
De opening in Margate, Engeland, vorig jaar viel grofweg samen met die van het Palazzo Enciclopedico van Massimiliano Gioni, de hoofdtentoonstelling van de Biënnale van Venetië. In schaal zijn ze niet te vergelijken, maar door beide waait dezelfde geest.
Gioni introduceerde in zijn spektakel vreemde zieners, religieuze dwepers, rare verzamelaars, introverte ambtenaren die op hun zolderkamertjes paradijzen van Märklin-modelbouw hadden ingericht. Velen vergeleken die variatie met de oude Wunderkammers of Kunstkammers van zestiende-eeuwse encyclopedici, de verzamelaars van alles, dierlijk, plantaardig, mineraal, historisch, artistiek; de complete kosmos in een kamer. Ook bij Dillon is de nieuwsgierigheid naar dingen die buiten ‘de kunst’ liggen de drijfveer. Die andere disciplines, wetenschappelijk of pseudowetenschappelijk, zijn immers deksels aantrekkelijk door hun rijke archieven, hun systematiek, hun ordening en hun eigen tradities in catalogisering, visualisatie en vertoon – bijvoorbeeld die traditie van de Wunderkammer.
De titel mengt natuurlijk twee begrippen, nieuwsgierigheid en curiositeit (als in: zeldzaam, exotisch, bizar) en Dillon ziet nadrukkelijk de humor van het buitenissige. Hij verblijdt ons met een hilarische pinguïnpauw en een St. Bernhardschaap van Thomas Grünfeld, en een geestige film van Gerard Byrne over het monster van Loch Ness waarin vooral lege caravans te zien zijn. Er is de beroemde rinoceros-houtsnede van Dürer, maar ook een vitrine met The Art of Alfie West, bijeengebracht door Susan Hiller. Alfie West was wereldrecordhouder splitting hairs: hij spleet één menselijke haar zeventien maal. Grappig vond ik ook de serie foto’s bijeengebracht door Laurent Grasso van functionarissen van het Vaticaan – waaronder paus Paulus VI – die door grote telescopen naar de hemel staan te turen. Grasso maakte er een mooi quasi-zeventiende-eeuws schilderij bij, waarop een landschap te zien is met een grote kloosterburcht waarop twee koepels: één van een kerk en één van een observatorium zoals het Vaticaan die ook werkelijk bezit, in Rome en in Castel Gandolfo. Grappig, omdat dit nakomers zijn van dezelfde heren die Galilei op de brandstapel dreigden te brengen.
Onmiskenbaar zien de kunstenaars die wetenschappelijke Fundgrube ook als iets ouderwets, met ouderwetse vitrines, ouderwetse media – de 8mm-film, de ets, de dia, het boek, de rolodex –, alsof het ze toch meer om de excentrieke curiositeit gaat dan om het verlangen naar wezenlijk nieuwe inzichten. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de fantastische modellen van zeedieren (inktvissen, anemonen, zeeslakken) in gekleurd glas, gemaakt door vader en zoon Blaschka uit Dresden in de negentiende eeuw. De Blaschka’s maakten ze voor musea, naar de tekeningen van de legendarische zee-bioloog Philip Gosse, die op zich al virtuoos waren. Ze zijn extra ontroerend omdat ik weet dat Gosse die tekeningen vervaardigde samen met zijn zoontje Edmund. Deze zou later als gevierd criticus en schrijver radicaal afrekenen met de religieuze manie van zijn vader, die hem verbood boeken te lezen behalve de bijbel en de bijbel der nature.
Curiosity is zonder meer een heerlijke tentoonstelling. Er is voortreffelijk werk te zien zonder hoogdravende poespas. Het lijkt me nu al een van de betere van het jaar.
Curiosity: Art and the Pleasures of Knowing, De Appel, Amsterdam, t/m 14 september
Beeld: Thomas Grünfeld, Misfit (Penguin/Peacock) 2005. Curiosity: Art and the Pleasures of Knowing (De Appel / Thomas Grünfeld)