Tonnus Oosterhoff is terug bij af. Zijn vijfde bundel lijkt een nieuw begin: een raar ruw en ogenschijnlijk ongesloten geheel waarin spontaniteit iedere mogelijke orde verstoort en veel te ontdekken valt. Valt in het ene gedicht het begrip verticuteermachine – een apparaat dat de aarde met messen bewerkt om verdichting van de grond tegen te gaan door dood gras te verwijderen – dan heeft hij het in een ander gedicht over ‘de wriemelpootjes van het gras’. Tot tweemaal toe wordt er door oude nummers van het tijdschrift Groei en bloei gebladerd.

Het gaat bij Oosterhoff dikwijls om het perspectief. ‘De wilg aan de overkant van de brug/ staat op de ruit als zilver,/ een elleboog en een hand hoog’ staat in een lang, titelloos gedicht dat als beginregel ‘Ik ben de dwerg van gemiddelde lengte’ heeft. Al eerder, in zijn essaybundel Ook de schapen dachten na, liep de dichter het raam van zijn werkkamer met een meetlint na. Het uitzicht bleek een ‘stapeltje’ van 21 cm. dijk, 14 cm. rivier, 7 cm. tegenoverliggende dijk en 155 cm. lucht. In zijn tweede bundel De ingeland zit ‘de ik’ achter de spiegel bij de deur in het midden van een bus die staat te wachten op vertrek. Op het trottoir lopen twee vrouwen elkaar tegemoet, de ene ziet hij door het glas, de andere als spiegeling. Dan vallen hun omtrekken samen: ‘één oudjonge vrouw’. In zijn nieuwe bundel schrijft Oosterhoff: ‘Wat is het raam groot. Om het op papier te krijgen moet ik/ met het papier achteruit en dan haal ik het nog niet.’

Ware grootte is een typografische bundel. Sinds hij de website www.tonnusoosterhoff.nl onderhoudt, schreef de auteur een ruim aantal gedichten in het computerprogramma Flash. Dat zijn gedichten waarin woorden die verschijnen deels ook weer verdwijnen, vervangen worden, terugkeren, en dat alles in het tempo dat de webdesigner bepaalt. Soms word je daar wat ongedurig van: bij de neiging de bladzijde om te slaan dienen de armen op de rug gevouwen. Het is niet zo dat Oosterhoff zijn herschrijvingen laat zien: al die variaties zijn deel van het geheel. Het eindgedicht is letterlijk elektronisch meerlagig. Niet voor niets verscheen een cd-rom bij zijn vorige bundel Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen. Enkele gedichten werden met doorhalingen en bijschriften afgedrukt, als een povere transcriptie van de mogelijkheden die Flash biedt. Maar ook een typografische bundel is bij Oosterhoff nooit gewoon, zoals lezers van zijn derde bundel (Robuuste tongwerken,) een stralend plenum zich kunnen herinneren, waarin werkelijk geen enkel gedicht ook maar in de visuele verte op een ander lijkt. ‘Ik wil/ eigen afmetingen zien’, schrijft hij in zijn nieuwe bundel. Kenmerkend voor Oosterhoff is zijn hypersensibiliteit, die hij liever aanwendt voor het noteren van stuntelige opmerkingen bij vermoedelijk groot leed dan voor openlijke ernst, die hem duur zou komen te staan. Verkikkerd is hij op mededelingen, opmerkingen en uitspraken. Veilig is zijn werk nooit. Oosterhoff schrijft woestboze sprookjes, waarin vaak halverwege de verteller een salto uithaalt zodat hij zichzelf op het spel zet.

Je zou zijn werk graag model willen stellen voor een nieuwe, vrolijke experimentele poëzie. Maar dat is het grappige: de auteur is voor niets en niemand anders model te stellen dan voor zichzelf. Zijn volstrekte eigenzinnigheid doet hem van elk schild springen waar hij op gehesen wordt. Hij figureert onder eigen naam in een gedicht van Toon Tellegen, die zich afvraagt waar hij is: ‘het laatst is hij in een gedicht gesignaleerd’. Hoogstens kennen gedichten van K. Michel een gelijkaardige opgeruimde kordaatheid.

Ware grootte overlapt niet met het elektronische werk, alleen het openingsgedicht wordt door Oosterhoff voorgelezen bij de tekst Monster. Ook nieuw op de website is het gedicht Berg. Onder in het scherm verschijnt links telkens even ‘ik verzet mijn ene been’ en rechts ‘ik verzet mijn andere been’. Daarboven ontpoppen zich na verloop van tijd bokkensprongen makende gedachten en binnenpretjes van een wandelaar, soms verwijzend naar de vorm van een berg of een menselijk lichaam. ‘Het bergvolk van nature wijs/ heeft zeven spreuken voor op reis.’ Waarop er zes volgen: ‘God dobbelt niet. Oost west thuis best. Voeten vegen. Pas namaak op. Maak naam not war. Wie waagt die wint.’

Wat het is met het werk van Tonnus Oosterhoff: het is altijd zo gevat. Iedere andere auteur zou het bloed onder je nagels vandaan krijgen als hij zo te werk ging. Als Oosterhoff voorspelbaar is, dan is het met opzet. Wordt er een stencilmachine gevonden in de schuur, dan staat er: ‘Wat waren we links!’ Als iemand hoest bij een concertopname volgt er weinig meer dan een verontschuldiging. Zijn neiging het auteurschap te ridiculiseren maakt veel goed, zelfs woordspelerigheid. En zijn humor. ‘de dichter des vaderlands moet zijn van onbesproken levenswandel,/ van onbesproken levenswandel zijn. Een blije hein’. De slotregel van dit titelloos gedicht luidt: ‘reis zonder realiteitszin met de trein blije hein.’ Hij kan van alles wat maken, zou je haast denken. Een interview met een bordurende fan over het fan-zijn als gedicht verkopen. En ook als rock-’n-roll-dichter swingt hij:

Ik was stapelgek op Tilly, ze lachte als de zon.

Ik was stapelgek op Tilly, die tandjes, net de zon.

Ik liet mijn Zündapp voor haar gieren, ze gooide haar sigaret weg,

ze klom achterop, ze zong.

Soms schrijft hij regels die pas tot je doordringen als je de bundel weglegt. ‘Tussen mij en het open raam/ staat het raam open’, schreef hij eerder. Nu klinkt het zo: ‘Ver weg lijkt het dansen, maar het is/ vlammen uittrappen.’ Of: ‘Dit is geen reis, het zijn reizigers/ die in alle richtingen de bestemming verlaten.’ Het blijft de veelvormigheid die zijn werk zo knapperig houdt. En het werkelijk vreemde perspectief. Dat toch weer klopt als een bus. Soms zou je willen dat hij naast je zat en de bladzijden voor je omdraaide en met zijn sprookjes vertellende stem voorlas.

Maar Tonnus Oosterhoff zit nog steeds achter zijn raam te passen en te meten. Achter in zijn nieuwe bundel staan de volgende, kernachtige regels:

Wie heeft het meetsnoer over de aarde gelegd?
Wie heeft de ware grootte ingesteld?
Die heeft alle rechte lijnen voor je gebogen.
Zodat je je, als je je tot verzet opricht, juist buigt.

Volgens mij blijft hij daar nog wel even zitten.