
Iedereen kan zich het ene moment ‘ik’ voelen, en het andere ‘wij’. Maar elk ik kent zijn eigen wij. Of meerdere wij’s. Het staat iedereen vrij te bepalen met wie hij zich wenst te identificeren en in welke mate. Het lijkt aannemelijk dat alle individuele wij-gevoelens ook een gezamenlijk wij-gevoel voortbrengen, even besmettelijk als veranderlijk.
Jantine Wijnja nodigde mensen uit om zich over ‘ons’ hier en nu uit te laten, en distilleerde uit een verzameling interviews het kunstwerk in boekvorm Nederland Nu (2017). Wijnja’s montage van ongepolijste spreektaal leest als een collectief portret. Soms klinkt de tekst haast fenomenologisch, zoals een passage over hoe Nederland nu ruikt en klinkt (WhatsApp-piepjes, zeewind, mest, gezoem van de harde schijf, kebab). Vaker getuigen de tekstfragmenten van de manier waarop actuele politiek-culturele ontwikkelingen een individuele gedachtewereld kunnen stofferen en persoonlijke verwachtingen en angsten voeden – over onze relatie tot bezit, tijd, werk, overheid, naasten, toekomst. (‘Bestaan we over twintig jaar nog?’) Uit het geheel van dat stemmenmozaïek doemt de tijdgeest op. Of is het onze groepsidentiteit? Overlappen die twee wellicht?
De vele multilogen in Nederland Nu zijn zo naadloos in elkaar gelast dat je tijdens het lezen nauwelijks merkt hoe verscheiden de stemmen zijn waaruit de tekst is opgebouwd. Toch verschuift het perspectief voortdurend, zelfs per halve zin. Van persoonlijk naar maatschappelijk, van stads naar landelijk, van ervaring naar speculatie, van hoopvol gestemd naar terneergeslagen. Subtiele stipjes onder aan de regels geven aan wanneer de tekst naar een volgende spreker verspringt. Sekse, leeftijd, klasse, opleiding, verblijfsstatus, beroep, culturele achtergrond of woonplaats van wie er aan het woord is, geeft Wijnja niet prijs. Behalve wat daarvan blijkt uit de citaten zelf: ‘Soms denk ik als een blank persoon.’ Of: ‘Ik heb vijfenveertig euro per week om mijn gezin eten te geven.’ Wijnja stelt collectiviteit boven individualiteit en bevrijdt de leden van haar spreekkoor van alle context, behalve de twee gegevens uit de titel van haar boek.
In twee eerdere boeken paste Wijnja hetzelfde procédé toe, maar dan kleinschaliger. In Reisgids Den Dolder (2014) leiden psychiatrische patiënten de lezer rond over het terrein van hun psychiatrische instelling de William Arntsz Hoeve. Lelystad Handboek (2012) is een bundeling van politieke adviezen van kinderen aan gemeenteraadsleden van Lelystad. Ze geeft met haar documentaire, meerstemmige boeken een nieuwe draai aan de cut-up-traditie, beroemd geworden door dada en de Beat Generation. En aan het gebruik van het koor in Griekse drama’s, dat vaak fungeert als brug tussen de heroïsche protagonisten en het publiek. Alleen zijn er bij Wijnja geen helden meer, er is enkel nog het koor van ‘gewone’ mensen. Net als kinderen en psychiatrische patiënten hoor je die zelden uitvoerig, ze zijn immers slechts ervaringsdeskundig.
Wijnja sprokkelde het koor van Nederland Nu samen in juni 2016, tijdens een tour van een maand. In een piepklein huisje met aanhanger reisde ze van het Friese Lekkum tot het Limburgse Heerlen en bezocht locaties die haar betekenisvol leken om stemmen te verzamelen – van eigentijdse (een spiritueel centrum, een vluchtelingencollectief), tot tijdloze (een ziekenhuis, een gemeentehuis) en historische (het Mijnmuseum, het Nationaal Archief).
Nederland Nu is een boek als een peilstok. Als lezer waar je rond door ongestileerde gedachtestromen vol losse eindjes, vragen en aannames. Vaak klinken die vertrouwd, want het globale referentiekader is je als tijdgenoot bekend. Maar omdat ieders idioom subtiel het perspectief verschuift, ontstaat een ongebruikelijk doorzicht. Het is alsof je in een hyperrealistische droom in staat bent ieders binnenwereld uit te lezen, en als een zappende geest door een ongedefinieerd Nederland zweeft. Wijnja blijft als schepper van deze multilogue intérieur zo onnadrukkelijk op de achtergrond dat je haar rol haast zou vergeten.
Meer makers besloten de afgelopen tijd om eigenhandig een ‘wij’ te formeren. Theatermaker en stand-up filosoof Laura van Dolron bijvoorbeeld, die haar voorstelling letterlijk Wij (2016, reprise in 2017) noemde. In haar monoloog analyseert Van Dolron de in haar opinie belabberde conditie van onze groepsidentiteit, en maant zichzelf en haar publiek tot meer sociale rekenschap. Een jaar eerder verzocht de Amerikaanse multimediale kunstenaar Miranda July haar publiek in haar voorstelling New Society (2015) om voor altijd bij haar te blijven en samen een nieuwe samenleving op te zetten, compleet met vlag, volkslied en grondwet (en July als hoogste leider). Gedurende de voorstelling verstreken zogenaamd twintig jaar, waarin de instant mini-gemeenschap geboorte, dood, verliefdheid en scheiding te verwerken kreeg.
Laat het warme wij-gevoel, dat zich zo goed laat smeden in een theater, zich ook opwekken bij de solitaire lezer? Als je de sprekers van Wijnja beschouwt als een door het toeval geselecteerd panel ambassadeurs van het Nederlandse nu, wat voor tijdgeest en volk rijzen er dan uit op?

Hoewel Wijnja duidelijk moeite heeft gedaan om lucht en licht in het boek te brengen, overheerst een sombere teneur. De Nederlander klinkt bang. Om zijn houvast, werk en bezit te verliezen, om zelf overbodig te worden. Hij is behulpzaam als het gaat om mensen in wie hij zich herkent, maar hij is niet genereus ten opzichte van onbekenden. Over het algemeen lijkt hij geneigd zich met een select gezelschap van sterk gelijkenden te identificeren. ‘Ons wij is te klein’, formuleert een van de gesprekspartners haar of zijn indruk van een collectief gebrek aan groothartigheid. Hier wordt ons ‘wij’ gehanteerd als een verschijnsel met een pasvorm, waarbij de huidige uitvoering door de spreker als te krap wordt beoordeeld.
Het is een constatering die opmerkelijke gelijkenis vertoont met Van Dolrons toneeltekst Wij: ‘Een groter wij hebben we nodig, deze kleine wij is niet genoeg.’ Van Dolron doelt met dat ‘kleine wij’ op het samenleven op z’n allerindividueelst: ik plus familie. Dat blijkt niet genoeg, of incompleet. Van Dolron verlangt in het verlengde daarvan een ruimere gemeenschappelijke identiteit. Ze wenst een ‘verhaal’ om warm voor te lopen, om zowel haar driejarige dochtertje als vluchtelingen mee te kunnen enthousiasmeren.
Nederland Nu en Wij lijken ontsproten aan dezelfde behoefte: het verkennen van een antwoord op de vraag wie wij tegenwoordig zijn en hoe we ons weer meer wij kunnen voelen. Wijnja’s anonieme sprekers blijken daaraan net zo sterk behoefte te hebben. ‘Wat ons te doen staat is niet in die angststroom meegaan, elkaar daarin helpen en ondersteunen’, zegt iemand. ‘Mensen willen bijdragen aan een mooie wereld en als ze dat doen, gaan ze stralen’, zegt een ander. Maar her en der stuit Nederland Nu op rauwe dissonanten: ‘Ik heb schijt aan alles en de wereld heeft schijt aan mij. En dat werkt perfect.’ Of: ‘Ik heb vanmorgen een pakje geweigerd. Gewoon voor de lol. De buren hadden een pakje besteld via internet. (…) Dan heb ik de zorg voor dat pakje. Ik neem dat pakje niet aan. Doe het gewoon niet. Ik ben ook tegen dat internet-gekoop allemaal.’
Wijnja geeft geen antwoord op de vraag hoe wij ons dan meer wij kunnen voelen: ze laat vooral zien hoe wijdverbreid het gevoel van ongemak over onze tijd is. Juist dat lijkt de grote gemeenschappelijke deler. Wij zijn een maatschappij van losse, kritische ikken. Haar persoonlijke overwegingen en idealisme brengt ze onder in een aparte ‘luisterbijlage’, in de coulissen van haar boek. Ze vertelt onder meer over een ervaring in Rozendaal, waar twee gepensioneerde huisoppassers in een villa haar giechelend een kast vol beveiligingsapparatuur tonen. De kunstenaar vergelijkt het huis vervolgens met Nederland als natie: een zwaarbewaakt lustoord waar men zich laat gijzelen door angst ‘voor de wereld buiten de vesting, vooral bekend van horen zeggen, via talkshows, krantenkoppen en de film. Bang voor religie, armoede, ongelijkheid, en vooral voor al die emoties die zich maar niet willen laten reguleren.’ De lezer kan Wijnja’s gesproken teksten slechts eenmaal horen, op een smartphone of tablet: na beluistering zijn ze niet meer beschikbaar. Zo dwingt ze de aandacht van de luisteraar af: het is nu of nooit, wie met een half oor luistert heeft pech gehad.
Nederland Nu zal weinig nationale trots opwekken, herkenning des te meer. Is het saai, om een boek te lezen dat zo dichtbij voelt dat het haast is alsof je al wist wat je leest? Toch niet. De kracht zit ’m niet alleen in wát je leest, maar ook in de vorm, de wetenschap van de herkomst van de tekst. Omdat het alledaagse in Nederland Nu uit vele kelen verhevigd klinkt, wordt het normale ervan onderuit gehaald. Bovendien voel je, mede door de ogenschijnlijk onnadenkende titel van het boek, hoe vluchtig het gevoel van vertrouwdheid bij het lezen moet zijn. Het is alsof het ‘nu’ onder je ogen verwelkt en in geschiedenis begint te veranderen. Hoe zal het zijn om dit boek over pakweg twee jaar te lezen? Onmogelijk in te schatten. Als we ons de toekomst konden voorstellen, al was het maar de nabije, waren we niet wie we zijn.
Meer informatie en bestelling van Nederland Nu via ditisnu.nl. Wij van Laura van Dolron tourt van 11 oktober t/m 25 mei 2018 door het land