Toen Marc Bonten in Maastricht onderzoek begon te doen aan antibioticaresistentie moest hij regelmatig verdedigen waarom dat nodig was. Het was begin jaren negentig, er kwamen nog regelmatig nieuwe antibiotica op de markt en berichten over door multiresistentie onbehandelbaar geworden bacteriële infecties waren er nauwelijks. Het fenomeen resistentie – het ongevoelig worden voor antibiotica doordat de bacteriën die er door toeval niet door sterven – was wel bekend, maar werd niet als een dreiging gezien.

Dat is nu wel anders. De arts-microbioloog is inmiddels hoofd van de afdeling medische microbiologie in het UMCU. Het onderzoek dat hij doet maakt deel uit van niet zomaar een vakgebied: dankzij doemscenario’s van een post-antibiotisch tijdperk en verontwaardigde analyses van een verzakende farmaceutische industrie die de laatste decennia nauwelijks nog geld stopte in de ontwikkeling van nieuwe antibiotica staat antibioticaresistentie tegenwoordig hoog op de wetenschappelijke agenda. Er is zelfs een speciaal programma van onderzoeksfinancier ZonMW voor opgericht: Priority Medicine Antimicrobiële Resistentie.

Bonten zag het langzaam gebeuren, in de loop van die 25 jaar. Hij plukte er de vruchten van, want wat belangrijk wordt geacht, verschijnt in aansprekende wetenschapsbladen en komt sneller in aanmerking voor subsidies. Hij bouwde er dus feitelijk zijn carrière op, maar tegenwoordig heeft hij zijn bedenkingen – precies waarom hij graag wilde meewerken aan deze rubriek. ‘Tegenwoordig zie ik heel vaak dingen waarvan ik denk: dit is zó overdreven.’

Als voorbeeld noemt hij de voorspelling dat tegen het jaar 2050 tien miljoen mensen per jaar zouden kunnen overlijden als gevolg van antibioticaresistentie, zoals Britse onderzoekers in 2014 voor hun regering becijferden. ‘Daar kom je alleen als je van elke aanname de worst case neemt en dan steeds de bovengrens, en daarmee doorrekent. Dat rapport heeft een enorme impact gehad, op politiek niveau.’

Bonten vindt het een lastig punt, want hij erkent dat hij van dit soort verhalen zelf ook de vruchten plukt. Toen hij in 2015 een onderscheiding voor zijn werk in ontvangst nam, benadrukte hij nog dat ‘antibioticaresistentie wel degelijk een groot probleem is waar we nog geen oplossing voor hebben’.

De hoeveelheid geld die er op dit moment gepompt wordt in het zoeken naar nieuwe antibiotica en naar nieuwe manieren om antibiotica te onderzoeken, en naar fundamenteel onderzoek dat daaraan gelieerd is, daar heeft hij voordeel van. ‘Anderzijds wringt het. Want wil je een actievoerder zijn of wil je een wetenschapper zijn? Je kunt niet een beetje actie voeren terwijl je ook wetenschapper bent. Of je gaat voor de zaak om op de barricades iets politiek te veranderen, óf je levert gewoon keihard de data, en dan lever je dus ook data als die niet uitkomen.’

Daarmee wil Bonten niet zeggen dat er helemáál geen onderzoek naar antibiotica en resistentie meer gedaan zou moeten worden, alleen is de situatie minder dramatisch dan we denken.

‘Op dit moment verliezen we in Nederland geen levens aan antibioticaresistentie. Er gaan namelijk ook mensen dood aan infecties veroorzaakt door gewone bacteriën, en voor de bacteriën die wij resistent noemen hebben we nog altijd goede antibiotica voor behandeling. En ik zie ook niet dat dat in Nederland heel snel verandert. Hoe de situatie in andere delen van de wereld is… die is in elk geval slechter, maar hoe slecht die is, dat is heel moeilijk in te schatten, want we hebben heel weinig goede cijfers.’

De onderzoeksafdeling waar Bonten het hoofd van is, kent sinds halverwege de jaren negentig een hele onderzoeksgroep die aan VRE werkt: Vancomycine Resistente Enterococcen. VRE werd gezien als de tweede alarmbacterie na MRSA. ‘Twintig jaar later moeten we eigenlijk vaststellen dat we heel veel over deze bacterie en vooral over de evolutie van resistentie hebben geleerd, maar dat-ie de verwachtingen niet heeft waargemaakt. Ik denk dat er nauwelijks een patiënt aan deze enterokokkeninfectie dood is gegaan.’

De overtuiging dat iets een probleem is, nestelt zich niet alleen in de wetenschappelijke agenda, maar ook in de onderzoeksvragen zelf, merkt Bonten. Onderzoeksvragen en hypotheses kunnen namelijk zo geformuleerd worden dat je ervan uitgaat dat iets er is, bijvoorbeeld antibioticaresistentie, of een infectie. Al die onderzoeken zijn er dus precies op geënt dat hetgeen je onderzoekt er ook daadwerkelijk is. En dan heb je een redelijke kans, als je het goed opzet, dat je dat kunt vinden. Maar dat is dan in mijn ogen toch niet altijd de juiste weg. We zouden juist de onderzoeksvraag of de hypothese moeten stellen dat iets er niet is. Dat er geen verschil is in iets.

De vraag is: hoe ga je met dat dilemma om? Aan de ene kant heb je je wetenschappelijke geweten en aan de andere kant het belang van je eigen carrière en – misschien nog wel meer – die van de jonge onderzoekers onder je. Hoe balanceert hij die twee, want aan de ene kant wil je dus zelf, en er ook voor zorgen dat je eigen mensen zichzelf in de spiegel kunnen aankijken, dat ze het zo goed mogelijk doen, binnen de spelregels van het spel?

‘Ja, daar moet je een beetje in meebewegen. Dus dat is wel worstelen. Ik ben er denk ik vrij streng in. Ik weet dan: als we de analyse zo opschrijven, dan weet ik zeker dat we meer kans krijgen om te publiceren dan wanneer we het zo opschrijven als we eigenlijk bedoeld hadden. En dan doen we toch dat laatste. Als ik terugkijk naar een aantal publicaties die ik op mijn naam heb staan, die zou ik nooit meer zo opschrijven. Observationele studies waarbij je dan je eigen data overinterpreteert, te veel waarde hecht aan die bevinding. Dat is op dat moment gunstig, want dat heeft nieuwswaarde. Dat was de jonge bevlogenheid waarbij in mijn geval geen strenge baas zat die zei: kom op zeg, doe normaal.’

Bonten erkent dat het een luxepositie is. Hij is inmiddels gearriveerd genoeg om dat soort afwegingen te maken, net zoals hij gearriveerd genoeg is om deze visie te laten optekenen. Maar ergens voelt hij ook een momentum. ‘Ik heb het idee dat in deze megawereld van onderzoekers het steeds aantrekkelijker wordt om de harde lijn vast te houden. En je voortdurend af te vragen: “Hé jongens, zijn we niet bezig met op te schuiven richting het activisme?”’


Tips en reacties via devrieze@groene.nl. Hier vind je de Facebook-pagina. En discussieer mee via de Facebook-groep Worstelende Wetenschap.