Frankrijk en Nederland delen als enige landen ter wereld al honderden jaren een eiland, Sint Maarten. Sinds enkele decennia delen ze een luchtvaartmaatschappij, Air France-KLM, en vanaf 2016 zelfs een schilderij: Rembrandts tweeluik Marten & Oopjen. Een ontwikkeling die wijst op een unieke relatie. Niets is minder waar. De wortels van deze verstandhouding reiken inderdaad ver terug in de geschiedenis, de zestiende eeuw met Willem van Oranje en Henri IV of de Napoleontische periode rond 1800, maar historische contactpunten en geografische nabijheid kunnen niet verhullen dat beide landen eeuwenlang vooral met de ruggen naar elkaar hebben gezeten.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar weliswaar verandering in via het Europese project, maar echt hartelijk was de onderlinge relatie nooit. Den Haag interpreteerde Europa als markt en vertrouwde voor zijn veiligheid op de Amerikaanse paraplu. Franse machtaanspraken en ideeën voor politieke integratie van het continent werden met argwaan bekeken. Andersom roemde Charles de Gaulle de ‘grande nation’, maar daar ging de kwalificatie ‘petit pays’ aan vooraf. Voor Fransen waren Nederlanders ongepolijste ‘bataves’ uit het hoge noorden en omgekeerd was er, aldus oud-correspondent Martin Sommer, ondanks de jaarlijkse zomertrek naar het meest favoriete vakantieland vooral sprake van ‘elementair wantrouwen’.
In de jaren negentig verijsde de verstandhouding. Frans onbehagen over het vrijzinnige Nederlandse drugsbeleid klonk steeds luider. In weerwil van Schengen voerde de gendarmerie grenscontroles in. President Jacques Chirac noemde Nederland een ‘narcostaat’, waarop minister Annemarie Jorritsma van Economische Zaken repliceerde met ‘Frankrijk is een leuk land, jammer dat er Fransen wonen’. De hervatting van de kernproeven op het Stille Zuidzee-atol Moruroa leidde in Nederland tot felle reacties in de publieke opinie en zelfs een boycot van Beaujolais. Teneinde deze stroeve verhoudingen vlot te trekken besloten Parijs en Den Haag te investeren in uitwisselingen op departementaal en stedelijk niveau. Terugblikkend zegt de Franse oud-ambassadeur Bernard de Montferrand (1995-2000) over deze periode: ‘Ik sprak zoveel mogelijk in het Nederlands om maar gehoord te worden.’ Het staatsbezoek van Chirac begin 2000 sloot deze moeizame periode af en luidde een nieuwe fase in de onderlinge betrekkingen in.
Tot halverwege de jaren tien van deze eeuw was de bilaterale relatie nieuwe stijl ‘correct’ maar ook afstandelijk. Een reeks externe crises bracht hier verandering in. De Brexit, aangekondigd vanaf 2016, had verstrekkende geopolitieke consequenties voor het interne Europese machtsevenwicht. Den Haag raakte een natuurlijke en belangrijke bondgenoot kwijt. Nederland kon niet langer schuilen achter de brede Britse rug. Na de behaaglijke luwte van Londen werden noodgedwongen nieuwe continentale constructies verkend. Aanvankelijk lag een Franse flirt niet voor de hand. Op Emmanuel Macrons vergezichten voor een sterkere Europese Unie, in 2017 uitgesproken in gezwollen speeches in Athene en aan de Sorbonne, reageerde Den Haag onderkoeld. Er was geen enthousiasme voor een eurozoneparlement en de ombouw van een monetaire naar een transferunie waarbij sterkere Europese schouders de zwakkere landen zouden ondersteunen. Nederland zocht zijn heil in de Hanzeliga en schaarde zich met Scandinavië, de Baltische staten en Ierland onder het vertrouwde vaandel van vrijhandel en strikte begrotingsdiscipline.
Maar de aaneenschakeling van internationale crises en geopolitieke verschuivingen stimuleerde een strategischer visie op Europa: de assertieve opstelling van China, Amerika’s relatieve onbetrouwbaarheid, de klimaatcrisis en pandemie alsook de uitslaande oorlog in Oekraïne. Het op wereldzeeën en liberale marktordening gerichte Nederland realiseerde zich dat de Europese band moest worden verstevigd. Ten langen leste zei Den Haag niet meer automatisch nee tegen Franse ambities met Europa, maar ging het steeds vaker het gesprek aan. Tegenwoordig is industriepolitiek niet langer een Franse strijdkreet maar ook, stapvoets, nieuw Nederlands realisme.
Opeenvolgende kabinetten-Rutte hebben een lange weg afgelegd van euroscepsis (I) tot de meest pro-Europese regering (IV). De premier leerde zelfs een mondje Europees spreken. In toespraken te Straatsburg (2018) en Zürich (2019) ontvouwde hij vergezichten waar voorheen Macron het patent op had. Rutte hamerde op Europese strategische en technologische belangen en gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid.
In 2017 was met Emmanuel Macron de meest eurofiele president uit de geschiedenis van de Vijfde Republiek aangetreden. Het adagium van de jonge president was dat Frankrijk alleen kon hervormen in Europees verband. Parijs is ook om andere redenen gedwongen tot een heroriëntatie, aldus Laure Mandeville, ‘grand reporter’ bij Le Figaro. Ze wijst op een crisisstemming in de Franse buitenlandpolitiek. De oude vertrouwde Frans-Duitse as knarst en kraakt, de relatie met Oost-Europa is dringend aan herziening toe en de traditioneel hechte band met Rusland is sinds de oorlog gedesavoueerd. ‘Frankrijk zoekt bondgenoten en niet alleen grote landen’, aldus Mandeville. Door de Brexit is het soortelijk gewicht van Nederland in Brussel toegenomen. De kleine handelsdelta vormt voor Frankrijk geen bedreiging, maar is wel groot genoeg om andere Europese ‘kleintjes’ mee te krijgen. Bovendien is Den Haag voor Parijs interessant vanwege de goede trans-Atlantische betrekkingen. En een extra poortje richting Duitsland en noordelijk Europa is altijd handig.
Op verschillende dossiers kwam het tot nauwe(re) samenwerking. Zo sloegen Den Haag en Parijs de handen ineen inzake regulering van migratie en bestrijding van de transnationale drugshandel. In mei 2019 presenteerden Frankrijk en Nederland op de Europese top in Roemenië een gezamenlijk klimaatplan. Mark Rutte en Emmanuel Macron lezen de klimaattransitie door de bril van innovatie, technologische kansen en marktaandeel. De nationale kennis- en maakindustrie moet zich met batterijen, waterstof en kernenergie ontwikkelen tot strategische bondgenoot van het EU-klimaatbeleid.
Voormalig CEO van het Franse telecommunicatiebedrijf Alcatel-Lucent Ben Verwaayen ziet in deze ontwikkelingen een bevestiging voor zijn opvatting dat Frankrijk steeds meer een verbinder wil zijn en niet langer alleen maar een voorbeeld. Op zijn beurt karakteriseerde minister van Financiën Wopke Hoekstra in 2019 de band tussen Parijs en Den Haag als ‘hecht en sterk’.
Recente cijfers van het CBS en Business France wijzen op een verstevigd handelspartnerschap. Het laatste decennium is de export naar Frankrijk gestegen met dertig procent, terwijl de import met twintig procent toenam. Frankrijk is onze derde exportbestemming en staat omgekeerd op de zesde plaats voor onze import. Nederland is voor Frankrijk de achtste exportbestemming en qua import de zevende leverancier. Bedrijfsinvesteringen over en weer, van Hema via TomTom tot Danone, namen toe. Verwaayen: ‘Nederland-Frankrijk, het klikt. Niet omdat we op elkaar lijken, maar omdat we pragmatisch zijn. We kunnen het goed met elkaar vinden.’
Ook de algemeen directeur van Airbus Defence and Space Netherlands, Rob Postma, toont zich optimistisch. Hij is zeer te spreken over gezamenlijke stappen van Frankrijk en Nederland op het gebied van innovatie en industrialisatie. Nederland beschikt met Delft, Eindhoven en tno over kenniscentra van naam die bijdragen aan innovaties op het gebied van duurzaamheid. Postma werkte ruim een decennium bij Airbus in Toulouse en kent Frankrijk als zijn broekzak. Beide landen vullen elkaar volgens hem vooral goed aan: ‘Nederland kan van Frankrijk afkijken hoe je langetermijnstrategie ontwikkelt en groeifondsen opzet. In Nederland mag de link tussen kennisinstellingen en industrie nog wel wat sterker.’ Omgekeerd kan Frankrijk volgens Postma innovatiever opereren en meer ‘out of the box’ denken. Net als op diplomatiek gebied is de relatie in het economische veld complementair.
Beeldbepalend voor de onderlinge verstandhoudingen is Air France-KLM. In twintig jaar tijd heeft de luchtvaartmaatschappij zich ontwikkeld van steen des aanstoots tot hoeksteen. Voormalig president-directeur Peter Hartman maakte het hele proces mee waarin het kwam tot de deal tussen Air France en klm. Hij signaleert dat er in Nederland voortdurend kritiek is geweest, het gevoel dat er iets werd afgepakt of dat Nederland ‘Frans’ moest gaan kopen. ‘Maar zonder Air France had klm zich nooit zo kunnen ontwikkelen’, zegt hij. ‘klm is operationeel autonoom gebleven en niet leeggelepeld. Bovendien zijn beide brandnames Air France en klm blijven bestaan.’
De formele relatie is goed, maar er zijn nog altijd grote cultuurverschillen en het onderlinge wantrouwen is nooit helemaal verdwenen. In 2019 kocht Nederland in het geheim veertien procent aandelen Air France-KLM. Een overvaltechniek met als doel Nederlandse belangen veilig te stellen. Parijs reageerde stekelig (maar had binnenskamers ook waardering voor zoveel Bataafse bravoure, een copy-paste van Franse panache). Ook volgens Hartman is het Franse bedrijfsleven sterker gericht op strategie en langeretermijndenken. ‘Fransen zijn filosofischer, weinig gaat simpel, het is veel vioolspelen. Daarentegen nemen we in Nederland meer de tijd om mensen mee te nemen in procesveranderingen.’
In het uitrollen van een nieuwe industriepolitiek, die duurzaam is en op de toekomst gericht, kunnen Frankrijk en Nederland in de nabije toekomst nog veel voor elkaar betekenen. Frankrijks omvangrijke maakindustrie en strategische slagkracht is complementair met de Nederlandse kennisindustrie en innovatieve gerichtheid. Hartman: ‘Het gaat er niet om wie de grootste is. Het gaat erom dat Frankrijk en Nederland in de combinatie kunnen denken: waar worden we samen sterker van?’

De goede verstandhouding tussen beide regeringsleiders is een andere verklaring voor de huidige politiek-economische samenwerking. Zowel president Macron als premier Rutte is pragmatisch en oplossingsgericht. Ze staan bekend als adepten van modernisering, start-upcultuur, technologisering en marktwerking. Dat in het Élysée een hervormingsgezinde president zetelt kan in het Torentje op instemming rekenen. Bovendien is er ook zoiets als persoonlijke alchemie: bij het eerste bezoek van Rutte aan het nieuw gekozen Franse staatshoofd, in juni 2017, was er een ‘klik’. Ze zagen elkaar een tiental keren en spraken via talloze bilateraaltjes in de coulissen van internationale bijeenkomsten. De meme Buddies die LuckyTV in maart 2018 uitzond over Macrons rondleiding in het Torentje was een humorvolle bevestiging van deze onderlinge verhouding.
Macron is drie keer op werkbezoek geweest in Den Haag en dat is voor een Franse president een unicum. Over en weer zoeken ministers en ambtenaren elkaar regelmatig op. Politiek betekenisvol was de eerste gezamenlijke kabinetsvergadering in maart 2022. In het Élysée schoven premier Rutte en vijf ministers aan bij hun Franse collega’s. Een primeur. Tot dan toe waren dergelijke overleggen alleen voor Berlijn en Rome weggelegd. Er is momenteel dus veel smeerolie voorhanden, diplomatiek, politiek en persoonlijk, om gezamenlijke belangen in Brussel te pitchen en daar waar het onderling schuurt via overleg vlot tot een compromis te komen.
Politieke continuïteit speelt de relatie ontegenzeggelijk in de kaart. Rutte is inmiddels de langst zittende Nederlandse premier en net zo uitzonderlijk was de herverkiezing van Macron in 2022 voor een tweede termijn van vijf jaar. Franse presidenten worden immers zelden herkozen. Deze politieke longue durée heeft de onderlinge band versterkt.
Maar ‘bromance’ en de goede economische relatie betekenen allerminst dat beide naties zich hebben verloren in een ‘romance’. Goede persoonlijke betrekkingen kunnen niet verhullen dat de Frans-Nederlandse bilaterale relatie vooral een door politieke en economische omstandigheden opgelegd verstandshuwelijk is. Complementariteit, niet affiniteit, is bepalend. Verdiepend wederzijds begrip ontbreekt en dat is cultureel-historisch bepaald. Volgens De Montferrand zijn de Franse en de Nederlandse mentaliteit gewoonweg ‘infiniment différentes’. Recentelijk bleek dat inzake de retraites. Het felle verzet van de Fransen tegen de verhoging van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar leidde in de polder tot meesmuilende commentaren en onbegrip.
Dat beide stelsels ten ene male niet met elkaar kunnen worden vergeleken is tot daar aan toe. Media en publieke opinie konden maar moeilijk bevatten dat Fransen er een andere levensfilosofie ten opzichte van werk en privé op nahouden. In hun ogen zijn Fransen verwend en lui. Frankrijk beleven ze alleen voor hun ontspanning. De televisieprogramma’s Ik vertrek en Chansons! ontlenen hun populariteit aan nostalgische verbeeldingen van platteland en Parijs. Omgekeerd leiden stereotiepe voorstellingen ook een taai leven. In 1998 liet president Chirac zich ontvallen dat ‘Hollanders kooplieden zijn, alleen maar geïnteresseerd in de handel van kan niet schelen wat’. Die gedachte heeft twintig jaar later niets aan zeggingskracht ingeboet, getuige de woorden van Michel Houellebecq in zijn roman Sérotonine: ‘Nederland is geen land maar hooguit een handelsonderneming.’
In het aanmoedigen van wederzijds begrip zou, juist in deze tijden van gelukkige bilateraliteit, een taak zijn weggelegd voor cultuur. In 2016 kochten beide landen twee portretten van Rembrandt aan die door de particuliere eigenaar, de Parijse baron Éric de Rothschild, in de verkoop waren gedaan. Een sterk staaltje gezamenlijk optreden, waar overigens een diplomatieke rel aan vooraf was gegaan. Nederlandse partijen hadden te snel geschakeld en schoffeerden het Gallische eergevoel voor cultureel erfgoed. De Franse regering ging voor de verkoop van Marten & Oopjen liggen. Uiteindelijk werd een compromis gevonden in gedeelde koop. Sindsdien is het 160 miljoen kostende tweeluik afwisselend te zien in het Louvre en het Rijksmuseum.
Deze kwestie is de Frans-Nederlandse relatie ten voeten uit. Tegenover krachtig gezamenlijk optreden en compromisbereidheid gaapt een communicatieve en mentale kloof. Inmiddels is veel klassiek-culturele infrastructuur van onderaf verdampt. In 2013 en 2016 sloten achtereenvolgens het Institut Néerlandais (Parijs) en het Maison Descartes (Amsterdam) hun deuren. Koningin Beatrix had op het staatsbanket in 2000 nog haar waardering uitgesproken voor deze belangrijke ontmoetingsplaatsen, juist vanwege het inzicht dat ze geven ‘in de cultuur van het andere land’.
Volgens Thomas Beaufils, voormalig directeur van het Réseau Franco-Néerlandais in Lille, hebben beide samenlevingen veel te winnen bij een nieuw ‘imaginaire’. Gangbare voorstellingen van drugs, tulpen en molens versus ‘du pain, du vin, du boursin’ zijn hopeloos gedateerd. Maar een krachtig nieuw en zinnenprikkelend voorstellingsvermogen ontbreekt. En dan helpt het niet dat de belangstelling voor alles wat intrinsiek Frans is in Nederland onder jonge generaties in rap tempo smelt. De Alliance Française, het meer dan honderd jaar oude promotienetwerk van taal en cultuur, vergrijst en steeds meer afdelingen overleven alleen door activiteiten te bundelen. Academische opleidingen Frans zijn intellectueel leeggelepeld en trekken steeds minder eerstejaars. Recentelijk luidde het ministerie van Onderwijs de alarmbel en schaarde het Frans onder de ‘tekortvakken’.
Ontegenzeggelijk heeft de onstuimige opmars van het Engels contacten over en weer vergemakkelijkt. Het is tegenwoordig zelfs mogelijk Engels te spreken in de residentie van de Franse ambassadeur zonder te worden geëxcommuniceerd. Toch zou meertaligheid steviger op de kaart moeten worden gezet. Een in 2010 in opdracht van het ministerie van ocw opgesteld Regioplan 2056 beklemtoonde dat potentiële handelspartners met Frans en kennis van de Franse samenleving een voorsprong hebben. Ed Kronenburg, voormalig ambassadeur in Parijs (2012-2017), beaamt dat het Frans ‘niet een taal is die je zomaar even terzijde kunt schuiven’. En de Franse hoofdstad blijft een omgeving waar veel informatie voorhanden is over ook voor Nederland belangwekkende internationale en geopolitieke ontwikkelingen.
Deze week hoeft Macron geen plooien glad te strijken zoals zijn voorganger Chirac in 2000. Toespraken, ceremonies en staatsbanket zullen de goede verstandhoudingen onderstrepen. En de komst van een uitgebreide Franse delegatie betekent boter bij de vis op economische en technologische dossiers. In hoeverre dit verstandshuwelijk toekomstbestendig is, zal moeten blijken. De huidige relatie wordt bijeengehouden door een Europese riem, maar in beide landen borrelt euroscepsis aan de oppervlakte. In 2005 stemden Frankrijk en Nederland nog tegen de Europese grondwet. Groeiende polarisatie en een versnipperend politiek landschap voeden het anti-Europa-sentiment. De Franse historicus Christophe de Voogd toont zich sceptisch. Hij beschouwt vooral het traditioneel revolutionaire Frankrijk ‘plus imprévisible’ dan Nederland.
Voor zowel Emmanuel Macron als Mark Rutte is het staatsbezoek een welkome afleiding bij netelige binnenlandse situaties. In Frankrijk doven de felle protesten tegen de omstreden pensioenwet maar niet uit, gevoed door een viscerale afkeer van alles waar Macron als politieke persona voor staat. En Den Haag worstelt met de uitslag van de provinciale verkiezingen. Het goede nieuws is wellicht dat een wisseling van de wacht nog even op zich kan laten wachten. Rutte lijkt vooralsnog niet uitgekeken op Den Haag. En Macron zit nog tot mei 2027 in het Élysée. Tot die tijd zit het met het Frans-Nederlandse verstandshuwelijk wel snor.