
De coronacrisis in de Verenigde Staten, het land waar volgens de huidige prognoses de meeste Covid-19-doden zullen vallen, toont zich in grimmige statistieken. De regering-Trump houdt rekening met 100.000 tot 240.000 sterfgevallen, meer dan alle doden in alle oorlogen die Amerika sinds 1945 vocht bij elkaar opgeteld. Als het bij dat aantal blijft, aldus Trump in zijn persconferenties, ‘dan heb ik het heel goed gedaan’. Trump meet zijn prestaties af aan wat er gebeurd zou zijn zonder maatregelen: meer dan twee miljoen slachtoffers. Vergeleken bij niets doen is iets al snel beter.
Het is duidelijk dat Trump zich indekt. ‘We erfden een gebroken systeem’, is het excuus dat hij elke persconferentie opvoert voor het feit dat in het machtigste land op aarde het virus het meest om zich heen kan grijpen. Trumps stelling klopt. Punt twee is dat hij het systeem verder heeft laten verloederen. Elke begroting die zijn regering indiende bevatte bezuiniging op de Centers for Disease Control and Prevention, het Amerikaanse rivm. Er bestond binnen het Witte Huis een speciale afdeling voor pandemiebestrijding, maar die werd opgedoekt door Trump. De budgetten van de federale rampenbestrijdingsdiensten zijn door Trump geplunderd voor extra grenswachten en de bouw van detentiecentra voor ongedocumenteerde migranten.
De coronacrisis biedt op deze manier alvast een vooruitblik op wat de grootste erfenis van het Trump-tijdperk zal zijn: een verdere ontmanteling van de staat, die Amerika incapabel heeft gemaakt om te reageren op crises. Er is te weinig van alles: te weinig coronatesten, te weinig mondmaskers, te weinig beademingsapparaten. In een ziekenhuis in New York hulde ziekenhuispersoneel zich in vuilniszakken. In een ander werden zelf genaaide doktersjassen gebruikt.
Deze week publiceerde de Surgeon General, de nationale arts in de VS, een rapport over de ‘ernstige tekorten’ aan medische benodigdheden. Ziekenhuizen rapporteerden dat ze onderling moesten concurreren om beperkte voorraden. Ze vroegen om overheidsingrijpen en landelijke afstemming zodat noodzakelijke producten evenwichtig verdeeld kunnen worden. Maar de Amerikaanse overheid heeft zich allang ondergeschikt gemaakt aan de markt als distributiemechanisme. Trump weigert ondertussen om de productie in staatshanden te nemen via een speciale wet die dat zou toestaan. Laissez-faire is in de VS laissez-mourir geworden, zoals econoom Jacob Assa van The New School in New York opmerkte.
Ondertussen wordt het zelf maken van een mondmasker in Amerikaanse kranten gepresenteerd als dappere improvisatie in moeilijke tijden, als uiting van bezorgdheid om de medemens. In werkelijkheid is elk zelf genaaid mondmasker een illustratie van het kolossale tekortschieten van een land om een goedkoop product te leveren op het moment dat het nodig is. Trump plaatste de eerste bulkorder voor mondmaskers half maart.
Dood op de vrije markt is geen trend die met Trump begonnen is. Dat gezondheidszorg als product, geleverd door bedrijven, fatale tekorten betekent was al langer duidelijk. Uit cijfers van de Wereldbank blijkt dat de VS in 1960 9,2 ziekenhuisbedden per duizend personen hadden, meer dan het gemiddelde van alle oeso-landen. Inmiddels zijn er minder dan drie bedden per duizend inwoners, ruim onder het gemiddelde van welvarende naties. En iedereen weet wat er gebeurt wanneer goederen schaarser worden, zonder dat de vraag afneemt. De exorbitante kosten die Amerikanen maken voor zelfs de meest basale zorgverlening is een direct gevolg van marktwerking waarbij schaarste winst betekent. Wie geen zorg kan betalen, wordt zorgmijder. De markt hangt geen prijskaartje aan een sterfgeval wegens late behandeling.
Noem het geen marktfalen. De markt voor zorg functioneert juist bijzonder goed. Op het moment dat de vraag naar verlichting van pijn groeit, levert de Amerikaanse zorg-industrie opioïden met grote hoeveelheden tegelijk. Bijkomend voordeel voor de farmaceutische sector is dat hun product in dit geval zijn eigen vraag creëert – het gevolg van de verslavende werking. Het resultaat zijn duizenden ‘wanhoopsdoden’, zoals onderzoekers Anne Chase en Angus Deaton het noemen in hun boek Deaths of Despair and the Future of Capitalism. Corona levert daar een eigen bijdrage aan. Het virus is vooral fataal voor wie al gezondheidsproblemen heeft. Overgewicht, slechte longen, een door verslaving verzwakt gestel zijn kenmerken van met name de arme delen van de Amerikaanse bevolking. Dat Covid-19 hier zo kan huishouden komt deels doordat het land al ziek was.
De enige taal die de Amerikaanse regering spreekt als er burgers doodgaan, is die van oorlog. ‘Ik ben een oorlogspresident’, sprak Trump onlangs. Hij leek verguld met zijn nieuwe rol. Sindsdien voeren de VS ‘oorlog tegen onze stille vijand het virus’. De Surgeon General zei dat de VS zich moeten voorbereiden op ‘9/11- en Pearl Harbor-momenten’, oftewel duizenden doden in een klap. De metafoor schiet hopeloos tekort. De aanvallen op het World Trade Center en de Pacifische vloot deden zich tot op zekere hoogte onverwacht voor. Corona kon je van tevoren zien aankomen; eerst in China, daarna in Europa.
De Washington Post zette chronologisch uiteen hoe traag de regering-Trump reageerde. Eind januari kreeg Trump de eerste vraag over corona. Of hij zich zorgen maakte over een pandemie. ‘Totaal niet’, was het antwoord. ‘We hebben het volledig onder controle.’ Begin februari vroeg Alex Azar, de gezondheidsminister, om honderd miljoen dollar om testen te doen en de verspreiding van het virus te volgen. Trump weigerde omdat het te alarmerend zou overkomen. Op 9 maart twitterde Trump dat het virus ‘vanzelf weg zou gaan’. De maatregelen die daarna werden genomen – grenzen dicht, meer testen, binnenblijven – kwamen veel te laat. Het virus was toen al binnengesloten.
In de VS gebeurt nu waar de journalist Michael Lewis voor waarschuwde in zijn boek The Fifth Risk. Daarin laat hij zien waar de VS decennialang goed in waren. Ongeacht politieke turbulentie in Washington werkte er een leger toegewijde ambtenaren op de achtergrond aan publieke veiligheid. Of het nu gaat om bescherming tegen orkanen, een uitgevallen elektriciteitsnetwerk of – inderdaad – een ziekte-uitbraak, ergens zat er wel een afdeling experts die het in de gaten hield. ‘De meest fundamentele taak van de overheid is ons te beschermen’, schrijft Lewis. Trump was van meet af aan niet geïnteresseerd in deze taak. Hij liet talloze cruciale posten onbemand en kortte de budgetten waarmee Amerika veilig gehouden werd. Bedrijven moesten het maar doen. Lewis’ boek leert dat er talloze nieuwe zwakke plekken zijn ontstaan in de VS. Nu is het toevallig corona dat laat zien dat er mensen sterven als de staat zich terugtrekt.
Het uithollen van overheidscapaciteit gaat zelfs zo ver dat de regering-Trump moeite heeft om de eigen noodmaatregelen uit te voeren. Als onderdeel van een economisch steunpakket van 2200 miljard dollar, is Amerikaanse gezinnen een cheque van 1200 dollar in het vooruitzicht gesteld. Het geld zou in april binnenkomen, maar de belastingdiensten berichtten onlangs dat het voor velen waarschijnlijk het najaar wordt. Er is onvoldoende personeel om alle administratie sneller te verwerken. Voor de noodleningen aan kleine bedrijven geldt hetzelfde. Te weinig capaciteit op het ministerie door bewust opengehouden vacatures in de ambtelijke top. De website waar ondernemers een aanvraag konden doen liep herhaaldelijk vast.
Trumps presidentschap heeft ook individuele Amerikanen minder weerbaar gemaakt. Sinds hij president is zijn er zeven miljoen onverzekerde Amerikanen bijgekomen. Deels komt dit doordat Trump verschillende staten de mogelijkheid heeft gegeven om de gezondheidszorgverzekering voor lage inkomens te koppelen aan een werkverplichting. Wie geen contract heeft, krijgt ook geen verzekering. Hoe dan ook toont corona een fatale koppeling in het Amerikaanse zorgstelsel. Van de tien miljoen werklozen die er in twee weken zijn bijgekomen zijn 3,5 miljoen ook hun verzekering kwijtgeraakt omdat die verbonden was aan hun arbeidscontract.
Trump is de afgelopen weken een president des doods geworden, die spreekt over het gigantische aantal levens dat de corona-uitbraak in de VS zal eisen en de ‘zeer, zeer dodelijke fase die op komst is’. Toch is een deel van zijn partij nog in de ontkenningsfase. Op 4 april waren er acht staten waar nog geen thuisblijforder gold, alle geleid door een Republikeinse gouverneur. Brian Kemp, de gouverneur van Georgia, was kort daarvoor toch overstag gegaan. ‘De ziekte verspreidt zich ook via personen die geen symptomen hebben’, sprak Kemp. ‘Tot en met 24 uur geleden wisten we dat niet.’ Het was op dat moment 2 april, Georgia had inmiddels duizenden besmettingen vastgesteld. Er waren 175 doden gevallen in de staat.
Terecht werd de vraag gesteld onder welke steen Kemp had geleefd dat hij pas in april wist dat Covid-19 ook kan worden verspreid door mensen die zich prima voelen. Het was een staaltje geveinsde onwetendheid, zo bleek. The Atlanta Journal-Constitution ontdekte dat de overheid van Georgia al zeker een maand daarvoor was gewaarschuwd door gezondheidsexperts dat corona ook kan worden overgebracht via mensen die geen symptomen hebben. Op alle niveaus van de Amerikaanse politiek kost zelfgekozen doofheid extra mensenlevens, en het einde is nog niet in zicht.
Thuisquarantaine, zo adviseren talloze zelfhulpartikelen, is een tijd om boeken te lezen en films te kijken waar je eerder niet aan toekwam. Afgelopen zaterdag keek ik Apocalypse Now. Het Vietnam-epos bleek zeer toepasselijk in tijden van een pandemie in Amerika. Aan het einde van een lange tocht langs morbide taferelen wacht een megalomane figuur, die zich alleenheerser voelt van een privékoninkrijk waar de dood zichtbaar heerst. Misschien is Trump een Kurz, losgekoppeld van menselijkheid, ongevoelig voor de dood van anderen. Hooguit zijn eigen sterfelijkheid confronteert hem met ‘the horror’.
De volgende dag sprak ik mijn onderbuurman, die zijn hond alleen nog uitlaat in de smalle voortuin van ons appartementencomplex. Met hem neem ik regelmatig de stand van het land door. Hij verontschuldigde zich voor zijn overpeinzingen deze keer. Natuurlijk maakte hij zich zorgen over overbelaste ziekenhuizen en toenemende sterftecijfers, maar hij vroeg zich ook af wat voor kunst er uit deze crisis naar voren zou komen. Hij maakte een vergelijking met de aidsepidemie in de jaren tachtig, die zijn weerslag kreeg in literatuur en films. In The New York Times had columnist David Brooks zich dezelfde vraag gesteld. Brooks trok een vergelijking met de Spaanse griep, die aan 675.000 Amerikanen het leven kostte, maar opvallend weinig artistieke reflectie teweegbracht. ‘Er werd niet over gepraat’, constateerde Brooks. Het lag volgens hem aan ongemakkelijkheid over het onvermogen dat de VS hadden getoond om voor de zieken te zorgen. ‘Misschien schaamde Amerika zich voor wat het geworden was.’