Het lijkt een scène uit vervlogen tijden: groepen toeschouwers staan aan de Turkse grens en vergapen zich aan de gevechten om de Syrisch-Koerdische stad Kobani. Zoals de Moskovieten er in Tolstojs Oorlog en vrede een uitje van maakten de Slag van Borodino te bekijken, of de burgerij van Washington Potomac River overstak om bij Manassas de eerste grote slag van de Amerikaanse Burgeroorlog gade te slaan. De wanhoop onder de toeschouwers neemt toe naarmate de strijders van de Yekîneyên Parastina Gel (ypg), de Koerdische zelfverdedigingseenheden, verder terug de stad in worden gedreven door de aanvallen van de numeriek superieure en beter bewapende strijders van Islamitische Staat. De frontlijn ligt dichter en dichter bij de stad: tien kilometer, vijf, twee, één… Dan dringen de eerste jihadi’s Kobani binnen, de val van de stad lijkt onvermijdelijk.

In hun vertwijfeling kijken Koerden naar de hemel voor redding: misschien kunnen massale Amerikaanse bombardementen op de IS-stellingen het tij nog keren? Maar de luchtaanvallen komen mondjesmaat: twee, drie, vier per dag. De aanvallen van de Usaf helpen, maar of Kobani erdoor gered kan worden? Terwijl de Amerikanen en hun Europese en Arabische coalitiepartners overal in Irak en Syrië stellingen van Islamitische Staat onder vuur nemen, blijft een serieus luchtoffensief in Ayn al-Arab (de Arabische naam van de stad) uit, terwijl juist hier de extremisten grote hoeveelheden troepen en materieel hebben geconcentreerd.

Het lijkt erop dat Barack Obama en Tayyip Erdogan een deal hebben gesloten: steun van de Turkse president aan het offensief tegen IS van zijn Amerikaanse ambtsgenoot in ruil voor de val van de stad. Erdogan wil aan zijn zuidgrens geen onafhankelijke Koerdische enclave, die een begin kan worden van een Groot-Koerdische staat met aanspraken op Turks grondgebied. Washington gebruikt de Turkse afkeer van ingrijpen nu al als excuus mocht IS Ayn al-Arab veroveren. De afgelopen weken zijn zo’n tweehonderdduizend burgers vanuit Rojava (Syrisch of West-Koerdistan) de grens over gevlucht. Als Kobani valt, is er voor hen niets om naar terug te keren. Zij en de twaalfduizend achterblijvers zijn de slachtoffers van het geopolitieke spel dat het Westen, Turkije, Iran en de Golfstaten spelen in Syrië. Je had de ironie nauwelijks kunnen verzinnen: in het Engels betekent Ayn al-Arab ‘Arab Spring’, in het Nederlands vertaald als Arabische lente.

Daar begon het allemaal mee: de protesten tegen dictator Bashar al-Assad, geleid door de jonge, Syrische Facebook-generatie. Assads dagen leken geteld, maar het regime sloeg genadeloos terug en de protesten veranderden in een gewapende strijd en nu, drie jaar later, in een uitzichtloze sektarische burgeroorlog. Uitzichtloos omdat er inmiddels drie kampen bestaan die geen van alle alleen de andere twee kunnen verslaan. Het lijkt een garantie voor nog jarenlang bloedvergieten, zoals het dat ook al was in Bosnië in de jaren negentig toen Serviërs, Kroaten en moslims elkaar in een ijzeren, strategische greep hielden.

Islamitische Staat, die naast zijn gebieden in Irak ruwweg heel Syrië oostelijk van de Eufraat controleert (op Koerdisch gebied in het noordoosten na), lijkt ondanks een serie opvallende militaire successen niet in staat het regeringsleger van Assad en de rebellengroepen, die juist tegen de Syrische dictator vechten, te verslaan. Op zijn beurt redt Assad het niet alleen tegen IS en de rest van het verzet samen. Het regime beheerst het westen van het land, waar Assads alawitische sekte leeft, en de belangrijkste steden: Damascus, Homs, Hama, Idlib en een groot deel van Aleppo. De derde partij in het conflict, de losse en onderling hopeloos verdeelde coalitie van meer gematigde opstandelingen en islamisten – variërend van pragmatisch tot jihadistisch – lijkt het regeringsleger noch IS te kunnen verslaan, laat staan beide. Ze controleert alleen nog het platteland in de noordelijke provincies Idlib en Aleppo en het uiterste zuiden van Syrië bij de Golanhoogte en de grens met Jordanië.

Nu Assad steunen met geld, wapens en training zou enorm gezichtsverlies betekenen voor de regering van Barack Obama

Het gevolg is een perfecte patstelling met kleine veranderingen op de kaart, meestal het gevolg van het opruimen van enclaves. Zoals recent gebeurde toen Islamitische Staat het regeringsleger (Syrian Arab Army, of saa) verdreef uit zijn laatste bolwerk in de oostelijke provincie Raqqa, de luchtmachtbasis Taqba. Of toen de saa de stad Adra, oostelijk van Damascus, innam en daarmee de opstandige enclave Oost-Ghouta verder reduceerde. Of zoals nu dus in Kobani. Op grote lijnen zit de oorlog muurvast: IS voert haar schrikbewind in het zelfbenoemde kalifaat, de regering-Assad controleert het door haar beheerste gebied met harde hand, en het overige Syrische grondgebied is een lappendeken die wordt beheerst door lokale milities en warlords. Het is een status-quo waaronder vooral de burgers in het land lijden, net als de miljoenen die het hebben ontvlucht. Maar nu Amerikaanse bommenwerpers sinds twee weken het Syrische luchtruim beheersen, lijkt de oorlog in een stroomversnelling te raken.

Er is een precedent voor wat de Amerikanen voor ogen hebben in hun strijd tegen Islamitische Staat, een soort droomscenario: op 8 september 1995 viel het Kroatische leger de door Serviërs bezette gebieden in Bosnië-Herzegovina binnen. Een week lang vernederden de Kroaten, gesteund door het Bosnische regeringsleger, de onverslaanbaar geachte Serviërs, zoals zij dat een maand eerder ook al in de Krajina hadden gedaan tijdens Operatie Storm. Amerikaanse luchtaanvallen onder de naam Deliberate Force, later die maand, deden de rest: de Serviërs werden tot onderhandelen gedwongen en een paar maanden later was de burgeroorlog in Bosnië voorbij. Operatie Mistral 2, zoals het Kroatische offensief werd gedoopt, was een verbluffend succes. De combinatie van geallieerde luchtaanvallen en een door de Amerikanen uitgerust en getraind leger maakte in een paar weken een eind aan een oorlog die in drieënhalf jaar ruim honderdduizend levens had gekost.

Bestaat de kans dat dit scenario zich herhaalt in de strijd tegen IS? Het Pentagon en het Witte Huis weten dat met alleen luchtaanvallen het kalifaat niet op de knieën gedwongen kan worden. Maar wie moeten in Syrië de Amerikaanse ‘boots on the ground’ worden? In Irak vervullen de Koerdische Peshmerga-strijders de rol die in ’95 het Kroatische leger speelde, maar in Syrië is de Koerdische minderheid getalsmatig te klein om Islamitische Staat op termijn tegen te houden, laat staan terug te drijven. Washington heeft vanaf het begin duidelijk gemaakt dat het Assad-regime niet als overwinnaar uit de bus mag komen en samenwerking met Damascus in de strijd tegen Islamitische Staat uitgesloten. Nauwelijks een jaar geleden leken luchtaanvallen op het Syrische regeringsleger zelfs onafwendbaar, nadat het gifgas had gebruikt tegen opstandige wijken in het oosten van de hoofdstad. Nu Assad steunen met geld, wapens en training om zijn leger als grondtroepen tegen IS in te zetten zou enorm gezichtsverlies betekenen voor de regering van Barack Obama. De saa zal dus niet de rol van het Kroatische leger in 1995 mogen spelen, maar is er een alternatief? Washington zet vooralsnog zijn geld (letterlijk: het Congres heeft vijfhonderd miljoen vrijgemaakt voor training en bewapening) op de milities van het Vrije Syrische Leger (Free Syrian Army, of fsa). Het probleem is dat de fsa op dit moment nauwelijks nog een rol van betekenis speelt in de strijd. Zoals David Ignatius vorige week in The Washington Post schreef, zijn de gematigde opstandelingen vooral een westerse fictie. Ignatius citeert Hamza al-Shamali, commandant van de Harakat Hazzm (Standvastigheidsbeweging), de grootste militie die nu al door de Amerikanen wordt betaald en van geavanceerde antitankwapens voorzien: ‘Op een bepaald moment heeft de Syrische staat het vertrouwen in de fsa verloren.’ Onze milities waren ongedisciplineerd, slecht geleid en ongecoördineerd, legt Al-Shamali uit. Het gat dat deze vertrouwensbreuk opleverde werd snel gevuld door islamistische strijdgroepen. De belangrijkste: het Islamitisch Front (een coalitie van Syrische jihadistische bewegingen), het aan al-Qaeda gelieerde Jabhat al-Nusra (Overwinningsfront) en natuurlijk Islamitische Staat.

Het Islamitisch Front strijdt aan dezelfde zijde als de fsa, tegen Assad en tegen IS, maar het is ondenkbaar dat de Amerikanen deze islamisten zullen betalen, laat staan trainen en bewapenen. Want hoewel met name in de provincie Aleppo IF-strijders het opnemen tegen hun mede-jihadi’s van Islamitische Staat staan zij ideologisch veel dichter bij hen dan bij de meer seculiere milities zoals die van Hamza al-Shamali. Ahrar ash-Sham, de belangrijkste strijdgroep binnen het Islamitisch Front, onderhoudt nauwe banden met al-Qaeda, waarvan IS op zijn beurt weer een afscheiding is. De diverse islamistische bewegingen verschillen meer in methode en samenstelling (het Islamitisch Front is bijna geheel Syrisch, Jabhat al-Nusra heeft veel buitenlandse vrijwilligers maar is in essentie een Syrische organisatie, terwijl IS juist wordt gedomineerd door niet-Syriërs) dan in einddoel en wereldbeeld. saa, fsa, Ahrar ash-Sham, Jabhat al-Nusra, het Islamitisch Front, Islamitische Staat, het zijn slechts de belangrijkste van de honderden strijdgroepen die in hun sektarisme doen denken aan het labyrint van fictieve joodse verzetsbewegingen uit Monty Pythons Life of Brian.

Kortom, de opstandelingen van de anti-Assad-coalitie zijn simpelweg niet sterk genoeg (de gematigden) of te onbetrouwbaar (de islamisten) om serieus te fungeren als grondtroepen in het Amerikaanse plan tegen IS. Het risico bestaat dat grote aantallen islamisten zullen overlopen naar het kalifaat. De verdeeldheid onder de opstandelingen is nu al enorm: toen de leiding van Ahrar ash-Sham in september besloot de Amerikanen om luchtsteun te vragen teneinde de IS-opmars in de provincie Aleppo een halt toe te roepen, werd zij prompt getroffen door een bomaanslag die de leiding van de militie in één klap wegvaagde. Weinigen betwijfelen dat IS achter de aanslag zat, maar het is ondenkbaar dat de daders zo dicht bij de top van Ahrar ash-Sham konden komen zonder medewerking van militieleden die ontevreden waren over de beslissing van hun leiders.

De strijd tegen het Westen zal ook de rekrutering van buitenlandse extremisten voor Islamitische Staat goed doen

De tweedracht over het luchtoffensief tegen Islamitische Staat versterkt niet alleen IS, die haar troepenmacht ziet aanzwellen met ontevreden islamisten van andere milities, maar ook en vooral de regering-Assad. Niet geheel toevallig begon de Syrische dictator zijn luchtmacht pas massaal in te zetten tegen Islamitische Staat toen de Amerikanen hetzelfde deden in Irak. Tot deze zomer was er nauwelijks strijd tussen IS en de saa, integendeel, Assad had er alle belang bij dat de jihadi’s een zo groot mogelijk aandeel hadden in de opstand tegen zijn regime. Zo kon hij de burgeroorlog framen als een strijd tegen het terrorisme. Nu deze profetie zichzelf heeft vervuld, kan het regime in Damascus achterover leunen en de coalitie het vuile werk tegen IS laten opknappen, terwijl de saa in het offensief gaat tegen de fsa en het Islamitisch Front. De afgelopen weken behaalden Assads troepen kleine maar belangrijke terreinwinst ten oosten van Damascus, ten noorden van Aleppo en op het platteland van Hama in Centraal-Syrië.

Het is zoals analist Michael Weiss op de Libanese opiniesite Now schrijft: ‘Assad heeft goede redenen gelukkig te zijn.’ De draai die Obama heeft gemaakt is er niet een van 180 graden – formeel blijft Washington streven naar het vertrek van de Syrische president – maar het spreekt boekdelen dat Obama, toen hij twee weken geleden bij de Verenigde Naties de misdaden van IS aan de kaak stelde, stil bleef over de voortdurende onderdrukking en oorlogsmisdaden door het Assad-regime. Voor veel waarnemers is het onverteerbaar dat de Syrische president zich nu presenteert als partner in de strijd tegen het islamitisch terrorisme en als redelijk alternatief voor de islamisten. Midden-Oosten-expert Fred Hof waarschuwt in The New Republic voor de ‘hinderlaag’ waarin de regering-Obama dreigt te lopen: ‘Assad zal samenwerking suggereren [met de Amerikanen] die er niet is. Als Washington hier niets tegenover stelt dan woorden zal men hem geloven.’

Obama heeft zichzelf in deze hinderlaag gemanoeuvreerd door humanitaire redenen aan te voeren als motief voor zijn ingrijpen in Irak en Syrië. Enerzijds komt dit zeer ongeloofwaardig over, er waren al 150.000 doden gevallen en miljoenen Syriërs op de vlucht geslagen voordat IS begin deze zomer aan zijn bliksemopmars begon. Weliswaar heeft Islamitische Staat met zijn massamoorden en executies van westerlingen enorm geholpen de westerse interventie aan de oorlogsmoede burger in de VS en Europa te verkopen, het ware motief ervan is niet humanitair, maar geopolitiek. Obama gaf het deze week toe in een interview: ‘Wij hebben de opmars van IS onderschat.’ De angst dat het kalifaat grote delen van het Midden-Oosten verovert en blijvend bezet houdt, is de ware reden achter de pogingen het nu te vernietigen en ook achter de bereidheid van Saoedi-Arabië en de Golfstaten hier een bijdrage aan te leveren. Uit een recente peiling bleek 92 procent van de Saoedi’s IS te steunen, een statistiek die de machthebbers in Riyad slapeloze nachten zal hebben bezorgd.

De vraag blijft of het Westen Islamitische Staat wel kan verslaan zonder hulp van Assad en zijn kliek. Het legertje van vijfduizend gematigde opstandelingen dat de Amerikanen willen trainen om IS op de grond te bestrijden zal geen verschil maken op het slagveld, daarvoor is het veel te klein (de sterkte van IS wordt geschat op tenminste dertigduizend man). Een grotere militie opleiden die de strijd met zowel IS als Assad kan aangaan, kost veel tijd en geld. Bovendien is het maar helemaal de vraag hoe de jihadistische bondgenoten van de gematigde opstandelingen zullen reageren op een door de Amerikanen gereanimeerd fsa. De kans dat het Islamitisch Front, op dit moment getalsmatig de hoofdmacht van het verzet tegen Assad en de strijd tegen IS, een door de cia opgeleide en betaalde militie als bedreiging voor de eigen positie en als vijand ziet, is allesbehalve denkbeeldig.

Zo lijkt het er steeds meer op dat de Amerikanen zich in een labyrint hebben begeven, eentje waarin zij jaren kunnen blijven dwalen en waarvan alle uitgangen leiden naar een situatie die erger is dan toen zij het betraden. Akkoord, de kans dat Islamitische Staat als eindoverwinnaar uit de strijd komt lijkt klein, nu het Westen en de Arabische bondgenoten hun militaire en financiële gewicht in de schaal hebben geworpen. Maar de populariteit van IS zal op korte termijn alleen maar toenemen. Jihadisten van andere milities zullen de rangen van Abubakr al-Baghdadi’s leger en proto-staat doen zwellen en zijn strijd tegen het Westen zal ook de rekrutering van buitenlandse extremisten voor Islamitische Staat goed doen. Onduidelijk blijft wie nu precies IS op de grond moet verslaan, zolang Washington blijft weigeren met Assad en zijn leger samen te werken. De opstandelingen zijn intern te verdeeld om een echte vuist te maken tegen IS en bovendien lopen zij het risico dat een offensief tegen de extremisten hun linies in de strijd tegen de saa verzwakt.

De oplossing lijkt te liggen in een akkoord tussen Assad en de oppositie om elkaar met rust te laten zolang de strijd tegen IS voortduurt. Maar te denken dat de jihadisten van Ahrar ash-Sham of het al-Nusra-front daar interesse in hebben, is een illusie. Op zijn beurt heeft Assad geen belang bij een sterkere oppositie die, mocht Islamitische Staat op de knieën worden gedwongen, vervolgens haar moderne, Amerikaanse wapens op hem richt. Alles wijst erop dat de strijd in Syrië nog jaren zal voortduren, juist omdat er drie ruwweg gelijkwaardige partijen zijn.

Het is vanaf het begin ‘damned if you do, damned if you don’t’ geweest voor de Amerikanen. Niets doen leidt onherroepelijk tot het verwijt dat Washington medeschuldig is aan de humanitaire ramp die zich in Irak en Syrië voltrekt en tot de vraag waarom ’s werelds enige supermacht IS zo heeft laten groeien. Ingrijpen wordt al even onvermijdelijk gezien als een oorlog tegen de islam, een moderne kruistocht. Dit laatste zal ongetwijfeld ook in Nederland meer jonge extremisten doen besluiten zich bij het kalifaat aan te sluiten. En nog een paradox: hoewel de angst voor terugkerende jihadi’s wordt aangevoerd als reden de strijd met IS aan te gaan, leidt juist die strijd ertoe dat de kans nu veel groter is dat de thuiskomers ook inderdaad in eigen land aanslagen zullen plegen.


Beeld: Demonstranten vluchten voor traangas tijdens een pro-Koerdische demonstratie bij de Turks-Koerdische grens, vlak bij Kobani (Aris Messinis / AFP / ANP).