Eind mei zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP). Ze zullen relevanter worden dan ooit. Dat heeft niet zozeer te maken met de kandidaten en hun campagnes, want die zijn vaak nauwelijks bekend. Het gaat om iets anders. Sinds de laatste Europese verkiezingen in 2014 zijn geschiedenis en politiek aan een adembenemende inhaalslag bezig. In die stroom worden de EP-verkiezingen meegesleurd, en dat zal van deze verkiezingen heel andere maken dan die van 2014.

Toen, in 2014, leek het of de eurocrisis de enige echte hoofdzaak was. De opwinding rond vluchtelingen en migranten smeulde nog onder het Europese beleidsoppervlak. Van een Brexit-referendum was nog geen sprake. Donald Trump als president van de Verenigde Staten was iets voor de wereld van de fictie, net als cyberinmenging en -manipulatie in de voorbeelddemocratieën van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De aanslagen in Parijs, Brussel en Berlijn waren nog niet gepleegd. De nieuwjaarsnacht van Keulen was verstopt in de duisternis van de toekomst. Van de muur van Orbán waren de bouwtekeningen nog niet gemaakt.

Maar kort voor de EP-verkiezingen van 2014 gebeurde er wel iets dat het Europa van de EU van zijn stuk bracht: Rusland annexeerde de Krim. Overbluft staarde de EU de intimidatie van macht en intrige uit een ander tijdperk in het gezicht. Maar de verkiezingen gingen er niet over. Dat bleek. Nooit brachten minder Europeanen hun stem uit bij verkiezingen voor het EP dan in mei 2014. De gemiddelde opkomst was 42,5 procent. In Polen, waar de Krim-annexatie alle alarmbellen deed afgaan, ging 24 procent naar de stembus. In Slowakije 13 procent. Dit zijn de cijfers die horen bij het einde van een tijdperk. Welk tijdperk?

De democratie laat zich gelden, overal gaan mensen de straat op

In 1996 schreven PvdA-prominenten in een partijrapport over de Europese integratie: ‘Gesteld voor de keuze: eerst meer democratie of eerst meer beleid in Europa, kiezen wij voor het laatste.’ Intrigerend genoeg waren dit de woorden van het decennium waarin het Europa van de integratie twee enorme politieke waagstukken ondernam: de muntunie en de uitbreiding. Dit weerspiegelt de grote paradox van ons Europa: de Europese integratie is vaak politiek geweest zonder politiek te kunnen of willen zijn. Dit is de laatste vijf jaar onhoudbaar geworden.

Tegen de storm van politiek die zich de laatste jaren ontlaadt op Europa’s kusten zijn de dammen van beleid niet bestand. En zo klotst de politiek ook de EP-verkiezingen binnen, die meest beleidsmatige aller verkiezingen. Deze keer gaan ze onherroepelijk over de zorgen om individuele en collectieve veiligheid, en dus meer over macht en ideeën dan over statistieken en balansen. In het gistingsproces dat dit veroorzaakt laat de democratie zich gelden, met of zonder EP-verkiezingen. Mensen demonstreren, gaan de straat op, in Praag en Parijs, in Boedapest, Boekarest en Londen, in Warschau en Brussel; van transnationaal georganiseerde jongeren tot de dieselautobezitters uit de periferie van het geglobaliseerde Europa, van brexiteers tot remainers, en van anticorruptie-activisten tot patriotten en nationalisten.

Deze context is wat de EP-verkiezingen anders maakt. Want hoe de opkomst deze keer ook zal uitpakken, cruciale politieke vraagstukken zullen via deze verkiezingen op scherp gezet worden. Zo zullen deze EP-verkiezingen voor de Britten een tweede Brexit-referendum worden, indien het de regering-May niet lukt om tevoren een deal te hebben. Maar deze verkiezingen bieden ook een uitgelezen kans voor burgerprotest, bijvoorbeeld tegen corruptie of zittende regeringen. Net zoals de Slowaakse presidentsverkiezingen van een paar weken geleden een dergelijk momentum creëerden, uitmondend in de verkiezing van de activistische advocate Zuzana Caputová.

En zo waren de verkiezingen aanleiding voor een zeer opmerkelijke uitspraak van de Duitser Manfred Weber, de Spitzenkandidaat van de christendemocraten. Weber beloofde via de Poolse pers dat hij Nord Stream 2, de Russisch-Duitse gaspijplijn door de Oostzee, zal afblazen als hij de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie wordt. Dit is een brisante mededeling die haaks staat op de jarenlange eenzelvige koers van de Duitse regering in dit dossier (geworteld in marktbeleid), maar vanuit Europees perspectief op veel steun zal kunnen rekenen, vooral ook uit Oost-Europa. Het gaat nu om Europese (geo)politiek en democratie, niet om Duits beleid, zo liet Weber ter toelichting optekenen.