
Hannah Gadsby behoort tot een buitencategorie. In 2018 scoorde ze een Netflix-hit met haar special Nanette, waarin ze stand-upcomedy ontmaskerde als een genre van heteroseksuele witte mannen waarin de grappen niet zelden ten koste gaan van andermans (of -vrouws) trauma’s. Gadsby framede Nanette als haar afscheid van stand-up, maar tot veler verbazing keerde ze terug met Douglas.
Tijdens het kijken naar Douglas voelde ik de druk om het goed te vinden. Dat bederft bij voorbaat al het plezier, en misschien stelde de show me alleen daarom al enigszins teleur. Maar de teleurstelling kwam ook voort uit het besef dat je niet twee keer achter elkaar een genre kunt deconstrueren. Douglas is mainstream comedy, al bouwt Gadsby haar show ook deze keer geraffineerd op en gaat ze verder dan collega’s in het geven van metacommentaar op haar eigen werk. Een centraal thema in Douglas is Gadsby’s autisme. In de eerste minuten verklapt ze de opbouw van haar show, tot aan de onderwerpen en verrassende wendingen (‘En dan vertel ik dat ik autisme heb’) aan toe. Slim is die ingreep ook omdat ze hiermee zelfbewust refereert aan de hang naar structuur die bij haar autisme hoort.
Hoewel comedians die hun eigen haters van repliek dienen vaak stomvervelend zijn, doet Gadsby dit op briljante wijze. Niet alleen reageert ze scherp op de veelgehoorde kritiek van vooral witte mannen dat Nanette meer een ‘lezing’ of een ‘veredelde Ted-talk’ zou zijn dan een comedyshow, ook laat ze – met een speelse verwijzing naar haar corpulente figuur – voortdurend weten dat ze ‘snackt van de haat’ die ze op de sociale media over zich heen krijgt. Daarmee bouwt ze subtiel op naar een conference over antivaxxers, die ze bekritiseert vanwege hun geloof dat vaccineren tot autisme leidt – alsof dat erger is dan polio. Gadsby deelt een finale klap uit door te stellen dat ze ook zal snacken van de haat die de antivaxxers over haar zullen uitstorten. Door die haat in kleine stukjes te verorberen, bouw je namelijk immuniteit op: ‘It’s called micro-dosing.’
Douglas is scherp, doordacht, verrassend. Waarom dan toch die teleurstelling? Jack Halberstam, professor in de literatuurwetenschap en gender studies, schreef een doorwrochte kritiek op de show waarin hij de vinger op de zere plek legt. De haat-liefdeverhouding met stand-up-comedy, betoogt Halberstam, de suggestie wekken dat je gaat stoppen en dan tóch doorgaan, is geen anti-comedy. Het is een stijlvorm die eigen is aan stand-up als genre. Dat maakt anti-comedy als subgenre minder gevaarlijk dan het op het eerste gezicht lijkt, en de voorstelling na de grote deconstructie potentieel tot een deceptie.
Amerikaanse critici wezen er ook op dat Gadsby’s feminisme wel erg wit is, en ook daarin hebben ze gelijk. Toch is Gadsby vele malen inclusiever, genuanceerder en intelligenter dan veel van haar collega’s, en daarin behoort ze wel degelijk tot de buitencategorie van de stand-upcomedy.
Nu te zien op Netflix