Tot haar 96ste bezocht Anne Beaumanoir Franse scholen waar ze de kinderen onderwees in het nut van ongehoorzaamheid en onafhankelijk denken. Die ongehoorzaamheid liep als een rode draad door het leven van de verzetsstrijder, oud-communist, antikoloniale activist, medicus en wetenschapper. De Duits-Franse schrijver Anne Weber las haar memoires, sprak met Beaumanoir, raakte met haar bevriend en schreef er Annette, een heldinnenepos over. Ze won er de Deutscher Buchpreis mee, de Nederlandse vertaling kwam deze maand uit.

Anne (Annette) Beaumanoir werd in 1942 als negentienjarige lid van de jongerenafdeling van de Franse communistische partij. De medicijnenstudent begon als koerier, maar al snel volgden het kalken van leuzen en ‘collage’ – het ’s nachts plakken van affiches. Gevaarlijk was ook ‘lâcher’. Daarvoor moest je een mensenmassa hebben waarin je dan een pak pamfletten drie of vier keer over de schouder wierp. Of in een bioscoop, aan het eind van de film, schreeuwde ze vaderlandslievende leuzen.

Eén strenge regel van het communistisch verzet brak ze vrijwel meteen: het verbod op onderlinge liefdesrelaties. Zij en haar contactpersoon werden straalverliefd op elkaar. Roland, echte naam Rainer Juresthal, was op zijn negentiende getrouwd en poogde met zijn ouders en vrouw de demarcatielijn naar Vichy-Frankrijk over te steken. Alleen hij wist aan arrestatie te ontkomen; zijn vrouw en ouders overleden een half jaar later in Auschwitz.

Roland was de liefde van haar leven. Samen overtraden ze nog een communistische regel: het verbod op eigen initiatief. Bij toeval was Anne erachter gekomen dat de Duitsers een inval zouden doen in een flat waarvan ze wist dat er joodse onderduikers zaten. Op het laatste moment wisten ze er twee pubers en een baby weg te krijgen. De vader, de bakker Ruben Lisoprawski, koos ervoor om achter te blijven en werd inderdaad gearresteerd. De heldendaad werd door de partij niet geaccepteerd en ze werden uit de verzetsorganisatie gezet. Niet veel later viel Roland in handen van collaborateurs en werd vermoord. Anne Beaumanoir en haar ouders zouden in 1967 de eretitel Yad Vashem toegekend krijgen (‘Rechtvaardige onder de Volkeren’).

Na de oorlog trouwde Anne met Jo, een communist van goede komaf die onder de naam Commandant Darcour delen van Parijs heeft bevrijd. Ze raakten samen hun illusies kwijt, vertelde ze aan Anne Weber. Samen vielen ze van hun geloof en stapten ze uit de partij. Inmiddels was ze arts, neurofysioloog en moeder van twee kinderen. Ze woonden in een prachtig huis in Zuid-Frankrijk waarin ooit een zus van Napoleon woonde. Ze werden aangesproken met Monsieur le docteur en Madame la doctoresse.

Een aanbod om in Cuba te komen werken sloeg Beaumanoir af

Toch snakte Anne Beaumanoir naar actie. Delen of helpen, merkte Weber, was voor haar niet zozeer een gebod als wel een instinct of een reflex, in elk geval gedrag waarover ze niet hoefde na te denken. En de gelegenheid diende zich al snel aan tijdens de ‘gebeurtenissen in Algerije’, zoals de oorlog in het Noord-Afrikaanse land werd genoemd. Samen met haar man trad ze toe tot het illegale netwerk van het Front de libération nationale (fln). Weer volgde een leven met schuilnamen, onderduikadressen, koeriersdiensten. Door verraad werd ze gearresteerd en tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Voor de bevalling van haar derde kind werd ze tijdelijk vrijgelaten en zonder man en kinderen ontsnapte ze via Zwitserland naar Tunesië, waar zich op dat moment de Algerijnse regering in ballingschap bevond.

Het zou niet haar laatste vlucht zijn. Na de onafhankelijkheid van Algerije in 1962 ging ze werken voor het ministerie van Volksgezondheid onder president Ahmed Ben Bella en kreeg ze ook de Algerijnse nationaliteit.

Ze wilde de negatieve kanten van het regime niet zien. Haar man Jo had al gewaarschuwd voor het islamitische karakter van de beweging, die weliswaar ook socialistisch was, maar zeker ook autoritaire trekken had. Ze negeerde ook het buitensporige geweld na de onafhankelijkheid en steunde de socialist Ben Bella, ook al hadden de legerleiders een grote rol op de achtergrond. Ze wenste vurig dat dit nieuwe begin zou slagen, ook al zag ze hoe de nieuwe bourgeoisie en oude clans op nieuwe privileges aasden. Ze vocht met haar medewerkers tegen de verspreiding van trachoom, een oogziekte die tot blindheid leidt, en andere ziekten die in het enorme land rondwaarden.

Beaumanoir werd om vijf uur ’s ochtends gebeld toen minister van Defensie Houari Boumédienne in 1965 zijn staatsgreep pleegde. Ze dook enkele weken onder en vluchtte aan het eind van de zomer via Rome naar Zwitserland. ‘Annette draagt haar vergissing, die pijn geworden is, met zich mee en gooit hem op de heuvel van haar jaren en die heuvel groeit uit tot een berg, want elke keer als ze denkt op de top aan te komen, ligt daarachter een nieuwe kam verscholen’, schrijft haar biograaf Weber.

Uiteindelijk koos ze voor een baan in Genève, waar ze hoofd werd van de afdeling neurofysiologie van het universiteitsziekenhuis, waar ze een erkend specialist/onderzoeker op het gebied van epilepsie werd. Omdat de tien jaar gevangenisstraf nog steeds stonden, was ze gedwongen om haar kinderen in Frankrijk in het geheim onder valse naam en vermomd te bezoeken.

Een aanbod om in Cuba te komen werken sloeg ze af. Want ze wilde nog een ‘sprankje illusie’ behouden.