De waarschuwing is na de recente referenda in Catalonië en Koerdisch Irak én het onlangs in de Tweede Kamer gesneefde wetsontwerp voor een bindend correctief referendum hoogst actueel. Ze staat in het boek Democratische zegen of vloek? dat deze week verschijnt. Die waarschuwing luidt dat een referendum kan uitlopen op een situatie met twee elkaar bestrijdende kampen, die ‘soms de eigen bubbel niet meer uit komen en op basis van een vertekend loopgravenperspectief snelle, eenzijdige beslissingen nemen. Met mogelijk grote gevolgen, ook voor latere generaties.’

Met de vragende titel Democratische zegen of vloek? geven de auteurs, Frank Hendriks, Koen van der Kriegen en Charlotte Wagenaar, aan hoe verdeeld de meningen over het referendum zijn. In Madrid vinden ze het Catalaanse referendum een vloek, in Barcelona een zegen. De Koerden in Noord-Irak juichten, in de hoofdstad Bagdad werd gescholden. In Den Haag ging een hoera op bij partijen als cda, ChristenUnie en sgp die altijd al principieel tegen het referendum waren. Gevloekt werd er door de oorspronkelijke initiatiefnemers van het voorstel om een correctief referendum in de grondwet op te nemen. Hun eigen partijen, GroenLinks, pvda en d66, lieten hen in de steek. Vlak voor de eindstreep.

Het referendum heeft in Nederland een lange geschiedenis. Het eerste werd al gehouden in 1797. Weliswaar mochten alleen de mannen destijds stemmen, het heette toch een volksraadpleging. De voorgestelde grondwet werd weggestemd. Het laatste referendum, april vorig jaar, was raadplegend, en ging over het Associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Wederom stemde het volk tegen.

Hoewel het slechts een raadgevend nee was, beloofde het kabinet ernaar te luisteren. Het vond dat dit gebeurde door de andere lidstaten akkoord te laten gaan met een aanvulling op het verdrag waarin uitdrukkelijk wordt uitgesproken dat de overeenkomst geen opstapje is naar een EU-lidmaatschap van Oekraïne. Waarop het kabinet het verdrag alsnog ratificeerde.

Was dat wat het volk wilde? Dat is precies waarop principiële tegenstanders van referenda altijd al wezen: een referendumvraag waarop alleen een ja of nee mogelijk is, doet geen recht aan ingewikkelde onderwerpen. Daardoor is na afloop nog steeds onduidelijk waar het volk nu tegen is. Of voor. En wat moet de politiek dan?

Blijkbaar was het Oekraïne-referendum een leermomentje. En wel voor de drie politieke partijen die in 2014 zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer een initiatiefwet voor een correctief referendum aangenomen kregen. Omdat het een grondwetswijziging betreft, moest het voorstel na de Tweede-Kamerverkiezingen van maart opnieuw worden behandeld. GroenLinks, pvda en d66 zagen daar echter van af. Hoon werd hun deel.

Bij de begrafenis van het ene kroonjuweel poetste D66 een ander juweel op

Het was daardoor een bizarre vertoning vorige week in de vergaderzaal van de Tweede Kamer. SP-Kamerlid Ronald van Raak verdedigde het wetsvoorstel van drie andere partijen, maar achter hem zaten wel als zijn adviseurs twee van de oorspronkelijke indieners, pvda’er Niesco Dubbelboer en d66’er Boris van der Ham, die beiden ook nog steeds voor zijn. Drie nieuwe Kamerleden van GroenLinks, pvda en d66 moesten voor hun partijen de kastanjes uit het vuur halen en de draai naar een nee verdedigen.

Die drie kregen het vooral zwaar te verduren van pvv-Kamerlid Martin Bosma. Die verweet hen snerend angst voor de stem van het volk. Dat argument had hout kunnen snijden als Bosma niet zelf lid zou zijn geweest van een partij die uit angst voor de stem van leden slechts één lid heeft, partijleider Geert Wilders.

Is tegen het referendum zijn angst voor het volk? De principiële tegenstanders antwoordden altijd al nee. Met als argument onder meer dat Nederland een representatieve democratie is, dat vraagstukken te complex zijn voor een simpel ja of nee en dat de samenhang van politieke besluiten niet verenigbaar is met een referendum over slechts één van die besluiten.

Ook GroenLinks, pvda en d66 beantwoordden die vraag vorige week met een nee. Maar met andere argumenten. Als het volk alleen het referendum heeft als instrument om mee te praten, dan fungeert het als noodrem. Maar na een noodstop is het probleem waarover het referendum ging niet opgelost. Hadden die drie partijen dat niet eerder kunnen bedenken? Blijkbaar niet.

Zou het niet beter zijn, vragen deze drie zich nu af, als burgers al vooraf kunnen meepraten over maatschappelijke vraagstukken. Via door loting ingestelde burgerpanels en door direct gekozen bestuurders, stelde d66 voor. U leest het goed: bij de – voorlopige? – begrafenis van het ene kroonjuweel, het correctief referendum, poetste d66 een ander kroonjuweel, de gekozen bestuurder, weer op. Voordat de sociaal-liberalen weer eens op hun schreden moeten terugkeren, geef ik dit ter overweging mee: in Brabant zijn ze bang dat de drugsmaffia zich dan gaat inkopen, met door hen betaalde, gekozen bestuurders.

Maar de voorstanders van het referendum verwijten de tegenstanders wel dat hun nee gebaseerd is op angst voor het volk. Niet alleen de pvv, ook Forum voor Democratie van Thierry Baudet en de SP doen dat. Honend klinkt het uit het tegenstanderskamp dan weer: niet toevallig zijn dat drie partijen zonder bestuurservaring op landelijk niveau. En ook: pvven FvD zijn er alleen op uit de gevestigde macht te breken, maar hebben zelf geen oplossingen. Over en weer vertonen de verwijten meer en meer de kenmerken van een vertekend loopgravenperspectief. Zo ver is het met het referendum zelf dus gekomen. Precies waar de auteurs van Democratische zegen of vloek? voor waarschuwen.