De zesjarige Nadia Comăneci maakte radslagen op het schoolplein in een dorp in Roemenië toen Béla Károlyi haar ontdekte. De turncoach nam haar onder zijn hoede, op haar negende was ze nationaal kampioen, op haar veertiende won ze drie gouden medailles op de Olympische Spelen in Montreal. Voor haar oefening op de brug met ongelijke leggers kreeg ze een 10, een perfect score die niet eerder vertoond was op de Spelen en waar het scorebord geen raad mee wist – dat toonde een 1.00. Op dezelfde Spelen volgden nog zes tienen en in haar thuisland ontving Comăneci uit handen van Nicolae Ceauçescu de onderscheiding Held van de Socialistische Arbeid – zij was de gouden troef in de Koude Oorlog, maar een echt vrolijke indruk maakte het meisje in eerste instantie niet.

Verslaggever: ‘Waarom lach je nooit?’

Comăneci: ‘Omdat ik altijd aan mijn oefeningen denk.’

Comăneci zette in 1976 het turnen op z’n kop. De gymsport voor vrouwen was in het begin van de twintigste eeuw op een laag pitje begonnen, beoefend veelal door voormalige ballerina’s die medailles behaalden met het maken van elegante bewegingen. Het was een Russische coach die acrobatische elementen introduceerde en vanaf dat moment, begin jaren zeventig, domineerden meisjes uit het Oostblok de sport – piepjong, ijzersterk en onverslaanbaar. De discipline die met hun successen geassocieerd werd, sijpelde de Nederlandse turnsport binnen.

‘Toen ik begon, stelde het turnen in Nederland niet veel voor’, vertelde trainer Gerrit Beltman in de zomer van 2020 in het veel besproken interview in het Noordhollands Dagblad, zijn schuldbekentenis van grensoverschrijdend gedrag. Hij keek vooral naar Oost-Europa. ‘Daar kwamen de kampioenen vandaan. Ik kopieerde de aanpak, waarin het er niet zachtzinnig aan toe ging, klakkeloos.’ Hij stelde zich ‘spijkerhard’ op en gaf toe te hebben geslagen, gescholden, gekwetst en gekleineerd, denigrerende opmerkingen over gewicht te hebben gemaakt, naar eigen zeggen vanuit de overtuiging dat dat de manier was om een topsportmentaliteit te creëren. Dat hij nu met zijn bekentenis naar buiten trad, kwam ook voort uit een frustratie. ‘Ik was, en ben, niet de enige – integendeel. De kans dat je als turnster – en dan praat ik over de topsportkant – getraumatiseerd uit de strijd komt, is groter dan dat je onbeschadigd blijft.’

De schuldbekentenis veroorzaakte een lawine van reacties. Gymnastiekbond kngu had naar aanleiding van de Netflix-documentaire Athlete A, over jarenlang seksueel misbruik door de arts van het Amerikaanse turnteam, Larry Nassar, vlak daarvoor al opdracht gegeven tot onafhankelijk onderzoek. Uit het rapport Ongelijke leggers van Marjan Olfers en Anton van Wijk, dat in april 2021 verscheen, bleek dat twee derde van de deelnemende oud-gymsporters te maken kreeg met een vorm van grensoverschrijdend gedrag. Hoe hoger het niveau, hoe meer grensoverschrijdend gedrag – 85 procent van de deelnemende oud-topsporters gaf aan ermee in aanraking te zijn geweest.

De geest was uit de fles en Nederland sloot aan in de rij landen waar misstanden in de gymsport, specifiek in het turnen, naar buiten waren gekomen, waaronder Engeland, Nieuw-Zeeland, België en Zwitserland. De kngu legde het topsportprogramma van het Nederlandse vrouwenturnen in een Olympisch jaar tijdelijk stil.

Schokkende persoonlijke getuigenissen van de misstanden deden de ronde in de media, zachter klonken geluiden over de gevolgen van decennialang grensoverschrijdend gedrag. De kans dat je als topturnster uit het verleden onbeschadigd bleef, bleek inderdaad gering.

In topsport worden voortdurend grenzen verlegd en soms overschreden. In het rapport Ongelijke leggers komt een aantal karakteristieken van de gymsport aan bod waar de argeloze televisiekijker waarschijnlijk niet bij stilstaat. Het is zowel een esthetische als een acrobatische sport, een intense en een vroeg-ontwikkelsport, waarbij topatleten op zeer vroege leeftijd zijn gestart. Het is een aanrakingssport, waarbij de trainer de atleet fysiek aanraakt, en een jurysport, waarbij voor de prestatievergelijking tussen turnsters onderling punten worden afgetrokken voor gemaakte fouten. Het is ook een concentratiesport waarbij het rapport spreekt van een ‘gevaarlijke’ sport. ‘De sporter wordt continu uitgedaagd om angst, bijvoorbeeld om te vallen, te overwinnen. (…) De afhankelijkheid van de trainer is zeer groot. Immers, de trainer zal het kind aanmoedigen “door de angst heen te gaan” om bijvoorbeeld een sprong op de balk te wagen, waarbij het kind erop moet kunnen vertrouwen dat het wordt opgevangen als het mis gaat.’ Het zijn karakteristieken die de sport kwetsbaar maken voor grensoverschrijdend gedrag. De gevolgen voor de rest van het leven van de turnsters zijn er direct mee verbonden.

‘In de vroege kinderjaren zijn dingen kapotgemaakt die niet ineens opgelost zijn omdat men nu zegt: oké, wat jullie zeiden is waar’, vertelt Simone Heitinga in een online gesprek samen met Stasja Köhler. Mensen denken bij topturnsters vaak aan tienermeiden die met een medaille op een podium staan, maar op twaalfjarige leeftijd bén je al topsporter, legt ze uit. Heitinga en Köhler begonnen als zes- en vijfjarige meisjes met turnen en behaalden begin jaren negentig samen 26 gouden medailles bij Nederlandse kampioenschappen. In 2013 schreven zij hun memoires over het leven als pupillen onder trainer Beltman.

De onvrije oefening is geschreven door de ogen van de meisjes die zij waren en geeft een zeldzaam inkijkje in het kind als speelbal van een volwassene. We volgen hun jonge topcarrière, maken mee hoe Köhler wordt gescout door niemand minder dan Béla Károlyi, de Roemeense trainer die samen met zijn vrouw Martha nu in de Verenigde Staten de dienst uitmaakt (ze gaat uiteindelijk niet bij hem trainen). We zien de realiteit van hun jonge leven dat met uiteindelijk veertig uur per week trainen volledig uit turnen bestaat. Er is de dagelijkse cyclus van fysiek en emotioneel geweld, de klok rond omdat ze ook bij de trainer in huis wonen en vanaf dertien jaar niet meer naar school gaan, en er zijn de extremiteiten.

De angst was het ergst, zeggen ze allebei, de angst zowel voor de trainer als voor de oefeningen, en die valt in het turnen vaak samen met reëel gevaar tot gevolg. Köhler: ‘Je doet oefeningen hoog in de lucht en als je die niet geconcentreerd uitvoert, dan speel je met je leven. Als je voor alles en nog wat wordt uitgescholden, verlies je de focus.’

Angst is in hun boek een terugkerend thema, elke training weer. Voor de arabier-flikflak-dubbele salto af, voor het vluchtelement tkatchev dat Köhler de ‘salto mortale’ noemt. Het mentale spel van wel of niet worden opgevangen, en als het misgaat niet worden geholpen, gehoord of getroost, is minstens zo pijnlijk als de fysieke ontberingen. Lichamelijk contact was problematisch, door het verstoorde contact met ouders kenden ze vanaf jonge leeftijd geen genegenheid meer. Heitinga: ‘Elke aanraking bestond uit angst of pijn. Ik werd alleen aangeraakt om me in een houding te zetten of om me iets te laten doen wat ik niet durfde. Wij waren jonge turnsters en als wij die dubbele flikflak niet durfden te maken, dan was het heel makkelijk. Je kon ons gewoon door de lucht gooien.’

Heitinga en Köhler zeggen zich bewust te zijn van de extreme situatie waarin zij als jonge turnsters verkeerden en benadrukken dat niet alle turntrainers zo waren. Ze hebben het ook niet over de ‘harde aanpak’ in topsport, waar in de discussie over misstanden vaak mee geschermd wordt, maar over mishandeling. Een ‘grote groep’ ging volgens hen op dat vlak in hun tijd over de schreef, hoewel er enkelen waren die toen al zeiden: daar doen wij niet aan mee. Heitinga: ‘Die keus had je als volwassen turntrainer dus wél.’

Tegelijk wisten zij bij het schrijven van hun boek al dat de problemen diepgeworteld zaten in de turnsport. Achterin namen ze onthutsende interviews op met de generaties topturnsters voor en na hen. Zo beslaat De onvrije oefening dertig jaar turnleed. Köhler: ‘We hebben naar buiten gebracht wat wij hebben meegemaakt om misstanden uit de doofpot te halen en omdat we wilden dat het zou stoppen. Dat trainers niet gewoon hun gang konden blijven gaan zonder dat iemand ooit zijn mond had opengedaan.’

Het leverde in 2013 een mediastorm op en Heitinga en Köhler kregen veel reacties van oud-turnsters die zich in hun verhaal herkenden, maar die er op dat moment niet mee in de openbaarheid durfden te treden. Toen werd het toch weer stil. Achter de schermen werd de verandering ingezet, maar er kwam geen hulp voor de oud-turnsters die zich hadden uitgesproken. En het was niet de eerste keer dat de noodklok over de turnsport was geluid: in 2011 waren vier voormalige topturnsters naar buiten getreden in het sportmagazine Helden, in een stuk getiteld De terreur van het turnen.

‘In de vroege kinderjaren zijn dingen kapotgemaakt die niet ineens opgelost zijn omdat men nu zegt: oké, wat jullie zeiden is waar’

In tien jaar tijd maakte de wereld een draai en de sportwereld bewoog mee. Slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag namen het woord en voor het eerst werd naar hen geluisterd. Simone Biles werd door Time Magazine uitgeroepen tot atleet van het jaar 2021, niet omdat ze op de Olympische Spelen in Tokio zoveel gouden medailles in de wacht sleepte, want dat deed ze tegen alle verwachtingen in niet. Ze werd geprezen omdat ze zich uitsprak over wat haar op de Spelen was overkomen, meters in de lucht toen haar lichaam plots niet meer wist wat het moest doen, een zogenaamde ‘twistie’.

Ze trok zich terug voor bijna het hele toernooi en zette daarmee de mentale gezondheid van sporters op de kaart. Ook zij was naar buiten getreden als een van de slachtoffers van Nassar en afgelopen september legde ze in een getuigenis voor de Senaat de link tussen het misbruik en wat haar overkwam op de Spelen. Ze begon de getuigenis met een uitspraak van Nelson Mandela: ‘Er kan geen duidelijkere onthulling van de ziel van een samenleving zijn, dan de manier waarop ze haar kinderen behandelt.’

In Nederland stelden oud-turnsters, veelal van de jongere generaties, zich kwetsbaar op door na Ongelijke leggers aan te schuiven bij talkshows en hun worsteling met het leven na de sport te delen. Ze maakten kenbaar hoe kwetsbaar de geest is, ook met een topsportmentaliteit.

Een van tientallen aanbevelingen uit Ongelijke leggers is de aanbeveling van een goed hulptraject, met specialistische en langdurige zorg. De klachten en de mate daarvan verschillen per slachtoffer, maar het rapport stelt dat het om een ernstig trauma kan gaan. ‘Het zelfverdedigingssysteem is dermate ontwricht dat zij hun identiteit kwijt zijn geraakt omdat zij als object zijn behandeld. Zij worstelen met de zingeving van hun leven.’

De recente documentaire Mist van filmmaker Sophie Kalker brengt dat kraakhelder in beeld. We zien Stéphanie Tijmes als turnend meisje die medailles haalt en als volwassen vrouw die teruggaat naar de turnzaal waar ze jarenlang overgeleverd was aan de grillen van de trainer. Daar blokkeert ze, zegt dat ze niet scherp meer kan zien – mist. In een scène bij een psycholoog zien we de angst in haar naar boven komen wanneer de man zijn stoel een stukje in haar richting schuift.

Tijmes vertelt dat ze niet als mens bestaat maar als robot functioneert, nog steeds, als een robot die de dingen doet die ze moet doen maar niet normaal de dag door kan komen. Het is niet zo dat de erge periode achter haar ligt, zegt ze: ‘Juist de periode erna is superzwaar, misschien wel zwaarder omdat je toen toch in de overlevingsstand stond. Dan ben je gestopt en moet je ineens gaan functioneren in de maatschappij. Hoe dan?’

© Aart-Jan Venema

Op verzoek van de overkoepelende sportorganisatie noc*nsf, in samenspraak met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ontwikkelde het umcg een ‘transdiagnostisch’ en gespecialiseerd behandeltraject gericht op oud-gymsporters. Dat is onlangs van start gegaan en psychiater en hoofd patiëntenzorg Radboud Marijnissen en psychiater in opleiding Hester Eppinga ontvangen me in het Universitair Centrum Psychiatrie in Groningen. Eppinga vertelt: ‘Oud-turnsters kunnen veel verschillende problemen ontwikkelen, afhankelijk van iemands aanleg, temperament, thuisomgeving en met welke trainer ze in aanraking kwamen. Ze zijn in de zorg tot nu toe vaak van het kastje naar de muur gestuurd omdat er steeds behandeld is vanuit losse diagnoses. Wij kijken naar de onderliggende problematiek zoals die ontstaan is in de specifieke context van de kindertijd en de sporttijd. Wat is het existentiële trauma waar we ons op moeten richten?’

Eppinga is zelf oud-turnster en zat in de onafhankelijke begeleidingscommissie van Ongelijke leggers. In 2020 schreef ze een indrukwekkend opiniestuk in de NRC waarin ze haar persoonlijke en professionele ervaring samenbracht. De behandeling in het umcg werd ook ontwikkeld met hulp van oud-topturnsters die hun ervaringskennis deelden, wat van grote waarde was.

Dat het trauma in de kindertijd ontstond, is essentieel: ‘In de kindertijd ontwikkel je juist je identiteit. Als bepaalde basisbehoeften op dat moment niet vervuld worden, ga je zogenaamde overlevingsstrategieën ontwikkelen. Die overlevingsstrategieën worden dan onderdeel van je identiteit.’ Ze noemt als voorbeeld het afsluiten en het blokkeren van gevoel en emotie. Marijnissen vult aan: ‘Je sluit je ook af voor het lichaamsgevoel, voor hoe je je lichaam ervaart. Daarom denken wij dat ook lichaamsgerichte therapie belangrijk is. Tussen de geest en het lichaam is een scheiding aangebracht en om weer goed te voelen, moet je beide kanten weer samen zien te krijgen.’

Je moet daarbij niet denken aan oefeningen uit de gymsport, maar aan het bewustzijn van lichamelijke gewaarwordingen. Daarnaast gaat het erom patronen te leren herkennen. Eppinga vertelt: ‘Er is onder oud-turnsters bijvoorbeeld veel strengheid naar zichzelf, een grote veeleisendheid waarbij de stem van de trainer is geïnternaliseerd. Je denkt dat die stem je eigen stem is geworden en op een gegeven moment ga je jezelf dan net zo behandelen. Dat is een patroon waar je je bewust van kunt worden en dat je vervolgens kunt leren veranderen.’

Het traject bestaat uit een groepsbehandeling gecombineerd met individuele behandeling. Beide vullen elkaar aan, waarin de groep een bijzondere plaats inneemt. Want ook al lopen de klachten uiteen, vertelt Marijnissen, de oud-turnsters hebben ook veel gemeen. Bijvoorbeeld het gevoel nooit goed genoeg te zijn, ontstaan vanuit de focus op prestatie waar het zelfbeeld aan gekoppeld is geraakt, en een stagnatie in de ontwikkeling van hun identiteit. De lichamelijke klachten en de vermoeidheid waar ze nog altijd mee kampen, noemt hij indrukwekkend.

De problemen zijn bovendien in een groep ontstaan, zegt Eppinga: ‘In de turnhal stond je met een groep meisjes, maar je was een individu in die groep. Je mocht nauwelijks met elkaar praten en elkaar niet troosten, je wist niet eens hoe je elkaar móest troosten. In die zin is een groepsbehandeling ook een herstellende emotionele ervaring, waarbij je leert dat anderen wel te vertrouwen zijn. Juist uit verbinding haal je herstel.’

Deelnemers zijn afkomstig uit het hele land en om hoeveel oud-turnsters het bij de eerste behandeling gaat, laten Eppinga en Marijnissen in het midden. Het programma is een pilot, de groepstherapie loopt in eerste instantie een half jaar en zal wetenschappelijk worden geëvalueerd. Het doel is om de opgedane kennis te delen met andere plekken in het land en mogelijk ook internationaal. Het traject is inmiddels ook opengesteld voor andere sporten.

Hoe gedetailleerd Heitinga en Köhler ook over hun jeugd als topturnster kunnen schrijven, praten over de gevolgen voor de rest van hun leven is moeilijk. Ze vertellen van oud-turnsters om hen heen, hoe sommigen helemaal geen leven hebben kunnen opbouwen. Maar Heitinga zegt dat ze met haar problemen nog altijd aan de slag moet, na al die tijd nog helemaal aan het begin staat, en weet dat dat voor veel oud-turnsters geldt. Ze leest enkele klachten uit Ongelijke leggers op – posttraumatische stressstoornissen, depressiviteit, zelfmoordpogingen, eetstoornissen en identiteitsproblemen – en kan die alleen maar beamen. De disbalans tussen lichaam en geest herkent ze. ‘Je bent altijd gestuurd met je lichaam, letterlijk, altijd in een houding geduwd, ondersteboven gegooid, op je handen gezet. Als je zoveel angst voor een beweging hebt, en je maakt die uit nog meer angst voor een trainer, dan raak je het contact tussen je gevoel en je lichaam kwijt.’

Nee, het turnen volgen ze niet, maar Köhler zit wel in een klankbordgroep van haar oude turnclub. Daar geeft ze onder meer het advies om bij trainingen af en toe ook iets ‘leuks’ te doen, een spel waarbij turnsters toch in beweging zijn maar ook plezier kunnen maken.

‘Ik merk soms nog weerstand bij fanatieke ouders. Die willen die achtjarige kampioen, die willen die medaille’

Bij het schrijven van hun boek waren ze er nog niet klaar voor om hun ervaringen ‘kindermishandeling’ te noemen, nu zouden ze dat wél doen.

In een pijnlijke scène in Athlete A zien we de Amerikaanse turnster Kerri Strug in de finale van de meerkamp op de Olympische Spelen van 1996 in eigen land. Ze neemt de paardsprong, komt verkeerd terecht, vergaat van de pijn maar moet voor de gouden medaille voor Team USA nog een keer. Vanaf de zijlijn schreeuwt Béla Károlyi haar toe dat ze het kan. Ze neemt de aanloop met wat achteraf zal blijken een ernstige enkelblessure, maakt de sprong, behaalt de score die de winst oplevert en schreeuwt het dan uit van overwinning, en pijn. Strug werd onthaald als een held, door Károlyi naar het podium gedragen.

Marieke van der Plas trad in 2017 aan als directeur van de kngu. Ze kende het verhaal van seksueel misbruik door Nassar, maar in Athlete A zag ze welke onderliggende mechanismen in de cultuur die misstanden mogelijk maakten en in stand hielden.

Van der Plas zegt in een gesprek aan de telefoon dat heel veel wél goed gaat in de gymsport, dat 95 procent recreanten zijn die gewoon vrolijk gymmen. Naarmate het competitieve element in de sport toeneemt, stijgt het risico dat iets misgaat. In een interview in Trouw in juli 2020 riep ze (oud-)turnsters op om ervaringen met grensoverschrijdend gedrag te melden en de respons was groot. Ook kwamen er steeds meer verhalen in de media over misstanden in de gymsport. Een onafhankelijk en wetenschappelijk onderzoek was de volgende stap, die Van der Plas niet over de Olympische Spelen heen wilde tillen. Het rapport moest zowel erkenning geven aan het verhaal van oud-turnsters als vorm geven aan de toekomst van de sport. ‘Tot dat moment was grensoverschrijdend gedrag in de sport een blinde vlek. We hadden zo’n rapport ook nodig om door te dringen tot de politiek, om de ernst van de situatie te laten zien. Het heeft opgeleverd wat ik hoopte: de keiharde werkelijkheid.’

De kngu had na eerdere verhalen volgens Van der Plas wel degelijk stappen ondernomen, maar niet voldoende. ‘We liepen er voortdurend tegenaan dat we zowel in preventieve als in sanctionerende zin, als ook in de bespreekbaarheid van het thema, over te weinig middelen en capaciteit beschikten om echt een verandering door te kunnen voeren.’

Nu kan de bond rekenen op steun van het ministerie van vws en wordt nauw samengewerkt met onder meer Centrum Veilige Sport en Slachtofferhulp Nederland. Het Algemeen Tuchtreglement, dat zich vooral richtte op seksueel grensoverschrijdend gedrag, werd in 2020 uitgebreid met artikelen op het gebied van andere soorten van grensoverschrijdend gedrag, waaronder psychische en emotionele mishandeling, iets waar de bond al tien jaar op hamerde.

De kngu pleit voor een veelomvattende cultuurverandering en wil gehoor geven aan de aanbevelingen in Ongelijke leggers, waar mogelijk: het meer-ogen-principe bijvoorbeeld, dat ervoor moet zorgen dat een trainer niet alleen in de turnhal staat, is voor de bond onmogelijk te controleren bij negenhonderd turnclubs. Maar een hulptraject werd ontwikkeld, met naast het programma in het umcg tal van initiatieven in samenwerking met Centrum Veilige Sport en Slachtofferhulp, waaronder een chatfunctie waarbij kinderen met een hulpverlener kunnen praten. De kngu bood excuses aan richting oud-turnsters en er werd een financiële tegemoetkomingsregeling aangekondigd, bestemd voor sporters die op het hoogste niveau te maken kregen met grensoverschrijdend gedrag en nog dagelijks de gevolgen ondervinden. Het gaat in eerste instantie om een groep van ongeveer honderd oud-turnsters die in aanmerking komen voor vijfduizend euro – de precieze regeling wordt dit voorjaar gepubliceerd.

De bond stelde een opvolgingscommissie samen met de taak gevraagd en ongevraagd te adviseren, vorderingen te monitoren en onafhankelijk naar het publiek te rapporteren.

Voor de toekomst is het streven een sport die beter aansluit bij de ontwikkeling van het kind. Die pedagogische vernieuwing was de kngu al gestart, maar met het rapport kon de bond daar gerichter mee aan de slag gaan. Op jonge leeftijd zijn er geen wedstrijden of alleen in teamverband, en meer ‘meetmomenten’ waar het kind een sticker kan krijgen. Het Nederlands kampioenschap voor achtjarigen werd afgeschaft – alles om maar langer onbezorgd te kunnen oefenen.

Er zijn hobbels te nemen, vertelt Van der Plas, want hoe krijg je volwassenen – trainers, ouders, juryleden – mee? ‘Ik merk soms nog weerstand bij fanatieke ouders. Die willen die achtjarige kampioen, die willen die medaille. Speelmomenten, zeggen zij, waar gaat dat over? Mijn kind moet leren winnen en verliezen. We hebben echt nog wat zendingswerk te doen.’

Trainers en coaches zijn essentiële schakels en hun reactie op de ingezette cultuurverandering wisselt sterk. Samen met opleidingsinstituut Cios is zojuist een nieuwe trainingsopleiding van de kngu van start gegaan die vertrekt vanuit een pedagogisch-didactische invalshoek. Dat was nooit een vereiste en dat geldt niet alleen voor de gymsport, maar voor de gehéle sport, vertelt Van der Plas. Met honderd verse trainers voor een hoog niveau hoopt zij op een ‘sneeuwbaleffect’ richting de vijfduizend trainers en coaches die de Nederlandse turnwereld telt, en richting de sportwereld als geheel.

Op de vraag of op prestaties, die in de Nederlandse sport zijn gekoppeld aan de inkomsten voor een bond, moet worden afgedongen om pedagogischer te werk te gaan, antwoordt Van der Plas dat ze denkt dat het turnen juist medailles heeft misgelopen in tijden dat ze te veel op prestaties gefocust waren. ‘Het wil niet zeggen dat prestaties nu een vies woord zijn, maar wel dat we moeten nadenken over hoe het topsportklimaat in Nederland zo in te richten dat sporters gelukkig en gezond blijven. Als wij de komende jaren minder zouden presteren, bijvoorbeeld bij de Olympische Spelen in Parijs, dan is dat niet omdat we pedagogischer zijn gaan doen, maar wel omdat we bepaalde keuzes in de coach-staf hebben gemaakt en tijd nodig hebben om die weer op te bouwen. We hebben daar met noc*nsf goede gesprekken over.’

Ook internationaal lobbyt ze voor verandering. In Nederland krijgen turnsters sinds 2018 bijvoorbeeld geen puntenaftrek meer voor het dragen van een broekje op wedstrijden, internationaal ligt dat anders. De leeftijdsgrens voor de Spelen, die voor de turnsport nu ligt in het jaar dat iemand zestien wordt, zou de kngu graag naar achttien willen. Een hogere leeftijd om te pieken haalt de druk van de vroege kinderjaren af. Dat op de afgelopen Spelen een skater van twaalf jaar meedeed, noemt Van der Plas onbegrijpelijk.

De turnwereld was de eerste sport om grootschalig, over een periode van dertig tot veertig jaar, doorgelicht te worden. De sport kwam in een impasse, de Olympische Spelen in Tokio in 2021 verliepen dramatisch, maar loopt nu ook voorop. Ondertussen komen misstanden uit andere sporten naar buiten, zoals recent de verhalen van triatleten. Het ministerie van vws kondigde in oktober een grootschalig cultuuronderzoek aan naar álle takken van sport, naar alle 77 bij het noc*nsf aangesloten sportbonden. De eerste resultaten worden dit voorjaar verwacht. Ervaring met hulp en nazorg, met erkenning, tuchtrecht en pedagogisch beleid, ligt dankzij de turnsport voor een deel vast klaar.

Nadia Comăneci is de jongste Olympische turnkampioen ooit en zal dat blijven. Vorig jaar schreef een Roemeense journalist op basis van geheime politierapporten over extreme trainingsmethoden van Károlyi in communistisch Roemenië. Zijn gymnasten zouden uitgehongerd zijn tot het punt dat ze stiekem tandpasta aten. Een trainer uit die tijd getuigde in de media van misstanden en herinnerde zich een turnster met een wond in de hand die reikte tot op het bot, die met een lik magnesium terug de hal in gestuurd werd.

Comăneci vluchtte ook naar de Verenigde Staten en werd een belangrijke figuur voor het internationale turnen, maar heeft zich niet publiekelijk over misstanden uitgesproken. Aan het begin van het nieuwe jaar deelde ze op Twitter een foto van een barbiepop die eens werd uitgegeven naar haar gelijkenis. De pop draagt een gympakje met de blauw-geel-rode strepen van haar land en heeft een gouden medaille om haar nek. Ze schreef erbij: ‘My little piece of history’.

Athlete A is te zien op Netflix
Mist is terug te zien op bnnvara.nl