Michel van der Aa © Sarah Wijzenbeek

Een popalbum van Michel van der Aa, een van de gezichtsbepalende componisten in het land, lag wel en niet voor de hand. Pop was het land van zijn roots, maar hij hoefde er niet voor uit zijn rol te stappen. In zijn officiële oeuvre werd de scheidslijn tussen ‘lichte’ en ‘ernstige’ muziek al langzaam vager, vooral sinds zijn alliantie met de klassiek geschoolde singer-songwriter Kate Miller-Heidke. Voor haar monteerde hij in zijn 3D-opera Sunken Garden al twee pop-achtige aria’s. En creëerde hij The Book of Sand, een interactieve liedcyclus in een soort metavideoclip met drie keuzetrajecten voor muziek en beeld, al naar gelang in een pop-achtige of meer klassieke setting.

In zijn thuisstudio zag ik op werkbezoek de modulaire synthesizer ontstaan die hij meteen maar zelf bouwde. In gesprekken hoorde je Van der Aa met een zekere nostalgie over popmuziek praten, hardop mijmerend over de dramaturgische verwantschap tussen popsong en aria met hun verwante opdracht binnen vijf minuten een gevoel of stemming in te stralen. Time Falling, als dubbel-lp op – attentie! – 45 toeren ook op vinyl leverbaar, komt dus niet helemaal uit de lucht vallen.

Voor het eerst wordt Van der Aa op gitaar, piano en synthesizers de multi-instrumentalist van zijn eigen virtuele bandje. De transitie is natuurlijk relatief voor een componist die in eerdere multimediaprojecten altijd al achter de knoppen voor muziek en beeld zat. Het openingsnummer ‘Mirrors of Night’ maakt meteen duidelijk dat Van der Aa geen Coldplay-koorts onder de leden heeft. De muziek sluit verbazingwekkend aan op zijn officiële oeuvre. De stijl is helemaal Van der Aa in de harmonieën, de typische geluidseffecten, de serene semi-digitale sfeer van eenzame reflectie op een onbenoembare oneindigheid, het overkoepelende thema van de songs. Ondanks de medewerking van het Nederlands Kamerkoor is Time Falling een intelligent gepopulariseerde uitloper van The Book of Sand, dat in ‘Asterion’ wordt opgenomen in dit nieuwe universum.

Over de hitgevoeligheid van deze genetisch gemodificeerde popmuziek heb ik twijfels. De poging van de componist tot een echte vereenvoudiging van idioom te komen is maar half gelukt. Van de elf tracks is alleen ‘I Think of Fire’ in zijn betrekkelijke eenvoud bijna een popliedje dat, in verstandige landen, een culthit zou kunnen worden. Verder ligt de lat hoog met teksten naar Borges, Pessoa en García Lorca en een vocabulaire dat bijna steeds te brainy en complex is voor de charts. De beats van ‘Queen of the Night’, ‘I Think of Fire’, ‘Asterion’ en ‘Let Me Go’ imiteren een instinct dat ze vreemd blijft. Ze simuleren verlangde lichamelijkheid. Dit blijft denkende, overbewuste muziek die niet zweet en bloedt, maar fascineert door de beklemming van zijn atmosfeer en de schoonheid van de akoestische vormgeving.

De synthesizer is trouwens klaar, geloof ik. De fantastisch klinkende productie baadt in fraai walmende analoge space-geluiden, aangelengd met het psychedelische Radiohead-gitaargeluid dat de spelende componist zo bewondert. En Kate Miller-Heidke zingt absoluut zuiver met de vreemde, zacht geseksualiseerde fragiliteit van de verdwaalde ziel die in een psychisch uitgewoonde wereld mens probeert te blijven.


Michel van der Aa – Time Falling (Disquiet Media)