag er geen alcohol worden geschonken en geen muziek worden gedraaid op feesten.