Het nieuws uit Irak gaat vervelen. Afgelopen weekeind zijn in het land, dat zich voorbereidt op de verkiezingen, vijf Amerikaanse soldaten gesneuveld en dertig tot zeventig Irakezen, soldaten van het nieuwe leger, opstandelingen of terroristen. Dat zijn berichten waarmee je op maandag in de Nederlandse media niet meer kunt aankomen. In Fallujah is binnen een paar weken in een voorspoedig verlopen aanval het verzet verpletterd. Dat geldt ook voor een aanzienlijk deel van de stad en de openbare voorzieningen. Hoe de terugkerende vluchtelingen zich voorbereiden op het naderende feest van de democratie is hun zaak. Wij verdiepen ons in de vraag of een imam die weigert de minister een hand te geven de Nederlandse samenleving ondermijnt en we kijken naar de honderdduizenden die in Kiev protesteren tegen vervalsing van de verkiezingen. Van dat soort zaken moet je ook op de hoogte blijven, ik onderschat het niet. Maar nu gaat het om het perspectief waarin het nieuws verschijnt. Naar Irak kijken we op het ogenblik door een omgekeerde verrekijker.
Aan de grote déconfiture daar, niet alleen voor Amerika maar voor het hele Westen, wordt iedere dag verder gebouwd. Na de overwinning in Fallujah wordt momenteel het gebied ten zuiden van Bagdad gezuiverd. Vijfduizend Amerikanen zijn met de modernste wapens bezig de stadjes en dorpen gereed te maken voor de verkiezingen. Ook deze voorbereidingen zullen met een militaire overwinning eindigen. Wat gebeurt daarna? Wat is in het land zelf het politieke resultaat van deze onafgebroken reeks van buitenlandse zegepralen?
Onlangs heeft het Britse medische tijdschrift The Lancet een schatting gepubliceerd van het aantal Iraakse oorlogsslachtoffers: honderdduizend. Tot dan toe waren instellingen die zich daarmee bezighouden ervan uitgegaan dat men met een raming van tussen de tienduizend en twintigduizend «aan de veilige kant» zit. Dat was verder geen punt van discussie. De honderdduizend van The Lancet leidde tot een gemengde reactie; het aantal werd als niet erg waarschijnlijk beschouwd of weggehoond. Maar dat is niet het belangrijkste. Vervolgens heeft het aantal Iraakse doden opnieuw geen enkele rol in de discussie gespeeld. De fotografisch vastgelegde martelingen in de Abu Ghraib-gevangenis waren in het Westen al vergeten. Een nieuw schandaal eiste de aandacht. Een Amerikaanse cameraman had vastgelegd hoe in Fallujah een Amerikaanse soldaat een op de grond liggende, nog levende Irakees doorzeefde. De beelden verschenen op de televisie. De cameraman, Kevin Sites, werd met haatmail overstelpt. Het boek Why Mister, Why? van de Nederlandse fotograaf Geert van Kesteren vertelt hetzelfde verhaal.
Er is een werkelijkheid in Irak waarin het Westen zich vergist. Degenen die ter plaatse bezig zijn het land rijp te maken voor de democratie maken al doende meer slachtoffers en richten meer ruïnes aan, waardoor ze verhinderen dat het doel bereikt wordt. Zo gaat het al sinds de eerste plunderingen in Bagdad. Dat heeft een cumulatief effect. De publieke opinie in Amerika is niet in staat dit te beseffen, ten eerste omdat de meerderheid alleen bereid is te geloven wat in overeenstemming is met de gestelde doelen, en ten tweede omdat de meeste media in overeenstemming met deze bereidheid het nieuws en het commentaar brengen.
Zo ontstaat een nieuwe apartheid, in en door de nieuwsvoorzienig. Het wereldbeeld waarnaar de beleidsmakers in Washington en de publieke opinie zich richten, weerspiegelt een werkelijkheid die voor een groot deel denkbeeldig is. Dat is een werkelijkheid die sinds het begin van de oorlog, meer dan anderhalf jaar geleden, steeds meer bestaat uit beloften. De dagelijks ervaren werkelijkheid is die van de Irakezen ter plaatse. Die wordt in beeld gebracht en beschreven door een beperkt aantal verslaggevers uit het Westen, en een groot aantal van andere herkomst.
Al-Jazira en Al-Arabia doen verslag vanuit Arabisch perspectief. In sommige buurten van Nederlandse steden hangt aan praktisch ieder balkon een schotelantenne. Daarmee kun je het nieuws ontvangen dat niet bij de NOS en RTL4 te zien is. Er zijn web sites waarop, zoals dat overal ter wereld meer en meer gebruikelijk wordt, het met de waarheid niet al te nauw wordt genomen. Op een ander soort website wordt de gewelddadige fundamentalistische revolutie gepredikt. De makers vinden in Irak een rijke bron van inspiratie. Schoteltelevisie en websites compenseren het tekort dat door de apartheid van de westelijke media wordt veroorzaakt. Ze bevestigen dat de apartheid in Irak dagelijks wordt gepraktiseerd. Iraakse levens, is de conclusie, zijn minder waard dan Amerikaanse.
Over twee maanden moet het bevrijde volk naar de stembus. Zeventien partijen, de meeste van Koerdische of soennitische oorsprong, wilden een half jaar uitstel. Dat verzoek is afgewezen. Uitstel zou de sjiïeten verder van de Amerikanen vervreemden en een nederlaag voor Washington zijn. Het laten doorgaan van de verkiezingen zal nog veel meer mensen het leven kosten. Op de grote conferentie vorige week in Sharm el Sheik, de Egyptische badplaats, hebben de buurlanden van Irak en de permanente leden van de Veiligheidsraad laten weten dat ze democratie in Irak zullen toejuichen, en dat ze er niet hun handen aan zullen branden.
De Amerikanen worstelen zich verder in de fuik van hun eigen wanbeheer. Ze blijven ontoegankelijk. De praktijk van hun apartheid wordt een nieuw element in de internationale politiek. Wie redt de Amerikanen?