
Als je een vrouw bent worden de dingen die je leuk vindt tegen je gebruikt, óf de dingen die tegen je worden gebruikt zijn je voorgespiegeld als dingen die je leuk zou moeten vinden. Seksuele beschikbaarheid valt in die categorie. Net als vriendelijkheid en generositeit. En er goed uit willen zien: het leuk vinden om je best te doen om er goed uit te zien.
Ik vind het ook leuk om mijn best te doen om er goed uit te zien, maar het is moeilijk te zeggen in hoeverre je iets wat eigenlijk een bevel is oprecht, uit jezelf leuk vindt. In 1991 schreef Naomi Wolf in De zoete leugen of de mythe van de schoonheid over het eigenaardige gegeven dat schoonheidseisen strenger zijn geworden terwijl de onderwerping van vrouwen is afgenomen. Het is alsof onze cultuur een soort afweersysteem heeft dat de koorts van gendergelijkheid bestrijdt – alsof een of andere diepe patriarchale logica ervoor zorgt dat vrouwen aan steeds strengere schoonheidseisen moeten voldoen ter compensatie van het feit dat we niet meer economisch en wettelijk afhankelijk zijn van mannen. De ene tijdsverspilling werd ingeruild voor een andere, schreef Wolf.
Waar vrouwen in het Amerika van de jaren vijftig druk waren met ‘het eindeloze, maar vluchtige werk in het huishouden’, de wanorde bestrijdend met grondige schoonmaakbeurten en consumeren, werden ze nu in beslag genomen door het werken aan hun uiterlijk, ontzettend veel tijd, zorg en geld spenderend om aan een eis te voldoen waar ze geen invloed op hadden. Schoonheid was een soort overwerk, schreef Wolf, een extra verplichting in welke situatie dan ook.
Waarom zouden slimme en ambitieuze vrouwen hierin trappen? (Waarom ben ik zo gehecht aan mijn gezichtsreiniger? Waarom heb ik de afgelopen vijf jaar duizenden dollars uitgegeven om ervoor te zorgen dat mijn uitspattingen in het weekend mijn lichaam geen blijvende schade berokkenen?) Wolf schreef dat een vrouw in drie dingen moest geloven om de schoonheidsmythe te accepteren. Ten eerste moest ze schoonheid zien als ‘een legitieme, noodzakelijke kwalificatie voor de bevordering van vrouwen’. Ten tweede moest ze negeren dat het schoonheidsideaal afhing van toeval en smaak, en schoonheid zien als een kwestie van hard werken en ondernemerschap. Ten derde moest ze geloven dat de schoonheidseisen strenger zouden worden naarmate ze meer macht kreeg. Een carrière zou haar niet bevrijden van de noodzaak om mooi te zijn. Eigenlijk zou succes haar zelfs nog meer vastketenen aan haar uiterlijk, aan ‘fysiek zelfbewustzijn en opoffering’.
In haar boek Perfect Me uit 2018 schrijft filosofe Heather Widdows dat het schoonheidsideaal sinds kort een ethische kwestie is geworden. Waar schoonheid vroeger als symbool voor vrouwelijke waarde en moraal fungeerde – in sprookjes zijn slechte vrouwen lelijk en mooie prinsessen goed – wordt schoonheid nu gepresenteerd als vrouwelijke waarde en moraal op zich. ‘Dat we voortdurend moeten streven naar schoonheid is onderdeel van de logica van schoonheid als een ethisch ideaal – net als voor andere succesvolle ethische idealen’, schrijft ze. ‘Dat perfectie altijd onbereikbaar blijft, iets waar we naar moeten streven en wat we nooit zullen benaderen, doet niets af aan de kracht van het ideaal; misschien versterkt het het zelfs.’ Volgens dit ethische ideaal kennen vrouwen impliciete morele waarde toe aan hun dagelijkse inspanningen om zich mooier te maken, en het er niet in slagen om aan het schoonheidsideaal te voldoen wordt niet als ‘een lokaal of gedeeltelijk falen, maar als een falen van het individu’ gepresenteerd.
Het feminisme heeft trouw vastgehouden aan dat idee van schoonheid als goedheid, zij het vaak op een ingewikkelde manier. Een van de redenen waardoor de blog Jezebel midden in de online feministische discussie terechtkwam, was hun protest tegen het gebruik van Photoshop in advertenties en op covers van tijdschriften, dat aan de ene kant direct de gemaaktheid en bedrieglijkheid van het hedendaagse schoonheidsideaal blootlegde, maar waar aan de andere kant zo’n groot verlangen naar ‘echte’ schoonheid uit sprak dat er ruimte kwam voor steeds hogere verwachtingen. Tegenwoordig beschouwen we schoonheid waar je weinig voor lijkt te hoeven doen als het ideaal, zoals blijkt uit het cultsucces van het make-up- en huidverzorgingsmerk Glossier: vrouwen die er zelfs zonder make-up voor de camera van een iPhone porieloos en stralend uitzien, vrouwen die op een bijna genadeloos natuurlijke manier mooi zijn.
Mainstream feminisme heeft de beweging ook richting ‘lichaamsacceptatie’ geduwd, niet alleen het waarderen van schoonheid van vrouwen in alle soorten en maten, maar ook het diversifiëren van het schoonheidsideaal. Deze veranderingen zijn positief en hoognodig, maar er zitten twee kanten aan. Een breder idee over schoonheid is een goede zaak – ik ben er zelf heel blij mee – en toch is het afhankelijk van de regels die geformaliseerd worden door een cultuur waarin doorsnee gezichten routinematig worden gefotografeerd voor kwantitatieve goedkeuring, waarin schoonheid nog steeds uiterst belangrijk is. De standaardveronderstelling is meestal dat het politiek gezien belangrijk is om iedereen als mooi te beschouwen, dat het een zinvolle onderneming is om ervoor te zorgen dat iedereen mooier kan worden en zich ook zo gaat voelen. We hebben niet echt geprobeerd ons voor te stellen hoe het eruit zou zien als onze cultuur het tegenovergestelde zou doen, als we de situatie zouden afzwakken en schoonheid minder belangrijk zouden gaan vinden.
Maar tegenwoordig wordt er juist niets afgezwakt. En het feminisme heeft bovendien vaker geprobeerd bepaalde onderdelen van de discussie buiten de kritiek te plaatsen. Er is daarbij zoveel nadruk gelegd op persoonlijk succes en individuele keuzes dat het als onfeministisch wordt gezien om kritiek te geven op alles wat een vrouw ook maar doet om zelf succesvol te worden. Dat geldt zelfs in dit soort situaties waarin de keuzes van vrouwen worden beperkt en gedicteerd door zowel sociale verwachtingen als arbitraire resultaten van werken aan het uiterlijk. Dit levert bovendien meer op als je jong en rijk bent en sowieso al aan conventionele schoonheidseisen voldoet. Hoe dan ook, Widdows betoogt dat het feit dat je een keuze hebt ‘een onjuiste of uitbuitende daad op de een of andere manier, op magische wijze, een juiste of niet-uitbuitende daad maakt’. De angst van het mainstream feminisme om toe te geven dat de keuzes van vrouwen – niet alleen onze problemen – uiteindelijk politiek zijn, heeft geleid tot een beeld van vrouwenemancipatie dat vaak helemaal niet emanciperend voelt.
De kern van het probleem is dat mainstream feminisme zich heeft moeten aanpassen aan het patriarchaat en het kapitalisme om mainstream te kunnen worden. Oude eisen zijn niet verworpen maar zijn alleen in een nieuw jasje gestoken. Werken aan je uiterlijk wordt ‘selfcare’ genoemd om het vooruitstrevender te laten klinken.
In 2017 schreef Taffy Brodesser-Akner een verhaal voor The New York Times Magazine over de nieuwe woorden die we gebruiken voor gewichtsverlies, omdat ze merkte dat op covers van vrouwenbladen kreten als ‘Val af! Krijg controle over je eetgedrag!’ waren vervangen door ‘Word nog gezonder! word sterk!’ Mensen gingen ‘vasten, clean eten, detoxen en hun levensstijl veranderen, maar welbeschouwd is dat niets anders dan diëten’, schreef Brodesser-Akner. Soms lijkt het erop dat het feminisme zich geen bevredigendere vooruitgang kan voorstellen dan de huidige situatie: we krijgen niet door tijdschriften uit de jaren vijftig uitgelegd hoe we tijd en geld moeten spenderen om er stralender uit te zien voor onze echtgenoten, maar we geven elkaar advies om precies dezelfde dingen te doen. Alleen dan voor onszelf. >
Natuurlijk zitten er ook plezierige kanten aan zelfoptimalisatie. ‘Heel kenmerkend voor het schoonheidsideaal is dat het zowel aangenaam als veeleisend is, en vaak tegelijkertijd’, schrijft Widdows. Het schoonheidsideaal verlangt van je om je lichaam als een bron van kracht en beheersing te zien. Het geeft je een tastbare manier om macht uit te oefenen, hoewel die macht tot nu toe ten koste is gegaan van heel veel mensen: alleen met porno, modellenwerk en Instagram-influencen verdienen vrouwen regelmatig meer dan mannen. Maar de plezierige kanten van aan je uiterlijk werken en de komst van het mainstream feminisme hebben de situatie hoe dan ook vooral verergerd. Had Wolf in 1990 kritiek op het paradigma dat vrouwen voorschreef om altijd de ideale versie van zichzelf na te streven, nu is er iets wat dieper doorwerkt: niet een schoonheidsmythe maar een lifestylemythe, een paradigma dat dicteert dat vrouwen alle technologie, financiële en politieke middelen die ze tot hun beschikking hebben, moeten inzetten om daadwerkelijk die ideale versie van zichzelf te wórden, en fanatieke zelfoptimalisatie als natuurlijk, verplicht en feministisch zien; of gewoon zonder meer als de beste manier van leven.
Het werkwoord optimaliseren werd in 1844 voor het eerst gebruikt, in de betekenis van ‘zich gedragen als een optimist’. In 1857 werd het voor het eerst gebruikt in de huidige betekenis: ergens zo veel mogelijk uit halen. Het decennium erna zorgde de Marginale Revolutie voor een golf van optimalisatie binnen de economie: economen stelden dat mensen hun keuze baseren op het berekenen van het grensnut van verschillende opties. (Het grensnut van een product wordt bepaald door de toename van het voordeel dat we door het consumeren of gebruiken ervan krijgen.) ‘Om onze behoeften te bevredigen met zo min mogelijk inspanning – om zo veel mogelijk van datgene wat gewenst is te krijgen ten koste van datgene wat het minst gewenst is – met andere woorden, het maximaliseren van genot, is het vraagstuk van de economie’, schreef William Stanley Jevons in The Theory of Political Economy. We willen allemaal zo veel mogelijk halen uit wat we hebben.
Tegenwoordig wordt het principe van optimalisatie – het proces van iets zo perfect, functioneel of effectief mogelijk maken – tot in het extreme doorgevoerd. Er is zelfs een hele bedrijfstak ontstaan die een uniform voor de optimalisatie heeft bedacht: athleisure, kleding die je draagt als je bezig bent of de wens hebt om je leven te optimaliseren. Ik definieer athleisure als sportkleding waar je te veel geld voor betaalt, maar in bredere termen is het een industrie waar in 2016 97 miljard dollar in omging. Sinds athleisure ongeveer tien jaar geleden opkwam is de esthetiek meerdere keren veranderd. In het begin bestond het beeld uit een zwarte legging met een kleurige tanktop – een stretchversie van het uitgaansuniform uit de vroege jaren nul, populair onder vrouwen die tegen de tijd dat athleisure in zwang raakte, hun sociale leven misschien hadden verplaatst naar yoga en koffiedates. Inmiddels zijn er binnen de athleisure allerlei vertakkingen en nieuwe combinaties ontstaan. Er is een cosmic hippie-look (geometrische patronen, prints van sterrenstelsels), een monochrome LA-look (mesh, neutrale kleuren, honkbalpet), een minimalistische gemêleerde Outdoor Voices-stijl en een stortvloed van verschrikkelijke slogans als ‘I’ll See You at the Barre’. Er is een aantal bekende merken zoals Lululemon (een Wunder Underlegging met mesh inzetten kost 98 dollar), Athleta (een Pacifica Contoured Hoodie Tank (een tanktop met een capuchon) kost 59 dollar), Sweaty Betty (een Power Wetlook Mesh Crop Legging – die je billen lift? Amme reet! – kost 59 dollar), het walgelijke merk Spiritual Gangster (een legging met ‘Namaste’ op de billen kost 88 dollar en een katoenen tanktop met ‘I’ll see it when I believe it’ 56 dollar). En dat zijn nog maar de merken uit het middensegment. Echte ontwerpers bieden nu ook athleisure aan.

Mannen dragen athleisure maar het concept, en het merendeel van de categorie, hoort bij vrouwen. Het is afgestemd op de gewoontes van thuisblijvende moeders, studenten, fitnessinstructeurs, modellen in hun vrije tijd: vrouwen die sportkleren dragen buiten een sportomgeving en die, net als ballerina’s, veel belang hechten aan het monitoren van de marktwaarde van hun uiterlijk. Die diepere reden wordt verborgen door een aantal meer voor de hand liggende motieven: de kleren zitten lekker, ze kunnen in de wasmachine en zijn kreukvrij. Zoals alle optimalisatie-ervaringen en -producten biedt athleisure betrouwbare comfort en steun in een wereld die dat niet biedt. In 2016 schreef Moira Weigel in het online magazine Real Life: ‘Lululemon-kleren kondigen aan dat het leven voor de drager ervan probleemloos is geworden.’ Ze herinnert zich hoe het voelde om voor het eerst het corrigerende ondergoed van Spanx aan te trekken: ‘Het woord voor de sensatie die het omhulsel me gaf was “geoptimaliseerd”.’
Spandex – het materiaal dat in Spanx en dure leggings wordt gebruikt – werd uitgevonden tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het leger probeerde nieuwe parachutestof te ontwikkelen. Het is uitzonderlijk soepel, rekbaar en sterk. (‘Net als wij, dames!’ zou ik op een podium kunnen uitroepen op een empowermentcongres, terwijl er bloed uit mijn ogen stroomt.) Het geeft een veilig gevoel als je een goede kwaliteit spandex draagt – ik stel me voor dat een Thundershirt zo moet voelen voor een hond – maar dat gevoel van veiligheid gaat gepaard met een onderstroom van eisen. Corrigerend ondergoed, eigenlijk een 21ste-eeuws korset, houdt het lichaam onder de kleding in bedwang; athleisure laat zien dat je het belangrijk vindt om in vorm te blijven door te sporten. Je moet zelfs al een afgetraind lichaam hebben om in een legging van Lululemon te passen. (De oprichter van het bedrijf heeft ooit gezegd dat het merk niet geschikt is voor ‘sommige vrouwen’.) ‘Jezelf etaleren en zelfcontrole vormen een zelf-versterkende feedback-loop’, schreef Weigel. ‘Omdat de legging alleen een bepaald soort lichaam goed staat, word je er door het dragen ervan aan herinnerd om je best te doen om zo’n lichaam te krijgen. Ze stimuleren je om jezelf om te vormen tot het lichaam dat zij graag tonen.’
Zo heeft athleisure een plek veroverd tussen sportkleding en mode: de eerste categorie optimaliseert je prestaties, de tweede je uiterlijk en athleisure doet het allebei tegelijk. Het past perfect in een tijd waarin werk als iets leuks wordt gepresenteerd zodat we het langer volhouden – een tijd waarin het verbeteren van je uiterlijk als een taak wordt gezien die vrouwen leuk moeten vinden. En de echte truc van athleisure is de manier waarop de kleren suggereren dat je was voorbestemd om dat te doen, dat je het soort persoon bent dat denkt dat goed betaald hard werk voor het bestaan als een hoogfunctionerende, hyperaantrekkelijke consument de best mogelijke manier is om je tijd op aarde door te brengen.
Er bestaat een fenomeen dat enclothed cognition wordt genoemd, schreef Weigel, wat inhoudt dat kleding met bepaalde culturele connotaties je denkproces kan beïnvloeden. Tijdens een experiment moesten proefpersonen witte jassen aantrekken. Als ze werd verteld dat het een doktersjas was, letten ze beter op. Als ze werd verteld dat het een schildersjas was, letten ze slechter op. Ze voelden zich de persoon die ze volgens hun kleding waren.
Kort geleden kocht ik in de aanloop naar een bruiloft mijn eerste Spanx-onderbroek. Mijn oudste vriendin ging trouwen in Texas en de bruidsmeisjes – dertien in totaal – moesten allemaal een lichtroze jurk tot op de grond aan, die van het strapless bovenlijfje tot de knie zo strak zat als krimpfolie. Toen ik de jurk voor het eerst aan deed kon ik in de spiegel het kuiltje van mijn navel zien. Met een gefronst voorhoofd ging ik online en kocht voor 98 dollar een ‘Haute Contour® High Waisted Thong’. Nadat het ding een paar dagen later aangekomen was, probeerde ik het aan onder de jurk: ik kreeg bijna geen lucht meer, begon onmiddellijk te zweten en het zag er niet uit.
‘What the fuck’, zei ik starend naar mijn spiegelbeeld. Ik zag eruit als een slechte imitatie van een vrouw die als belangrijkste doel had om er zo sexy mogelijk uit te zien op de foto. En terwijl ik daar stond in een martelstring van 98 dollar en een jurk ontworpen voor een Instagram-model was dat natuurlijk ook zo.
De historica Susan G. Cole schreef dat de beste manier om sociale waardes bij te brengen was door ze te erotiseren. Ik heb hier veel over nagedacht in het Trump-tijdperk, waarin de president zijn machtspolitiek paart aan het onbeschaamd etaleren van seksuele dominantie over passieve modellen, willekeurige vrouwen en zelfs zijn eigen dochter. (Het is ook geen toeval dat het witte nationalisme opleefde door vrouwenhaters van internet te plukken, die de reactionaire, gewelddadige, racistische ideologie voorzien van een evenzeer reactionair, gewelddadig seksueel randje.) We kunnen de sociale prioriteiten decoderen door te kijken naar wat het meest geërotiseerd wordt: mannelijke macht en vrouwelijke onderdanigheid, mannelijk geweld en vrouwelijk lijden. Over het algemeen is er op seksuele afbeeldingen van vrouwen sprake van stilte, pose en gekunsteldheid: kenmerken die de mannelijke macht intact laten of versterken, terwijl ze vrouwen energie en tijd kosten.
Vrouwen zijn niet per definitie machteloos in deze situaties en ze hebben seksuele archetypes heus wel omvergeworpen en diverser gemaakt met een veel interessanter esthetisch resultaat. Desondanks is het belangrijk om alle culturele producten die seks gebruiken om een positie te veroveren in de gaten te houden, ook al zitten er vrouwen achter het concept. Ik zet bijvoorbeeld vraagtekens bij het enthousiasme waarmee Teen Vogue ‘thigh-high politics’ propageert om een zogenaamd progressief imago te creëren in de nasleep van de verkiezingen, of vrouwen als Emily Ratajkowski die fanatiek de feministische leus omarmen dat bloot goed is.
Athleisure maakt zich ook schuldig aan het erotiseren van geld. Net als veel stripkleding zet athleisure het vrouwelijk lichaam neer als een financieel bezit: een object dat een initiële investering vereist en in kleinere delen kan worden opgedeeld – borsten, buikspieren en billen – waarvan verwacht wordt dat ze in waarde toenemen en continu beleggingsrendement opleveren. De gruwelijk dure athleisure met strakke brede banden en spannende uitsnijdingen kan worden gezien als een soort laatkapitalistische fetisjkleding: je koopt die dingen als je compulsief voldoening krijgt van het idee dat je daarmee de marktwaarde van je lichaam verhoogt.
Jia Tolentino
Jia Tolentino (1988) was lid van een Texaanse megakerk, moest stoppen bij Yale omdat haar ouders het niet konden betalen, werkte voor het Peace Corps in Kirgizië, zat in een reality tv-serie, blogte voor links-feministische media en is nu een van de jongste redacteuren bij The New Yorker. Al die ervaringen duiken op in haar essays en kritieken waarin ze digitale en sociaal-economische trends vanuit feministisch oogpunt beschouwt. Haar debuut Trick Mirror, dat binnenkort in het Nederlands verschijnt als Spiegeldoolhof, was vorig jaar een van de meest besproken essaybundels van de VS.
De ideale vrouw ziet er mooi, gelukkig , onbezorgd en uiterst competent uit. Maar is ze het ook? Er zo uitzien en het daadwerkelijk zijn, zijn twee verschillende dingen, en proberen er onbezorgd en gelukkig uit te zien kan dat gevoel in de weg zitten. Het internet systematiseert dit probleem, maakt het onontkoombaar. De afgelopen jaren zie je in de popcultuur steeds meer barsten verschijnen die social media in individuen veroorzaken. Het is geen toeval dat die verhalen meestal over vrouwen gaan en dat de hoofdpersoon vaak tot waanzin wordt gedreven door de digitale belichaming van een ideale soortgenoot.
Het bekendste voorbeeld is misschien wel de zeer toepasselijke aflevering van de toepasselijke serie Black Mirror, waarin Bryce Dallas Howard een overdreven pleaser speelt, die geobsedeerd is door haar lage rating op social media en de relatief hoge status van haar mooie jeugdvriendin. (Het social-mediasysteem in deze aflevering, waarin alle persoonlijke interactie met de buitenwereld wordt beoordeeld en uitgedrukt in één getal, lijkt veel op het Chinese sociaal-kredietsysteem waarvan de bètatesten begonnen in 2017.) De aflevering eindigt ermee dat Howards personage met modder besmeurd de bruiloft van haar vriendin crasht, een gillend en wraakzuchtig Swamp Thing.
De film Ingrid Goes West uit 2017 begint met een vergelijkbare scène. Huwelijken zijn blijkbaar het oerevenement voor al dit soort angsten. Aubrey Plaza, die de titelrol speelt (haar naam is een Instagram-woordgrapje: in grid) bespuit de Barbie-achtige bruid met pepperspray tijdens de receptie waarvoor ze niet is uitgenodigd. Na een verblijf in een psychiatrische inrichting verhuist Ingrid naar Los Angeles, waar ze een lifestyleblogger genaamd Taylor Sloane begint te stalken en imiteren. Het knappe aan de film is de manier waarop Taylor wordt beschreven: niet als een berekenende snob maar als een gewoon, leeghoofdig, aardig meisje. Haar identiteit wordt bepaald door de stromingen en trends op social media, zonder dat ze het in de gaten heeft of zonder dat ze er iets aan kan doen. Aan het eind van de film doet Ingrid – spoiler – een zelfmoordpoging en vervolgens gaat haar verhaal dat zowel als inspiratie als waarschuwing kan worden gezien viraal.
Het verhaal komt ook in boeken voor, zowel in populaire fictie als literatuur. In 2017 kwam Mijn (niet zo) perfecte leven van Sophie Kinsella uit, bekend van de Shopaholic-serie. Het gaat over een jonge vrouw, Katie, die geobsedeerd is door alles wat haar baas, Demeter, op social media doet. Ze probeert zich alle details over Demeters lichaam, kleding, familie, sociale leven, huis en vakanties te herinneren. (Het boek is opgebouwd als een romantische komedie: nadat de vrouwen elkaar eerst vernederd hebben, blijken ze uiteindelijk aan dezelfde kant te staan.) Een ander boek uit 2017, Sympathy van Olivia Sudjic, is een kille variatie op Lewis Carroll, waarin de spiegel is vervangen door een smartphone en het drankje door speed op recept. De hoofdpersoon, Alice Hare, raakt geobsedeerd door de schrijfster Mizuko. Ze is zo gefascineerd door haar leven dat ze gaat denken dat ze een soort dubbelganger, schaduw of echo van haar is.
Deze verhalen getuigen van een overdreven binair fatalisme – vrouwen zijn succesvol óf mislukt, het is altijd het een of het ander – en een gevoel van onontkoombaarheid, dat heel realistisch overkomt. Als je niet aan de markt kunt ontkomen, waarom zou je je dan aan de regels ervan willen onttrekken? Vrouwen zitten vast op het snijpunt van het kapitalisme en het patriarchaat, twee systemen die er, in het slechtste geval, voor zorgen dat individueel succes ten koste gaat van het collectieve waardenstelsel. Maar toch is individueel succes heel fijn. Het kan voelen als toestemming en macht om een ideaal te benaderen, om jezelf te vinden als illustratie van een prototype: op een mooie foto, je huwelijksdag, in een bepaalde pose. Het loont om succesvol te zijn onder het kapitalisme en patriarchaat; het loont om je aan de regels ervan te houden. Aan de oppervlakte lijkt het alleen maar voordelen op te leveren. Het ziet eruit als een prachtige val, goed verlicht en uitnodigend.
Dit is een voorpublicatie uit Jia Tolentino’s boek Spiegeldoolhof: Reflecties op zelfbedrog, dat op 30 maart verschijnt bij uitgeverij De Geus