
De schrijver Peter Handke, in 1942 geboren in Oostenrijk, is een dolende ridder. Hij heeft zich afgekeerd van de moderne, door hightech beheerste wereld en is op zoek gegaan naar een nieuwe, draaglijke werkelijkheid. Voor een schrijver van romans, toneelstukken en novellen is dat geen enkel probleem. Literatuur leeft van de verbeeldingskracht, van de transformatie van de realiteit in een andere, fictieve werkelijkheid, waarbij in het ideale geval deze uitgedachte werkelijkheid een verhelderend licht werpt op het bestaande.
Handkes eigenzinnigheid heeft hem echter ook in problemen gebracht. Zijn engagement voor het Servië van de Balkanoorlog heeft hem tot een omstreden auteur gemaakt. Toen hem vorig jaar de prestigieuze Heinrich Heine-prijs van de stad Düsseldorf werd toegekend, leidde dit tot zoveel protesten dat de auteur uiteindelijk bedankte voor de eer.
Handke heeft zijn lezers nu Kali: Eine Vorwintergeschichte gepresenteerd, waarin hij verder bouwt aan zijn literaire universum. Op het eerste gezicht lijkt het verhaal op zijn grote roman uit 2002, Der Bildverlust. Net als in deze roman verlaat een vrouw de grote stad en gaat op reis naar een andere streek, een ander landschap, en belandt uiteindelijk bij een gemeenschap van ‘overlevenden’ uit alle hoeken van de aarde.
De lezer vindt in Kali ook weer kritiek op de moderne cultuur. ‘Het leven bestaat niet meer, er is alleen nog actualiteit’, zegt een van de personages. En een ander: ‘Beelden bepalen ons bestaan, maar de mensen hebben geen gezicht meer.’ Een uitweg uit de misère lijkt niet in zicht. ‘Mijn generatie en die voor mij, die van de misschien nog ergere, nog niet echt oude mensen die ook nooit echt oud zullen worden, wij en zij, wij richten alleen maar onheil aan in de lieve wereld en dat niet eens door ons doen of laten, maar door ons naakte bestaan’, zegt een vrouwelijke dominee. Aan dat onheil hebben we dus geen schuld. De huidige mensen zijn ‘schuldloos slecht’.
Ook Handkes toon en stijl zijn niet veranderd. Hij bezit de kunst van het trage vertellen. Alles in zijn universum doet ertoe en dus moet alles worden verteld; elke kleinigheid, elke uitroep, elk geluid. En dat in zijn specifieke taal, waaraan de lezer zich moeilijk kan onttrekken.
Natuurlijk zijn er ook verschillen. In Der Bildverlust trekt de vrouw, een bankierster, over de Spaanse bergketen Sierra de Gredos en belandt uiteindelijk in het utopische Hondareda. In Kali moet de lezer het stellen met de titel. De vrouw, een zangeres voor wie het concertseizoen is afgelopen, trekt door een onbekend land en bereikt een streek die wordt beheerst door een enorme zoutberg, kunstmatig ontstaan als gevolg van een kalimijn die nog altijd in werking is. Tote Winkel noemt de verteller de streek, de laatste uithoek.
Kali is echter ook de vierarmige zwarte godin uit het hindoeïsme, een angstaanjagende verschijning die vernietiging en dood symboliseert.
En dat doet ook de zangeres, beeldschoon maar ‘om bang van te worden’, zegt de verteller al in zijn eerste zin. Want wie zich met haar inlaat, moet sterven.
Handkes verhaal heeft een beetje een bijbels karakter. De zangeres gaat naar de ingenieur die de kalimijn leidt en die twee vreemden lijken te weten dat ze voor elkaar zijn voorbestemd. En waarom moeten ze beiden, als ze de liefde bedrijven, sterven? Omdat de zangeres het heeft gezegd en dus moet het gebeuren. Een profetie die in vervulling moet gaan.
Bij de kalimijn ligt een dorp waar de autochtonen wonen. Verder zijn er gastarbeiders uit verschillende landen met verschillende talen die in de mijn werken. Voor hen geldt het omgekeerde verhaal van de Toren van Babel: hoe dieper ze onder de aarde werken (het diepste punt ligt op duizend meter), hoe beter ze elkaar verstaan.
En dan is er nog een nederzetting waar vluchtelingen en verdrevenen wonen. Ook zij komen uit verschillende landen en verstaan elkaar niet. Ze kunnen niet werken, want ze verkeren permanent in een shocktoestand. De ingenieur zegt over hen: ‘Mij komt het soms voor dat zij de overlevenden zijn van de Derde Wereldoorlog die rondom ons al lang woedt, niet verklaard, weinig zichtbaar, maar des te erger. Zeker is: ze zijn overlevenden en hebben in hun overlevingsstrijd elke levenskracht verloren.’ Ze zijn verward en kunnen niet meer liefhebben. Het laatste kind in deze gemeenschap, Andrea, werd tien jaar geleden geboren. En het is spoorloos verdwenen.
Net als in Der Bildverlust hangt dreiging in de lucht. Militaire toestellen vliegen over. Kinderen zijn verdwenen en groepen mensen zijn onderweg om hen te zoeken. Want de redding moet van kinderen komen. De dominee althans is ervan overtuigd dat kinderen in staat zijn deze ‘ziel- en schaamteloze tijd’ te overwinnen.
En dat is dan ook wat er aan het eind van het verhaal gebeurt. Juist de vrouw, die angst inboezemt met haar doodsdreiging, vindt het verdwenen kind. En plotseling is in Tote Winkel weer alles mogelijk. Handke, die houdt van tegenstrijdigheden, blaast de Apocalyps af. Het leven kan verder gaan.