
Het is deprimerend dat islamitische kinderdagverblijven, scholen en moskeeën permanente bescherming nodig hebben. De moslimhaat onder joodse nieuwkomers is een nieuw fenomeen waarmee Duitsland kampt. Stel dat bondskanselier Merkel deze uitspraak afgelopen weekend tijdens een interview met een Turkse of een Arabische tv-zender had gedaan en dat dit verschijnsel eveneens geldt voor andere Europese landen – hoe zou ‘de samenleving’ hierop gereageerd hebben?
Deze omkering van Merkels woorden is een poging greep te krijgen op de gevoeligheid over de specifieke hoek waar de nieuwe variant van antisemitisme vandaan komt. De aanleiding van haar uitspraak – die zij afgelopen weekend deed op een Israëlische nieuwszender over joodse instellingen die in haar land bedreigd worden door Arabische nieuwkomers – was een incident: een Israëlische jongen uit een Arabische familie op bezoek bij vrienden in Berlijn droeg als experiment op straat een keppeltje en werd met een riem geslagen door een jongen die hem daarbij in het Arabisch uitschold. Met zijn telefoon filmde hij dit voorval.
Virulente jodenhaat is geen exclusief Duits probleem; het spookt door heel Europa. En het neemt toe, zo blijkt uit cijfers. Kleine incidenten worden vaak niet gemeld, alleen opvallende halen de (internationale) pers. Zoals het schrijnende geval in Parijs van Mireille Knoll, een stokoud joods dametje dat de Tweede Wereldoorlog overleefde. Zij werd na jaren te zijn gepest door haar islamitische buurman met messteken om het leven gebracht en verbrand; de buurman en twee andere mannen zijn opgepakt. Op de moord volgde een grote demonstratie.
In hetzelfde weekend dat Merkel haar uitspraak deed publiceerden in Frankrijk honderden politici, intellectuelen, kunstenaars en religieuze leiders (waaronder vijf imams) een manifest waarin zij ‘de islamistische radicalisering’ aan de kaak stellen die ten grondslag ligt aan de ‘stille etnische zuivering’ in sommige wijken. Zo’n vijftigduizend joden zijn namelijk uit hun wijk in een voorstad van Parijs verplaatst omdat zij daar niet langer veilig waren. Ook moslims hebben dit hard veroordeeld en ervaren jodenhaat in Frankrijk als onacceptabel. Met het manifest wordt de bron geadresseerd en gepoogd die breed en apolitiek aan te pakken.
Maar hoe dan? Het is een eeuwenoude vraag met een moeilijk antwoord. In Oost-Europa komt jodenhaat niet alleen uit de klassieke rechts-radicale hoek, de staat zelf maakt zich er ook openlijk schuldig aan. Dat is beangstigend. In landen als Nederland, Frankrijk en Duitsland wordt door het patroon van incidenten langzamerhand onderkend dat er een nieuwe groep jodenhaters bij is gekomen. Maar dat ligt politiek heikel omdat dit thema instrumenteel wordt ingezet door politieke partijen voor hun anti-islam- en anti-migratie-agenda.
Elk incident met een racistisch motief, elke vorm van discriminatie vraagt om serieuze politieke aandacht en maatregelen. Het verschil is echter dat één (religieuze) minderheid zich voor haar gewone functioneren reeds jarenlang achter hekken ophoudt. Dit deprimerend noemen is een eufemisme: het vormt een gevaar voor de open democratie. Waren het, omgekeerd, moslims geweest, dan zou dat eveneens verbijsterend zijn en schreeuwen om een harde aanpak. Antisemitisme moet om te beginnen uit het politieke links-rechts-schema getrokken worden, zoals ook het moslimdebat volledig is gepolitiseerd. Verdraagzaamheid jegens elkaar is een gezamenlijk belang. Voorzover mogelijk mag de complicerende kwestie van Israël en de Palestijnen niet dwars door de discussie lopen. Die strijd zet de verhoudingen tot in de buitenwijken van de Europese steden op het spel. En ja, daar word je somber van.