
In de bestuurskamer van de London School of Economics (lse), een van de meest prestigieuze universiteiten ter wereld, wordt geboeid geluisterd naar student Ben. Twee weken geleden bezette Ben met medestudenten de vergaderruimte van het lse-bestuur. Boven de ingang hangt nu een spandoek, binnen brengt Ben de roep om een andersoortige universiteit direct in de praktijk met een zelfbedachte cursus ‘Post-Crash Economics’. De London School of Economics houdt er een smalle kijk op de economische wetenschap op na, vertelt hij zijn publiek. ‘Je leert alleen het neoklassieke denken, met het individu dat zijn eigen winst probeert te maximaliseren als uitgangspunt.’ Zijn analyse is nog voorzichtig vergeleken met de tekst die boven de ingang van de bezette ruimte hangt. ‘London School of Exploitation’, staat op het dundoek geschreven.
Hoewel al sinds dag één met uitzetting en boetes wordt gedreigd, zitten Ben en zijn medestudenten er nog steeds. Hun eisenpakket klinkt bekend voor iedereen die de afgelopen weken heeft geluisterd naar de geluiden uit het Amsterdamse Maagdenhuis: er moet meer inspraak komen voor studenten en docenten in het bestuur van de universiteit. De wildgroei van flexibele contracten voor personeel moet ten einde komen, of dat nu de schoonmaker of de postdoc betreft. Het rendementsdenken moet op de helling.
De associatie met Amsterdam is geen toeval. In de bezette kamers hangen spandoeken waarop solidariteit met de bezetters in Amsterdam en andere studentensteden wordt geuit. Er is contact met het Maagdenhuis via sociale media. ‘Wat er in Amsterdam gebeurt is een directe inspiratie voor ons’, vertelt Ellen, student antropologie. Ze heeft kleine oogjes van het slaapgebrek dat een nacht doorbrengen op de universiteit met zich meebrengt. ‘Ook hier willen wij een universiteit die gebaseerd is op consensus binnen de academische gemeenschap.’ Ben valt haar bij. ‘De onvrede over de universiteit wordt breed gedeeld. Wat je hier ziet, gebeurt in Oxford, in Amsterdam, in heel Europa eigenlijk.’
De protesterende studenten op de lse voelen zich onderdeel van een internationale beweging. ‘De Vrije Universiteits Beweging verspreidt zich. Deze beweging stopt niet hier’, twitterden zij afgelopen weekend vanuit de lse-bestuurskamer. De actie werkt aanstekelijk in Groot-Brittannië. Ook op het naburige Kings College London en University of the Arts London (ual) stak een protestbeweging de kop op. Vorige week bezetten ual-studenten bestuurskamers van hun universiteit in St. Martins, een paar dagen later was het de beurt aan studenten van weer een andere Londense universiteit, Goldsmiths.
The Guardian heeft inmiddels de acties als een mondiaal fenomeen geïdentificeerd. ‘Universiteitsprotesten over de wereld: een gevecht tegen commercialisering’, kopte de krant boven verslagen uit Londen, Amsterdam en Toronto. En dat lijstje is nog lang niet compleet. Ook in Montreal, Quebec City, Vancouver en Halifax demonstreerden vorige week studenten met leuzen die aan Londen en Amsterdam doen denken.
Vorige week protesteerden duizenden studenten en docenten in Australië tegen een nieuwe wet voor hoger onderwijs die al twee maal in het parlement is gesneuveld. In Dublin bezetten honderden studenten van het National College of Art and Design kortstondig de bestuurskamer uit protest tegen bezuinigingen, in Birmingham deze week de universiteitsbibliotheek. In Caïro werd het bestuur van de Amerikaanse Universiteit aan een impeachment-procedure onderworpen vanwege ‘verregaande austerity-maatregelen’. En zelfs in de Albanese hoofdstad Tirana demonstreerden vorige week studenten, tegen ‘neoliberale hervormingen’ in het hoger onderwijs, die de schotten tussen publieke en privé-universiteiten opheffen, en tegen deregulering van collegegeld. In de Verenigde Staten hielden tijdelijke universiteitsdocenten een maand geleden een nationale stakingsdag.
De verschillende bezetters en protestgroepen hebben contact met elkaar, berichten over elkaars acties en bezoeken elkaar zelfs. Dat voedt het gevoel dat er sprake is van een internationale beweging. Nancy Ghuman, een Canadese student en onderwijsassistent, beleeft dat ook zo. Als vrijwilliger draait ze al weken mee in stakingen en demonstraties in Toronto. Die legden University of Toronto en York University, de grootste universiteiten van Canada met samen ruim honderdduizend studenten, de afgelopen weken deels plat.
‘Ik sta elke dag bij de ingang van de universiteit in shifts van vier uur’, vertelt ze via Skype. ‘We krijgen bijval, maar onze acties veroorzaken ook files en boosheid. We worden vaak bedreigd, er is geweld geweest en opzettelijke aanrijdingen. Ik voel me in de steek gelaten door mijn universiteit, die duidelijk geen prioriteit geeft aan het welzijn van haar studenten en staf. Maar ik voel me ook deel van een internationale beweging van burgers die terugduwen tegen neoliberale instituties. Volgens mij gebeurt dat wereldwijd. Studenten staan op tegen de privatisering van universiteiten, de hogere collegegelden, de stijging van salarissen aan de top, de krimpende budgetten. Ik heb het gevoel dat er een trickle effect is in Canada en daarbuiten. De energie groeit.’
Dat idee heeft ook Craig Smith, promovendus aan de Universiteit van Toronto en woordvoerder van de stakers. ‘De belangrijkste reden waarom we staken, is dat we onder het armoedeniveau worden betaald terwijl de universiteit luxe gebouwen neerzet, genoemd naar bedrijven, en het universiteitsbestuur een half miljoen vangt’, zegt hij per telefoon, rijdend in de metro van Toronto. ‘Tijdelijke krachten en aio’s verzorgen zestig procent van het onderwijs, maar de universiteit besteedt drie procent van het budget aan ons. Aio’s krijgen minder dan duizend euro per maand en studenten worden in bestuursdocumenten basic income units genoemd. Het bestuur waardeert ons niet als mensen. Studenten en staf in andere steden herkennen dat gevoel en beginnen hun eigen protest.’
Zien we hier daadwerkelijk de opkomst van een wereldwijde beweging met vergelijkbare motieven? Veel reacties op de Maagdenhuisbezetting typeerden dat protest als een typisch Amsterdams fenomeen, gericht tegen de specifieke situatie op de Universiteit van Amsterdam. Dat er bij de acties elders ook klachten opduiken over ‘de neoliberale universiteit’, ‘de privatisering van universiteiten’ of ‘de commercialisering van hoger onderwijs’ is volgens critici vooral folklore.
Toch is er waarschijnlijk meer aan de hand. De internationale ontwikkelingen in het hoger onderwijs zijn zeker voor een gedeelte vergelijkbaar en protesten daartegen veelal ook. Dat blijkt alleen al uit de droge cijfers. De druk op de financiën en de capaciteit van universiteiten is universeel. In de ontwikkelde landen van de wereld steeg het aantal studenten in het hoger onderwijs gemiddeld tussen 2000 en 2010 met maar liefst 25 procent. De kosten per student namen met vijftien procent toe, en de totale kosten voor hoger onderwijs stegen gemiddeld met veertig procent. Die kosten werden in 2010 voor dertig procent betaald met privé-geld (van bedrijven en personen): een derde hoger dan in 2000. Nederland behoort tot een ‘kopgroep’ van landen waar meer dan tien procent van de kosten voor hoger onderwijs door bedrijven wordt betaald; in Groot-Brittannië is dat zelfs ruim zeventig procent. Ook had Nederland de grootste stijging van het aantal studenten in heel Europa en is Nederland een van de weinige landen waar de uitgaven per student daalden.
Al deze landen werden vervolgens getroffen door de mondiale economische crisis, terwijl ze de groeiende universiteiten nog financierden op basis van afspraken en wetten van vóór de crisis en voor de grote stijging van het aantal studenten. De overheden reageerden met bezuinigingen en gingen collectief op zoek naar manieren om kosten te besparen in het hoger onderwijs. Ook de universiteiten zelf, die werden geconfronteerd met een snelle stijging van het aantal studenten, moesten hun financiën hierop afstemmen.
Maar deze situatie op zich verklaart nog niet dat er internationaal ‘iets’ gebeurt met het hoger onderwijs, en wat dat dan is. Er zijn verschillende manieren om daarnaar te kijken. Een eerste is door middel van een optelsom van individuele ervaringen. Illustratief is het relaas van de Britse schrijfster Marina Warner, hoogleraar literatuur aan de Universiteit van Essex. Warner dacht aanvankelijk dat ze met privé-klachten rondliep over haar baan aan de universiteit. Ze maakte zich zo boos over ‘de nieuwe bruutheid in academia’ dat ze vorig jaar ontslag nam en voor The London Review of Books een dagboek bijhield met de titel Why I Quit. Het liep uit op een erudiete tirade tegen de vervorming van haar universiteit tot een plek waar studenten ‘onderwijsconsumenten’ werden genoemd, zijzelf op ‘output’ en ‘impact’ werd beoordeeld en het ideaal van verheffing door educatie onherkenbaar geworden was.
Warner dacht zelf dat haar universiteit ‘een monsterlijke manifestatie’ van huidige trends betrof, maar direct na publicatie begonnen de e-mails en brieven bij haar en The London Review binnen te stromen. Niet alleen uit Groot-Brittannië, maar uit landen waar ‘de nieuwe methoden nog verder zijn doorgevoerd’, zoals Australië en Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten, Europa en dan ‘met name Nederland’. Volgens Warner ‘onthulde de correspondentie een diepere en bitterder werkelijkheid in hoger onderwijs dan ik ooit had gedacht’.
De brieven betroffen een litanie van klachten die inmiddels bekend zullen klinken: steeds opgeschroefde werklast, beoordelingen, toenemend primaat van geld en het binnenhalen van beurzen en sponsors, snelgroeiende studentenaantallen en tijdelijke contracten, bestuurders die in beursjargon praten en denken, topsalarissen, stijgende studieschulden, diploma-inflatie, et cetera. ‘Studenten, docenten, hoogleraren van de ene na de andere instelling tierden van boosheid; niet één probeerde de huidige situatie te verdedigen.’
Zelf denkt Warner dat de frustratie zo lang opgekropt bleef door een combinatie van schaamte, angst en onwetendheid. Schaamte omdat veel academici weten dat ze zich door publiek geld aan hun passie kunnen wijden, nog steeds vinden dat ze geluk hebben gehad en niet willen klagen. Onwetendheid, zoals bij zichzelf, over de schaal van het probleem. Angst omdat veel klagers bang zijn om geen nieuw contract te krijgen, op een dood spoor te worden gezet of in rechtszaken of claims terecht te komen wegens ‘beschadigen’ van de universiteit of schending van het beroepsgeheim (in Groot-Brittannië komt dat bijna tweeduizend maal per jaar voor). ‘Met slechts twee uitzonderingen vroeg iedereen die me aanschreef of ik hun naam geheim wilde houden’, schrijft Warner.

Toch dateren de aanklachten tegen de nieuwe koers in academia niet van gisteren. De afgelopen jaren heeft een groot aantal boeken het licht gezien waarin missie en werkelijkheid van de universiteit tegen het licht worden gehouden. Tot nu toe met weinig resultaat. ‘Overtuigende en vaak verwoestende kritiek lijkt nauwelijks tot geen effect te hebben gehad op het maken van beleid’, schreef Stefan Collini, hoogleraar letterkunde in Cambridge, drie jaar geleden in zijn boek What Are Universities For?, een overtuigende en vaak verwoestende kritiek op onderwijsbeleid. Collini stelt vast dat universiteiten meer geld nodig hebben en dat ze hun vraag om meer geld bijna zonder uitzondering rechtvaardigen met het argument dat ze ook geld genereren.
Maar dat is een doodlopende weg, meent hij. Het zoeken, vergroten en overdragen van kennis is belangrijk op zich, voor de verheffing van individuen en de verrijking van de maatschappij met technologie, cultuur, welvaart en rede. Het maken van een scheiding tussen ‘nuttige’ en ‘onnodige’ studies is in zijn visie kunstmatig en irreëel, maar hij stelt ook vast dat dat in Groot-Brittannië en andere landen steeds gewoner wordt. Andere boeken in deze stijl zijn Not for Profit van filosofe Martha Nussbaum en The Value of the Humanities van Oxford-hoogleraar Helen Small; de visie van Marina Warner hoort ook in deze hoek.
De ontwikkelingen in het hoger onderwijs worden ook vaak gezien als deel van een neoliberaal project, geleid door een reeks regeringen – denk aan die van Cameron, Rutte, Bush jr., Sarkozy en anderen – om hoger onderwijs dienstbaar te maken aan economische groei. Neoliberalism’s War on Higher Education van de Amerikaanse pedagoog Henry Giroux hoort bij deze visie, of de Britse tegenhanger The Assault on Universities: A Manifesto for Resistance. Ook de Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee onderschreef dit in zijn essay Universities Head for Extinction. Inhoudelijk sluit deze visie goed aan bij de protesten in Amsterdam, Londen en Toronto.
‘Ik hoor om me heen veel mensen praten over de bezetting in Amsterdam. Vaak hoor ik: “Het werd tijd.” Ik ben erg blij dat Nederlandse studenten het debat nu een impuls geven’, zegt Des Freedman, auteur van The Assault on Universities. ‘De protesten die we nu zien, zijn geen eindspel’, zegt hij. ‘Het zijn uitingen van de blijvende instabiliteit die de verschraling van hoger onderwijs veroorzaakt. Jaren geleden hadden we al de studentenmarsen in Spanje, Italië en Chili, en er zullen nieuwe protesten zijn in de toekomst.’
Volgens Freedman zijn de problemen die hij in zijn boek beschreef de afgelopen drie jaar alleen maar toegenomen. ‘Ik stelde dat studenten en staf controle hebben verloren over hun universiteit, en dat hoger onderwijs steeds minder draait om het opleiden van studenten tot intellectuele burgers en steeds meer om toepasbaarheid van kennis en aansluiting van studenten op de arbeidsmarkt’, zegt hij vanuit Londen. ‘Ik schreef dat bedrijven steeds meer de academie binnendringen en dat overheidsbeleid voor hoger onderwijs wordt gestuurd door de ideologische visie dat de universiteit toepasbare kennis en hooggekwalificeerde werknemers moet afleveren. Daar is niets in veranderd.’
Freedman ziet de zorgen over deze zaken nu terug bij studenten. ‘Ik was vanmorgen bij de bezetters van Goldsmiths en zij denken heel serieus na over welke middelen de universiteit heeft en hoe die moeten worden benut om staf en studenten het best te dienen. Het is een groot contrast met mensen in universiteitsbesturen en het ministerie van Onderwijs. Zij zeggen dat er nu eenmaal geen keuze is: dat deregulering van universiteiten en het aantrekken van privé-geld noodzakelijk is om internationale concurrentie aan te kunnen, dat studenten meer zullen moeten lenen en het rijk minder zal moeten bijdragen. Maar natuurlijk is dat een keuze en studenten en staf begrijpen dat. We hoeven niet te accepteren dat onze universiteiten internationaal moeten concurreren en dat internationale ranglijsten van universiteiten daarvoor de beste maatstaf zijn. Uiteindelijk is die keuze politiek.’
Dat ziet niet iedereen zo. Veel kritiek op nieuwe ontwikkelingen in het hoger onderwijs richtte zich de afgelopen jaren op de vraag wat de waarde van een universiteitsdiploma precies is, of zo’n diploma het geld waard is dat daarvoor betaald moet worden, en of universiteiten op een verantwoorde manier hun inkomsten genereren en besteden. Dat is een manier om te kijken naar mondiale veranderingen in het hoger onderwijs: als een internationale trend waarbij universiteiten steeds minder draaien om onderwijs, en steeds meer om het verstrekken van een product. Weinig verrassend leeft deze kritiek vooral in de Verenigde Staten.
De VS zijn in sommige opzichten het beloofde land van de wetenschap – de beste universiteiten zijn daar – maar ook in sommige opzichten een voorbeeld van hoe het níet moet. Alle landen willen een eigen Harvard of Princeton aan de [vul rivier in] creëren, maar de VS zijn ook het land van uitwassen als de Universiteit van Phoenix. Deze ‘universiteit’ is ontstaan toen investeringsbanken zich op onderwijs stortten. Als paradepaard van een beursgenoteerd bedrijf telde de Universiteit van Phoenix op het hoogtepunt zeshonderdduizend studenten die werden binnengeharkt door recruiters die per binnengehaalde student werden betaald. De universiteit besteedde twee keer zo veel aan marketing als aan onderwijs en dreef voor negentig procent van haar inkomsten op leningen die studenten bij de staat afsloten – leningen die één op de vijf van hen vervolgens niet meer kon afbetalen.
Een andere for-profit-universiteit werd overgenomen door Goldman Sachs. Vervolgens stuurde deze universiteit zijn recruiters de straat op met ‘scripts’ die hen instrueerden om de ‘pijn’ van potentiële studenten te identificeren en hen ervan te overtuigen dat de universiteit een oplossing voor die pijn zou zijn. Beide universiteiten breidden zich uit naar ‘groeimarkten’ in buurlanden en Azië en begonnen bestaande universiteiten in het buitenland over te nemen.
De VS zijn ook in een ander opzicht een uitzondering. In de VS wordt veruit het meeste geld besteed per opgeleide student van alle landen ter wereld: ruim twee keer zo veel als het gemiddelde in andere ontwikkelde landen. Een groot deel van die kosten zit in torenhoge collegegelden. Die gingen in de afgelopen veertig jaar met gemiddeld zevenenhalf procent per jaar omhoog. De VS tellen nu al vijftig universiteiten die meer dan zestigduizend dollar per jaar kosten. Die worden vaak op de pof betaald: het totaal aan uitstaande studieleningen in de VS bedraagt meer dan een biljoen dollar.
‘Het probleem is niet noodzakelijk de kosten, het probleem is wat de studenten ervoor krijgen’, zegt Richard Arum, socioloog aan New York University en auteur van Academically Adrift: Limited Learning On College Campuses. ‘Voor mij is de waarde van hoger onderwijs heel hoog, niet alleen in economische opbrengst maar ook voor het leiden van een waardevol leven. In de VS verschuift de focus van universiteiten echter steeds meer van hoger onderwijs naar luxe studentenhuizen, sportcentra, indrukwekkende gebouwen, opgeblazen bureaucratie. Ik heb voor mijn boek duizenden studenten een test laten doen, waaruit bleek dat ze tijdens hun studie nauwelijks vooruit waren gegaan in hun vermogen om kritisch te denken, helder te schrijven en complexe analyses te maken.’
Dat is ook geen wonder: volgens Arums onderzoek besteden studenten aan Amerikaanse universiteiten gemiddeld twaalf uur per week aan studie, minder dan de helft van de jaren zestig. Studenten komen ook niet naar de universiteit om te leren, denkt Arum. ‘In de slag om studenten binnen te halen, benaderen universiteiten studenten steeds meer als consumenten die ze blij willen maken. En studenten komen voor twee dingen: voor een diploma dat hun toegang geeft tot bepaalde banen, en voor een levensfase waar ze allerlei voorstellingen van hebben en waar ze heel erg van willen genieten. Universiteiten moeten hun focus terugkrijgen op academische kwaliteit en hoger leren.’
Vooralsnog wijst niets erop dat de trends in de VS de andere kant op gaan. En dat heeft een heel leger van critici op de been gebracht: van progressieven die een groeiende kloof zien tussen rijk en arm, van conservatieven die zien dat de Chinezen naderen op de lijstjes terwijl er meer wordt uitgegeven, van economen die een nieuwe schuldenbubbel opgeblazen zien worden, en van academici die zien dat de waarde en waardering van de universiteit afkalven.
Het verhitte debat over de waarde van een universiteitsdiploma, en de stijgende kosten ervan, hebben recent wel geleid tot een rappe daling van het aantal studenten in sommige studies. Juist opleidingen die mensen kiezen om goede banen bij grote bedrijven te krijgen, krijgen de klappen nu meer Amerikanen de economische waarde van hun diploma afwegen. Inschrijvingen bij rechten zitten bijna op de helft van het niveau van 2007; bedrijfskunde zit in dezelfde hoek. Alle onrust rondom academia bewoog kredietbeoordelaar Moody’s ertoe om zijn rating van de hele onderwijssector in de VS af te waarderen tot ‘negatief’.
Universiteiten hebben wereldwijd te maken met vergelijkbare ontwikkelingen, die ook nog vaak door druk van buitenaf tot stand komen. Dat is de insteek van The Great University Gamble: Money, Markets and the Future of Higher Education, van de Britse filosoof Andrew McGettigan. In zijn boek, dat twee jaar geleden uitkwam, probeert McGettigan zo nauwkeurig en objectief mogelijk te kijken naar wat er met universiteiten gebeurt.
‘Ik heb bewust termen als “neoliberale universiteit” vermeden omdat mensen daar van alles mee bedoelen en omdat de nieuwe richting van universiteiten volgens mij niet door ideologie gedreven wordt’, zegt hij vanuit Londen. ‘De term grijpt wel iets van wat er gebeurt, maar het klinkt samenzweerderig, terwijl universiteitsbestuurders zich vaak gedwongen voelen tot nieuw beleid en reageren op veranderingen van buitenaf. Vaak is de aanleiding bezuinigingen van de overheid. In Groot-Brittannië kondigde de regering in 2010 grote bezuinigingen aan en moesten universiteiten binnen anderhalf jaar vervangende inkomsten vinden. Bestuurders verhoogden vaak collegegeld en gingen op zoek naar privé-sponsors en andere bronnen van inkomsten. Maar ze moesten nu ook voor investeringen geld lenen. Daarvoor moesten ze met financiële instellingen in zee en moesten ze de financiën van departementen veel strenger controleren, om zeker te zijn dat ze hun langetermijnverplichtingen konden nakomen. Op die manier komt er steeds meer pressie richting commercialisering van de universiteit en het genereren van inkomsten.’
En die beweging naar commercialisering is natuurlijk zichtbaar – zonder de aanleiding ervan. ‘Studenten zien nieuwe gebouwen of leerstoelen met privé-namen erbij’, zegt McGettigan. ‘Ze zien commerciële koffieketens en lunchzaken verschijnen. Ze zien bewakers en schoonmakers van privé-bedrijven in plaats van universiteitsmedewerkers. Ze zien professoraten voor mensen die dat niet verdienen. Ze zien dat hun universiteit gaat ondernemen of speculeren met vastgoed. Ze zien hun universiteit op dubieuze manieren zoeken naar geld en een verhoging van collegegeld. Natuurlijk maakt dat ze boos.’
Dat verhaal klinkt alsof universiteitsbesturen alle onrust zouden kunnen smoren als ze de zaken maar goed uitlegden. Maar dat bestrijdt McGettigan. ‘Openheid en transparantie zou een heel andere manier van besturen vergen met inspraak en debat over prioriteiten, niet alleen andere pr’, zegt hij. ‘En veel universiteitsbestuurders kunnen volgens mij ook niet helder uitleggen wat ze precies doen en waarom. Ik heb met veel van hen gepraat, en het werd me duidelijk dat veel van hen de nieuwe situatie, en de nieuwe universiteit die zij vorm moeten geven, niet goed begrijpen. Het oude model van de universiteit als openbare stichting wordt uitgedaagd. De nieuwe universiteit moet nieuwe manieren van financiering koppelen aan oude idealen van wetenschappelijk onderzoek en vorming. Het is veel bestuurders niet duidelijk hoe dat moet; laat staan studenten. Wel duidelijk is dat veel van hen, in veel verschillende landen, hun universiteit niet meer herkennen.’
Met medewerking van Casper Thomas
Beeld: (1) Londen, 25 maart. Honderden studenten lopen van de London School of Economics naar het Londen College of Communication als protest, tegen onder meer de hoge collegegelden. Enkelen proberen door de afgesloten deur van University of the Arts London te breken (Geovien So / Pacific Press / LightRocket / Getty Images); (2) Maart, affiche dat wordt gebruikt in Londen (Twitter)