Een avant-gardist is net een ei. Eén avant-gardist is géén avant-gardist; twee avant-gardisten is een halve avant-gardist, en drie avant-gardisten is een paas-avant-gardist, en dat telt pas.

Stel, je bent avant-gardist en je maakt avant-gardistisch werk. Kunst. Je maakt kunst. Want als je avant-gardist bent, ben je kunstenaar (tot nu toe is er in het stratenmaken noch de aardappelteelt ooit sprake geweest van een levensvatbare avant-garde). De kunst die je maakt als avant-gardist is vooruitstrevend. Baanbrekend. Progressief. Ontregelend. Verstorend. Vervreemdend. Provocerend. Uitdagend. Subversief. Je exploreert in je kunst onbetreden terrein. Verzet je tegen het bestaande. Je ontdekt het nieuwe. Je werk is revolutionair. Je biedt tegenwicht tegen statische tendensen in kunst en maatschappij – en je wilt er iets mee. Wat doe je dan?

Je zoekt vrienden. Geestverwanten, die hetzelfde willen als jij.

Een avant-garde van één man is tenslotte niks. Dan heb je hoogstens een genie. Verder dan enfant terrible zal hij het niet schoppen. Wil hij toch avant-gardist worden, dan moet hij zorgen dat hij vrienden maakt, die ook baanbreken in hun werk. En als hij dan op een dag in de krant of op tv over zijn kunst praat en niet langer ‘ik’ zegt maar ‘wij’, dan kun je voorzichtig gaan spreken van een avant-garde.

Dat is kenmerkend voor een avant-garde: die is altijd wij.

Het staat best lullig als je bijvoorbeeld avant-gardist bent en een manifest publiceert waarin je schrijft: ‘Goedemiddag. Ik breng u een nieuwe literatuur, en een nieuwe wereld op de koop toe. Ik werp al het oude omver.’ Dat komt niet over. Je bent al gauw de dorpsgek.

Het Constructivistisch Manifest (1920) riep op tot een kunst ‘opgebouwd op de echte wetten van het leven’: ‘Wij construeren onze werken, zoals het universum zichzelf construeert, zoals een ingenieur bruggen en een wiskundige formules construeert.’

Filippo Marinetti’s Futuristisch Manifest (1909) zei: ‘Wij willen de liefde voor het gevaar verheerlijken, de houding van wilskracht en stoutmoedigheid. De voornaamste elementen van onze poëzie zijn moed, durf en revolte.

Wij verklaren dat de pracht van de wereld zich heeft verrijkt met een nieuwe schoonheid: de schoonheid van de snelheid. Een racewagen (…) is mooier dan de Nike van Samothrace.’

En Manifest Dada (1920) brulde:

‘Aan het publiek

Voordat wij ons tussen jullie begeven om jullie rotte tanden, etterende oren en tongen vol gezwellen uit te rukken;

Voordat we jullie verrotte botten breken,

Voordat we jullie door cholera geteisterde buiken openrijten om jullie vette lever, jullie verachtelijke milt, en jullie diabetische nieren eruit te nemen en als kunstmest te gebruiken,

Voordat we jullie honger naar schoonheid, extase, suiker, filosofie, wiskundige en poëtische metafysische peper en komkommers vergallen,

Voordat we jullie desinfecteren met vitriool, jullie reinigen en met hartstocht vernissen,

Voordat we dit alles zullen doen,

Zullen we een groot antiseptisch bad nemen,

En wij waarschuwen jullie:

Wij zijn Moordenaars.’

Als je het zo formuleert, dan zegt de wereld: ‘Now we’re talking.’ Dat gaat ergens naartoe.

Maar ga het eens in je eentje en in de ik-vorm op het dorpsplein staan roepen. Dan zit je eerder in een dwangbuis dan in een talkshow op tv. Hoe gemeend en waar en intelligent het ook is wat je te melden hebt, bij Pauw & Witteman kom je pas als je met een groep bent. Een generatie. Een stroming. Een beweging.

De mensen willen stromingen. Ze willen een beweging. Van zo-en-zoveel mensen, in elk geval meer dan één. Aan het woord zie je het al: be-WE-ging. Een beweging van één is een be-IK-ging, daar zien de mensen niets in.

Je ontkomt er niet aan: de mensen willen nieuwe dingen. Ouwe troep, die kunnen ze thuis ook krijgen, of die hebben ze meestal al in overvloed. Vernieuwing doet de wereld draaien. En doldraaien. En doordraaien.

Maar wij, de echte kenners, weten dat de avant-garde enorm passé is. Dat is niet waar de interessante dingen gebeuren. De avant-garde is een schilfertje opium voor een vermoeid en blasé volk, dat niet echt belangstelling heeft voor de kunsten. De avant-garde is een kort geluid tussen twee heel lange stiltes. Avant-gardekunst is in deze tijd een speeltje voor een door alles-opzuigende-en-weer-uitspugende-media geregeerde maatschappij, die zich snel verveelt en weer andere kunst wil.

De ware avant-gardist weet dat als een avant-garde geaccepteerd wordt zij ophoudt avant-garde te zijn. Het grootste gevaar voor de avant-garde is niet dat ze heftig verworpen wordt, maar dat ze wordt geaccepteerd.

Wie werkelijk wil experimenteren en de dingen helemaal anders wil doen dan ze gedaan worden – wat van een avant-garde toch wordt verwacht – die moet zorgen dat hij ver van de avant-garde vandaan blijft. Daar is het te onrustig. Wie werkelijk iets van belang wil maken moet de verleiding van de vijftien minuten roem weerstaan en kiezen voor een eeuwigheid genialiteit in het verborgene. Voor de werkelijk avant-gardistische kunstenaar is er maar één mogelijkheid. Hij wordt après-gardist. Dan wordt hij tenminste met rust gelaten. Hij maakt nog steeds hetzelfde baanbrekende werk, maar houdt het uit de schijnwerpers van de hongerige, gretige, hijgerige maatschappij, die snakt naar weer een volgend ‘nieuw’, die hongert naar opnieuw vernieuwing.

Dan word je als James Incandenza, cineast. Après-garde-cineast. (Zie Comstock, Posner, and Duquette, ‘The Laughing Pathologists: Exemplary Works of the Anticonfluential Après Garde: Some Analyses of the Movement Toward Stasis in North American Conceptual Film (w/ Beth B., James O. Incandenza, Vigdis Simpson, E. and K. Snow).’ ONANite Film and Cartridge Studies Annual, vol. 8, nos 1-3, pp 44-117.)

Incandenza zag hoe regisseurs als Lang en Bresson op een goed moment uit de tijd raakten, en besloot behind the times te zijn. Tientallen jaren lang maakte hij, zonder te worden lastiggevallen, films, honderden in totaal, die baanbrekend waren, vooruitstrevend, et cetera. Een van de vele hoogtepunten in zijn oeuvre is Kinds of Pain (6 minuten, kleur, stom): 2.222 still-frame close-ups van blanke mannen met alle denkbare soorten pijn, van een ingegroeide teennagel tot cranio-faciale neuralgie tot onbehandelbare colo-rectale neoplastis. En Infinite Jest is onovertroffen.

James Incandenza is nooit doorgebroken bij het grote publiek.