Coxcie reisde in de jaren dertig naar Rome en bleef daar tien jaar; hij werd er (uitzonderlijk) lid van het gilde en kende Michelangelo persoonlijk. Schilders als hij, Frans Floris, Jan van Scorel, Jan Gossaert en Maarten van Heemskerk brachten met zo’n reis de Renaissance naar het noorden. Ze hadden schetsboeken vol tekeningen van klassieke beelden en van het werk van tijdgenoten, ze hadden bovendien hoogdravende ideeën over de nieuwe kunst. Het bleek echter niet eenvoudig om dat nieuwe, en het klassieke, te vermengen met de eigen tradities, zoals de fenomenale aandacht voor het aardse detail waar de Vlaamse ‘primitieven’ in uitblonken. Bij veel schilders leidde dat tot rare opstapelingen van losse elementen of stijlfiguren.

Coxcie gold in zijn tijd al als de eerste die al die invloeden met succes tot een synthese had weten te brengen. De tentoonstelling in Leuven stelt die stelling op de proef – en de zaak valt niet goed voor hem uit. In zijn meesterwerk, De maagschap van de Heilige Anna (ca. 1539), zijn alle invloeden duidelijk te herkennen. De hoofdpersonen, Maria, Anna, Jezus, Johannes, zijn direct ontleend aan – gejat van, eigenlijk – Leonardo en Rafael. De andere koppen hebben dat getekende, ongeschorene, doorleefde van Van Eycks figuren; het geheel is gevat in een decor van klassieke architectuur met een fameus klassiek beeld in een nis. Het is fraai, en tegelijkertijd is duidelijk dat die elementen niet mengen. Het is een amalgaam, niet een synthese, en waar schilders in die tijd al geprezen werden om ‘natuurlijkheid’ en ‘losheid’ is de eenheid in Coxcie’s werk geforceerd. Die indruk wordt nog versterkt, misschien, door de wetenschap dat Coxcie gedurende de hele roerige eeuw fervent aan de kant van de Contrareformatie stond. Hij was hofschilder van het Habsburgs bestuur en een bewonderaar van de hertog van Alva. Dat geeft zijn werk een ideologische lading die een tikje kil en drammerig voelt.

De tentoonstelling heeft het probleem dat van Coxcie’s werk maar betrekkelijk weinig over is. Hij was, als hofschilder, de ontwerper en inrichter van het grote kasteel van de landvoogdes van Binche, bij Brussel. Coxcie’s schilderijen hingen daar naast die van Titiaan. Het paleis is in 1554 verwoest.

En toch is hij ook echt de moeite waard. Zijn tekeningen van de Vrijages van Jupiter zijn fantastisch; de twee buitenluiken van het Sint-Lucasaltaar uit Praag met de evangelisten Lucas en Johannes zijn zelfs de reis naar Leuven waard. Zij hebben zowel de monumentale, dynamische fysiek van Michelangelo als de aardse, menselijke trekken die zo zeer van het noorden is. Maar ze hebben ook een intense spirituele drive, die voelbaar is, en levend, en die lijkt mij helemaal van Coxcie zelf.


Michiel Coxcie: De Vlaamse Rafael, Museum Leuven, t/m 23 februari 2014

Beeld: The Trustees of the British Museum